actueel interview

Weerwind wil minister voor ‘duurzame rechtsbescherming’ zijn

Franc Weerwind staat voor de uitdaging de sociale advocatuur weer overeind te helpen én het toezicht te verbeteren. ‘Wat ik aanraak, wil ik goed doen.’

Verschil moet er zijn. VVD’er Sander Dekker kreeg in zíjn regeerakkoord de opdracht de gefinancierde rechtsbijstand op andere leest te schoeien en de kosten te beteugelen. D66’er Franc Weerwind kreeg aan de start een zak geld mee om de tarieven voor toevoegingen te verhogen conform de commissie-Van der Meer. De suggestie dat hij het daarmee een stuk gemakkelijker heeft, wijst de minister niettemin resoluut van de hand. ‘Ik heb ook een persoonlijke opdracht, een visie over de portefeuille rechtsbescherming. Ik wil geen ad-hocoplossingen, maar een duurzame infrastructuur neerzetten waarop kan worden voortgebouwd.’

Het maakt de zaken toch eenvoudiger als je met gulle hand kunt geven?

‘Helemaal niet. Ik heb dat gemerkt bij de DJI, waar ik 400 miljoen euro nodig had. Ik heb met veel moeite 220 miljoen kunnen vinden om duurzame investeringen te doen, voor problemen die er al geruime tijd lagen. Daar moest ik harde beslissingen nemen, wat wel en wat niet. Dat hoort weliswaar bij het besturen, maar is geen sinecure. In het regeerakkoord is 155 miljoen vrijgemaakt om de rechtspraak te versterken. Dat was ook hard nodig als je kijkt naar het aantal rechters, de capaciteit en de werkdruk. Als je de toegang tot het recht wilt behouden, heb je rechters broodnodig. Zo ligt er ook een harde opgave met betrekking tot de sociale advocatuur.’

Franc Weerwind (58) zetelt nu bijna een jaar op de achtste verdieping van het ministerie van Justitie en Veiligheid. Anders dan zijn voorganger – Weerwind is pas de tweede minister voor Rechtsbescherming – is hij geen jurist. Hij studeerde bestuurskunde, overigens zonder zijn bul te halen. De argwaan waarmee de D66’er in Den Haag door zowel politiek als juridisch Nederland werd begroet, heeft inmiddels plaatsgemaakt voor waardering. Weerwind werkt hard, maakt zich dossiers snel eigen en blijkt gemakkelijk in de omgang. De voormalig burgemeester (Niedorp, Velsen, Almere) toont zich toegankelijk, coöperatief en spreekt veelvuldig warme woorden. In de Tweede Kamer is zelfs de oppositie gecharmeerd van Weerwinds stijl.

Politiek klimaat

De huidige minister voor Rechtsbescherming trad aan op het moment dat Nederland in de ban was van de toeslagenaffaire. Daardoor is het politieke klimaat wel veranderd, constateert hij. ‘We durven nu de vraag te stellen of we voor alle Nederlanders dezelfde rechtsbescherming hebben. Het antwoord daarop is nee. Er is een grote groep kwetsbare Nederlanders die die toegang en de zelfredzaamheid niet heeft. Ik spreek dat hardop uit. Daar laat ik het vervolgens niet bij. Ik kijk ook hoe we dat kunnen oplossen. Dat is geen gemakkelijke opgave. Met name in deze tijd, met alle onzekerheden en spanningen in de samenleving, is de toegang tot het recht essentieel om de democratische rechtsstaat inhoud te geven.’

‘Ik laat mijn oor naar niemand hangen’

Volgens een recent arbeidsmarktrapport van Panteia dreigt er een tekort aan sociaal advocaten. Ondanks herhaald aandringen vanuit de Tweede Kamer laat Weerwind zich niet vermurwen tot acute maatregelen. ‘Ik weet nog niet in welke rechtsgebieden en regio’s dat probleem zich het snelst voordoet. Ik kan zelf het onderwijsrecht noemen, want daarin zijn maar twee specialisten werkzaam. Ik zoek met opzet contact met bij voorbeeld de VSAN, omdat ik niet vanuit een ivoren toren wil besturen. Ik wil vanuit de praktijk horen, zien en voelen wat er gebeurt en dat vertalen naar duurzaam beleid.’

De instroom moet in ieder geval omhoog, weet de minister. ‘Kijk naar de vergrijzing. Het probleem komt hard op ons af.’ Weerwind noemt dat een opdracht niet alleen voor hemzelf, maar voor de gehele advocatuur, inclusief de commerciële kantoren. ‘Ik wil niet dat stagiairs van een commercieel kantoor alleen een snuffelstage doen bij een sociaal kantoor.’

In opdracht van de Tweede Kamer werkt Weerwind aan een toekomstplan voor de sociale advocatuur, waarin hij ‘de spade dieper in de grond wil steken’. Daarin komt ook de gewenste rol van de commerciële advocatuur weer aan bod. Weerwind had de beroepsgroep uitgenodigd om uiterlijk deze zomer met concrete voorstellen te komen, maar dat heeft in zijn ogen niet voldoende opgeleverd. ‘Je kunt kennis en kunde delen met de sociale advocatuur, maar het moet nog een stap verder gaan. Laten we creatief zijn.’

Menskracht

Hoewel de opdracht de gehele advocatuur betreft, wil Weerwind dat met name de grote kantoren zich laten gelden. Nog deze winter gaat hij bij ze langs. ‘Met hun kennis en kunde kunnen grote kantoren de sociale advocatuur stutten, met name door de uitwisseling van menskracht en stagiairs. Ik ben van mijn kant bezig met de inkomens, door te kijken naar de puntentoedeling en de herijking van tarieven. Ik streef naar een substantiële verhoging. Maar het gaat ook om menskracht, om het delen van de schaarste. Op dat punt doe ik een beroep op de grote kantoren, die hebben de meeste mogelijkheden.’

‘Je kunt kennis en kunde delen met de sociale advocatuur, maar het moet nog een stap verder gaan’

Weerwind zegt ook de hogescholen en universiteiten te benaderen, met de vraag om in het curriculum de sociale advocatuur een plek te geven. Tot voor een paar jaar geleden kende de UvA de leerstoel Sociaal Recht, betaald door de Raad voor Rechtsbijstand. Die verdween met het vertrek van hoogleraar Mies Westerveld. Doodzonde, vindt Weerwind, daarmee suggererend dat de leerstoel weer in ere wordt hersteld. ‘Wil je de instroom vergroten, dan moet je studenten in aanraking brengen met het prachtige vak van de sociale advocatuur. Ik kan niet beslissen over het curriculum, maar ik leg dit punt wel op tafel. Hier is sprake van een leemte, een gap. Het is een maatschappelijke opgave daar wat aan te doen. Bovendien ligt er ook gewoon een mooie kans op werk. Laten we daar dus gezamenlijk invulling aan geven.’

Gewetensvraag. Vindt u dat u bezig bent het beleid van Sander Dekker te herstellen?

‘Ben ik met een hersteloperatie bezig? Ik ben met beleid bezig, met de uitvoering van het coalitieakkoord. Daarin heb ik een eigen sociaalliberale koers. Ik kijk naar wat de samenleving nodig heeft. De toeslagenaffaire en Groningen hebben geleerd dat de zelfredzaamheid van burgers niet zo groot is. Voor kleine middenstanders geldt hetzelfde. Mensen mogen niet tussen wal en schip vallen, maar moeten vertrouwen kunnen houden in de rechtsstaat Nederland.’

Onafhankelijk

Minister Weerwind maakte dit najaar bekend het toezicht op de advocatuur op andere leest te willen schoeien. De lokale deken krijgt een andere rol, het toezicht wordt neergelegd bij een landelijk opererende organisatie, de LTA. Zowel de Tweede Kamer als de balie vindt dat prima, waar het de hoofdlijnen betreft. Over de details lopen de meningen uiteen. Waar Weerwind de LTA onderdeel van de NOvA wilde maken, vindt de Tweede Kamer dat niet onafhankelijk genoeg. En ook over de beoogde taakverdeling tussen LTA (toezicht) en dekens (klachtbehandeling) leven de nodige vragen. Reden voor de minister het dossier nogmaals tegen het licht te houden.

‘Het toezicht moet zo onafhankelijk mogelijk worden georganiseerd, zeker ten opzichte van de staat. Daarom heb ik ook gekozen voor het advocatenmodel, waarbij het toezicht door advocaten wordt verricht. Maar ik heb ook de brief van de 25 advocaten en wetenschappers goed tot mij genomen. Die leg ik niet naast me neer, die neem ik heel serieus. En ik heb de opvattingen vanuit de Kamer gehoord. Dat betekent dat ik de kaarten opnieuw ga schudden, weer in gesprek ga met de NOvA én de lokale dekens én de critici. Ik ben ook naar Duitsland en het UK gegaan, om te kijken wat we daarvan kunnen leren.’

Het beeld is ontstaan dat u zich tot dusver vooral hebt laten souffleren door de NOvA.

‘Ik respecteer de NOvA. En de dekens, en de wetenschappers en advocaten die de brief hebben geschreven. Ik laat mijn oor naar niemand hangen. Mijn uitgangspunt is de democratische rechtsstaat. Binnen die rechtsstaat neemt de advocaat een bijzondere plek in. Die moet onafhankelijk zijn en er moet goed toezicht op komen. Er is in het verleden iets te veel gebeurd om daar de ogen voor te sluiten. Deze minister pakt dat op, zal met een model komen en neemt daar de verantwoordelijkheid voor.’

Voor de volgende zomer wil Weerwind de knoop doorhakken, zegt hij. Ondertussen werkt hij ook aan aanpassing van de Penitentiaire beginselenwet (om ‘voortgezet crimineel handelen vanuit detentie’ onmogelijk te maken) en de herziening van het wetboek van Strafvordering, dat hij graag binnen zijn ambtstermijn wil afronden. Eigenlijk moet ook nog artikel 120 van de Grondwet worden aangepast, maar dat vraagt wat meer tijd. Er ligt al genoeg op zijn bordje. ‘First things first. Wat ik aanraak, wil ik goed doen.’