vak & mens cover

Partner & duizendpoot

Een goed advocaat maakt nog geen goede vennoot. Ambitie alleen is onvoldoende om de stap naar partner te zetten. Het vergt ook managerial skills en ondernemerschap.

Tony Vermeulen (42) is sinds kort partner bij act Fort Advocaten in Amsterdam. Samen met een medepartner leidt hij het Corporate & Commercial Litigation-team, dat nog eens vijf medewerkers telt. Hij bereikte het partnerschap niet door bij zijn eerste kantoor te blijven, maar door over te stappen.

Vermeulen werkte eerder jarenlang bij Loyens & Loeff, waar hij het tot senior medewerker schopte. ‘Op een gegeven moment kom je op een positie dat je steeds meer verant­woorde­lijk­heden krijgt. Maar nog steeds is wat je echt moet doen vaak moeilijk in te schatten. Als advocaat word je in alles getraind, zowel vakinhoudelijk als in soft skills. Verrassend genoeg, hoewel dat misschien een van de belangrijkste stappen is die je kunt maken, is het nog redelijk vaag wat je daadwerkelijk moet doen om partner te worden. Je zou zeggen dat het relatief makkelijk is om tegen de mensen die dat ambiëren te zeggen waaraan ze moeten voldoen. De realiteit is dat dat niet altijd even duidelijk is.’

Tony Vermeulen

Advieskantoor BDO in Amstelveen start dit voorjaar met een training voor partners in spe. ‘Partnerschap is een belangrijk thema binnen kantoren. Voor de meeste advocaten vormen de juridische inhoud en de vaardigheden die daarbij horen de hoofdmoot. Maar als je de stap naar partner maakt, wordt er plots veel meer van je gevraagd. Een managementpositie vereist andere vaardigheden,’ zegt programmaleider Max Pieter Dijkstra.

Een partner draagt meerdere petten, licht hij toe. ‘Je moet vakinhoudelijk goed zijn, maar dat zit doorgaans wel snor. Anders was je niet zover gekomen. Op de commerciële vaardigheden en HR-vaardigheden is meestal de nodige ontwikkeling gewenst. Daarnaast ben je als partner ook ondernemer en aandeelhouder. Je zit aan tafel bij de strategie­vorming. Niet onbelangrijk in een tijd die zich kenmerkt door verandering, door toenemende digitalisering en AI-ontwikkelingen. Het doorgronden van de financiële huishouding is ook niet altijd een kernactiviteit bij juristen.’

Vooral het ondernemerschap ligt voor veel advocaten ver van hun bed, constateert Dijkstra. ‘Ze zijn gewend dat er veel voor hen wordt geregeld, zeker bij de grotere kantoren. Als ondernemer komt er meer op je af dan enkel het oprichten van een entiteit. Vooral financiële en fiscale thema’s, zoals risicomanagement en estateplanning, worden als uitdagend ervaren.’

Het partnerschap mag dan ook niet worden onderschat, vindt Joost Vat, management­consultant bij BDO. ‘Naast je vak en je klanten ben je plotseling verantwoordelijk voor je mensen. Voor het aantrekken en het behouden van medewerkers. Daarnaast krijg je een rol voor het kantoor als totaal en je krijgt te maken met de belangen van de medevennoten. Dan heb je ook nog de klassieke uitdaging van je medepartners: de wat jongere partners die nog een jaartje of tien, vijftien mogen en de uittredende partners die graag wat extra dividend ontvangen. Ineens zit je ook in dat soort dynamiek. Het maakt nogal verschil of je klanten daarover adviseert of dat het om jezelf gaat.’

‘Het is een utopie te veronderstellen dat iedereen overal even goed in is en alles moet kunnen’

Een advocaat die de stap maakt van loondienst naar equity partner, moet als ondernemer gaan denken, licht Dijkstra toe. ‘Het partnertraject duurt bij de meeste kantoren een jaar of drie, maar de ambitie is er vaak al eerder, dus je leeft lang toe naar die stip op de horizon. Als je eenmaal op dat punt bent beland, kan het in de praktijk best tegenvallen. Je wordt onderdeel van een bestaande partnergroep, met een zekere modus operandi. Er is een besluitvormingscultuur, de politieke verhoudingen zijn bepaald. Dan kom jij als junior aan tafel en mag je jezelf gaan bewijzen. Het duurt vaak even voordat je jouw stempel kunt drukken.’

De ideale partner is een schaap met vijf poten, die op alle fronten uitblinkt. Dat soort mensen moet met een lampje worden gezocht, zegt Vat. ‘Het is een utopie te veronderstellen dat iedereen overal even goed in is en alles moet kunnen. En vakinhoudelijk én commer­cieel én managerial. Beter is het om te zien waarin mensen het verschil maken en elkaar kunnen aanvullen. Als kantoor moet je durven differentiëren binnen de partnerpool.’

De nieuwe partner moet zich bewust zijn van zijn sterke én zwakke kanten, stelt zijn collega Dijkstra. Zelfkennis is in zijn ogen cruciaal. ‘Je moet weten wat je drijfveren zijn, waar je goed in bent, waar voor jou uitdagingen liggen en wat daarbij belemmerende factoren zijn. Als je dat op een rijtje hebt, kun je gericht keuzes maken. Zo’n kompas is essentieel om in je rol te kunnen groeien.’

Dat betekent niet dat iedereen in de wieg is gelegd om mede-eigenaar te worden, meent Vat. ‘Om partner te kunnen worden, moet je wel op alle vlakken minimaal een 6 of een 7 scoren. Niet iedereen kan die rol pakken, we hebben het hier over de talenten die het in zich hebben om breed georiënteerd te opereren. Maar ik geloof sterk in gedeeld leiderschap. Waar is de één een 9 in, de ander een 7 en andersom? Hoe versterken ze elkaar? Dat vraagt dat iedereen weet wat zijn kracht is, waar hij lol aan beleeft.’

Mannencultuur

Is het voor mannen al een uitdaging om partner te worden, voor vrouwen ligt dat vaak nog lastiger. Veel kantoren proberen weliswaar meer balans te brengen in de man-vrouw­verhouding, maar dat gebeurt vooralsnog met wisselend succes. Verreweg de meeste partners zijn man. Binnen de advocatuur overheerst de mannencultuur en dus hebben vrouwen een extra handicap, constateert Leontien Buddemeijer, psycholoog en docent bij opleidingsinstituut OSR. Buddemeijer is betrokken bij het Women Leadership Programme (WLP) van OSR, een ‘leiderschapsprogramma voor talentvolle vrouwen in de advocatuur’. ‘De advocatuur is van oudsher een beroep met een mannelijke cultuur. Zo’n cultuur is gericht op competitie, de baas willen spelen, snel besluiten en zelfvertrouwen uitstralen. Binnen een vrouwencultuur geldt het omgekeerde. Daar overheerst de wens om aardig gevonden te worden, erbij te horen, juist niet af te wijken. Dat resulteert in veel meer twijfel, zelftwijfel ook. Als je die twee culturen samenbrengt, zonder dat je snapt dat ze verschillend zijn, dan ontstaan er veel misverstanden.’

Een vrouw op weg naar het partnerschap dient zich daarvan bewust te zijn, zegt Buddemeijer. ‘Je moet je realiseren dat het niet zozeer om jouw individu­ele kwaliteiten gaat, maar dat het een culturele kwestie is. Dat maakt dat je je meteen al sterker voelt. Als je jezelf krachtiger voelt, wordt het ook gemakkelijker om je krachtiger uit te spreken. Dat is precies wat vrouwen vaak vergeten. Denk aan de brave meisjes op school. Die worden beloond omdat ze zo braaf zijn. Maar in het werk wordt braafheid helemaal niet beloond. Dan moet je je juist duidelijk uitspreken. Ik wil dit. Ik kan het. Als je twijfelt tot je honderd procent zeker bent, word je ingehaald door een ander.’

Bestuursrechtadvocaat Anke Holtland (33) werkt sinds 2020 bij NautaDutilh in de Public Law & Regulatory praktijk. Op initiatief van het kantoor volgde zij bij OSR het op vrouwen gerichte programma.

Holtland is sinds een halfjaar counsel en wil toe­werken naar het partnerschap. ‘Mijn primaire carrièreplan is om een steeds betere advocaat te worden, dat vind ik het belangrijkste. Daarnaast heb ik inderdaad de ambitie om partner te worden, ja.’

Waarom? ‘Als partner ben je meer betrokken bij de besluitvorming en informatie-uitwisseling op kantoor. Je krijgt extra managementtaken en daarmee kun je ook meer betekenen voor de mensen in je team, andere kantoorgenoten en cliënten.’

Holtland zegt daarnaast partner te willen worden ‘in de context van maatschappelijke uitdagingen’. Wat bedoelt ze daarmee? ‘Steeds meer advocaten willen naast hun werk voor cliënten ook bijdragen aan de maatschappij. Ook is het belangrijk om op een goede manier om te gaan met de maatschappelijke ontwikkelingen en de veranderende behoeftes van cliënten en kantoorgenoten. Daar zou ik graag over meebeslissen.’

‘Als je twijfelt tot je honderd procent zeker bent, word je ingehaald door een ander’

Judith de Boer (37) werkt twaalfenhalf jaar bij Hertoghs advocaten, waarvan inmiddels drie jaar als partner. Ze heeft geen moment getwijfeld over de vraag of ze partner wilde worden, zegt ze. ‘Ik vond het een mooie uitdaging om bij dit kantoor mee te denken over de strategie en te bouwen aan de toekomst. Het kantoor bestaat al ruim 35 jaar en heeft een stabiele basis. Het is een mooie taak om daar een vervolg aan te kunnen geven.’

De weg naar het partnerschap verliep min of meer natuurlijk, legt De Boer uit. ‘Het is niet iets dat ik vanaf een bepaald moment heb nagestreefd. Ik ben er langzaam naartoe gegroeid. Na een tijdje bereikte ik een punt in mijn praktijk dat het partnerschap een logische stap bleek.’

Anke Holtland lijkt bij NautaDutilh een vergelijkbaar traject de volgen. Het besluit om het pad richting counsel in te slaan, is in overleg tot stand gekomen, zegt ze. ‘Het ging heel natuurlijk. Ik ben geleidelijk meer taken op me gaan nemen en heb meer verant­woorde­lijk­heid naar me toe getrokken. Het liep op dat moment ook zo in het team. Vervolgens kwam het gezamenlijke besluit dat dit een gepaste stap zou zijn. Die afweging is heel bewust gemaakt.’

Bij NautaDutilh werken rond de vierhonderd advocaten, van wie er 69 partner zijn. Bijna dertig procent van de partners is vrouw. Bij de counsels en de associates, het voorportaal van het partnerschap, is on­geveer de helft vrouw. Op basis van deze cijfers voorziet Holtland dat het percentage vrouwelijke partners verder zal toenemen. ‘Er zijn binnen het kantoor en ook binnen mijn team inmiddels de nodige rolmodellen,’ zegt Holtland. ‘Dat werkt inspirerend en maakt het gemakkelijk om je professionele ambities te bespreken.’

Acquisitie

Advocaat Tony Vermeulen landde na een tussenstop bij Pogust Goodhead begin dit jaar bij act Fort. Als één van de tien partners draagt hij omzet­verant­woordelijk­heid. ‘Acquisitie is een belangrijk punt. Bij na­genoeg alle kantoren wordt van de partners verlangd dat ze omzet genereren. Maar om de een of andere reden lijkt het dat veel kantoren minder de neiging hebben je ook daarin te begeleiden. Acquisitie is een vaardigheid die je medewerkers kunt leren, maar in mijn ervaring is de les vaak “je moet het gewoon gaan doen”. Ik heb dat nooit goed begrepen.’

‘Kijk, er zijn altijd geboren rainmakers die wakker worden en meteen twee of drie nieuwe zaken binnen­halen. Maar de meeste advocaten zijn vooral vakinhoudelijk goed. Acquisitie is vaak niet iets wat hen van nature ligt. Laat staan dat ze het leuk vinden. Daar zul je als kantoor extra aandacht aan moeten besteden. Je kunt mensen in het diepe gooien. Veel medewerkers die tien jaar of meer bij een kantoor zitten, zullen zich uiteindelijk ook wel redden. Maar ik ben er geen voorstander van.’

Bij act Fort heeft Vermeulen zijn draai gevonden. ‘­Acquisitie is natuurlijk meer dan langsgaan bij potentiële nieuwe cliënten. Het betekent ook dat je bestaande cliënten goed moet bedienen en lopende zaken goed behandelt. En dat je probeert kantoorbreed voor cliënten op te treden. Ik beleef er nog steeds veel plezier aan om achter mijn bureau conclusies te schrijven, maar ik vind het inmiddels ook leuk om serieus bezig te zijn met acquisitie en businessdevelopment. Hoe vaker je dat doet, hoe meer handigheid je krijgt. Dan leer je ook wat jou het beste ligt; de een floreert op congressen en (client) seminars, de ander houdt meer van publiceren. Iedereen heeft zijn eigen manier, de kunst is die te vinden.’

Commercieel trainer Rogier van Rappard, voormalig advocaat en betrokken bij BDO, onderschrijft dat. Iemand die het liefst achter zijn computer zit en annotaties bij HR-arresten schrijft, moet je niet naar een borrel sturen, beaamt hij. ‘Bij sommige mensen gaat het licht uit als ze moeten verschijnen op een netwerkborrel. Met wie moet ik praten? Waarover? Ze vluchten of bevriezen. Allerlei beperkende aannames komen bovendrijven. Maar je kunt veel dingen leren.’

Een andere manier van denken helpt al, zegt Van Rappard. ‘Op een netwerkbijeenkomst is het genoeg om op een ontspannen manier contact te leggen. Je hoeft niet meteen juridisch-inhoudelijk te gaan zenden. Gewoon een babbeltje van mens tot mens volstaat. Wat vond je van de lezing, wat brengt jou hier?’

Businessdevelopment is als een grote kist gereedschap, legt Van Rappard uit. ‘Het gaat erom dat je de tools moet vinden die bij jou passen. Je moet alles een keer proberen om uit te vinden welke dat zijn. Per saldo doet iedereen aan businessdevelopment, want iedereen heeft wel een netwerk. Gaandeweg ontwikkel je je vaardigheden. Ervaringen uitwisselen met peers is ook waardevol.’

Anke Holtland van Nauta ziet niet op tegen klantenwerving. ‘Dat is doorgaans iets wat we met het bredere team doen, hè? Dat ligt niet alleen bij de partner. Je groeit daar ook wel in. Ik ga nu ook mee naar kennismakingsgesprekken met cliënten en naar events.’

Ook netwerkbijeenkomsten schuwt ze niet. ‘Bij inhoudelijke events of presentaties voor bepaalde groepen cliënten is er na afloop vaak een borrel. Ik vind het leuk om verschillende mensen te spreken en om over ons vak te praten. En ook wel om af te tasten waar de behoefte zit van cliënten. Wat komt er op hun pad, waar lopen zij tegenaan?’

Anke Holtland

Ook Judith de Boer maakt gewag van een groeiproces. ‘Het is niet zo dat je opeens acquisitie moet gaan doen, als je partner wordt. Dat doe je eigenlijk al in kleine stapjes vanaf je jonge jaren. Het begint met publi­ceren, naar netwerkbijeenkomsten gaan, naar buitenlandse congressen en gaandeweg je eigen netwerk opbouwen. Als partner ga je niet opeens nieuwe dingen doen. Het is eerder een bevestiging van datgene wat je in de praktijk hebt bereikt.’

Work-life balance

Waar het partnerschap voorheen gold als zalig­makend, is dat nu niet meer vanzelfsprekend, beluisteren adviseurs en docenten in de praktijk. Joost Vat: ‘Het beeld dat het partnerschap geldt als heilige graal is aardig gekanteld. Soms moet je hard zoeken om talentvolle jonge mensen te vinden die ervoor willen gaan. Niemand zit te wachten op een scheve werk-privébalans, te veel ballen in de lucht, te hard werken. Partner worden voelt een beetje als life-time employment, terwijl je graag de flexibiliteit wilt behouden om misschien eens wat anders te gaan doen, of even niet zo hard te werken.’

Leontien Buddemeijer beaamt dat: ‘Zeker bij grote kantoren wil men nogal eens doen alsof het partnerschap de heilige graal is. Als je dat eenmaal hebt bereikt, nou, dan zit je voor de rest van je leven gebeiteld. Dat is natuurlijk niet zo. Het is niet meer dan een fase in het leven. En ook niet voor iedereen de beste stap.’

‘Klein beginnen, goed coachen en opbouwen. Dan is de stap naar het partnerschap ook kleiner’

Het noopt kantoren ertoe in een vroeg stadium in gesprek te gaan met potentiële partners, meent Joost Vat. ‘Het is belangrijk om mensen tijdig bij de hand te nemen en in die rol te laten groeien. Klein beginnen, goed coachen en opbouwen. Dan is de stap naar het partnerschap ook kleiner.

We zien vaak dat daar vrij lang mee wordt gewacht. De partners halen het werk wel binnen en gooien dat –⁠ gechargeerd gezegd ⁠– vervolgens over de schutting. Als je in zo’n situatie in één keer zelf partner wordt, sta je bleu in de wedstrijd. Beter is het dat je mensen al vrij snel meeneemt naar commerciële gesprekken, maar ook een stagiair aan hen koppelt. Dan kunnen ze in een vroeg stadium wennen aan het leidinggeven of aan het omgaan met klanten.’

Judith de Boer

Kantoren moeten hun talenten vooral blijven uit­dagen, adviseert Vat. ‘Het eigen vakgebied is natuurlijk eindeloos interessant. De jurisprudentie ontwikkelt zich voortdurend, daar kun je je gemakkelijk in verliezen. Maar als kantoor zoek je mensen die met een bredere blik naar de wereld, de maatschappij, de BV Nederland en het eigen kantoor kijken. En van daaruit de drijvende kracht van het kantoor worden. Alleen met vaktechniek ga je geen kantoor leiden.’

Deeltijd

Om de continuïteit te waarborgen, moeten kantoren overwegen het werk anders in te richten, meent Vat. Een partner dient niet alleen fulltime inzetbaar te zijn. ‘Het kan prima in deeltijd. Daar moeten we ook naartoe, anders krijg je die plekken niet eens gevuld. Daar zijn wel grenzen aan. Als je een eindverantwoordelijke rol hebt, dan moet je er wel zijn. Je kunt het best zo organiseren dat je er één dag niet bent. Maar vier dagen is het minimum.’

Counsel Anke Holtland werkt vijf dagen per week. Ze heeft vooralsnog geen plannen om daar verandering in te brengen. Mochten er in de toekomst kinderen in het spel komen, dan zullen er afspraken gemaakt moeten worden. De meeste partners van NautaDutilh werken vijf dagen. ‘Partners met jonge kinderen laten zelf weten wanneer ze andere verplichtingen hebben, en op bepaalde momenten niet beschikbaar zijn.’

Tony Vermeulen draagt evenmin zorg voor kinderen, hetgeen hem veel ruimte laat voor zijn werk. Partner ben je niet van negen tot vijf, weet hij inmiddels. ‘Je moet altijd aan kunnen staan. Ik heb er geen moeite mee als het een periode wat drukker is en ik langere dagen maak. Het hoort erbij, de advocatuur blijft een dienstverlenend beroep. Maar je moet wel het werk achter je kunnen laten zodra je die laptop dichtklapt.’

‘Als je partner bent kun je gemakkelijker schakelen tussen werk en privé’

Vermeulen werkt fulltime en vaak meer dan veertig uur per week. Niettemin moet een partner in deeltijd kunnen werken, meent hij. ‘Het is wat mij betreft een kwestie van goede afspraken maken en het werk goed inrichten. Ik merk wel aan mensen die vier dagen werken dat het bijna nooit écht vier dagen is. De economie draait nou eenmaal van maandag tot en met vrijdag.’

Judith de Boer van Hertoghs heeft nooit overwogen om in deeltijd te gaan werken, ook al heeft ze twee jonge kinderen. ‘Het is een kwestie van persoonlijke keuzes en overwegingen. Ik vind mijn vak erg leuk en ik werk graag fulltime. Ik kan dat goed combineren met het moederschap, dus deeltijd is voor mij niet echt een overweging geweest. Maar het kan bij ons kantoor wel.’

Volgens OSR-coach Leontien Buddemeijer kan het partnerschap juist meer flexibiliteit bieden. ‘Als je eenmaal partner bent, heb je over het algemeen net iets meer zeggenschap over je agenda. Dat maakt veel uit. De hoeveelheid werk is meestal niet het grootste probleem. De vraag is vooral wannéér je het kunt doen. Als je partner bent kun je gemakkelijker schakelen tussen werk en privé.’