column

Mr. X grieft moskeebestuur onnodig

De woordkeuze in een dagvaarding luistert nauw. Openlijke minachting kan zich als een boemerang tegen je keren.

Een cliënt van mr. X is lid van de islamitische vereniging van een moskee. Toen hij een oproep voor een algemene leden­vergadering op de moskee had geplakt, werd hem een jaar de toegang ontzegd.

Mr. X eiste dat de cliënt weer toegang kreeg. Ook vorderde hij een recente ledenlijst van de vereniging. Hij stuurde een conceptkortgedingdagvaarding mee, voor het geval dat. Het bestuur meldde diezelfde dag tijd nodig te hebben voor overleg met de advocaat. Drie dagen later stond de deurwaarder voor de deur.

In de dagvaarding stond dat de vereniging autoritair werd bestuurd. De bestuursleden waren ‘paladijnen van de voorzitter’ en dansten naar zijn pijpen. De vicepenningmeester kon bijvoorbeeld niet lezen of schrijven, sprak geen Nederlands en bezat geen enkele kwaliteit om van enig nut te zijn voor de vereniging. Aldus de dagvaarding.

De vereniging klaagde over bijna rauwelijks dagvaarden en onnodig grievende uitlatingen. De vicepenningmeester was geen analfabeet en uit de uitlatingen sprak minachting voor het bestuur.

De Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden kwalificeerde de uitlatingen als onnodig grievend en mr. X kreeg een waarschuwing.

Mr. X gaat in hoger beroep. Volgens hem is de vereniging niet-ontvankelijk in haar klacht vanwege het ontbreken van rechtstreeks eigen belang. Het Hof van Discipline oordeelt anders: een vereniging kan alleen handelen door middel van haar bestuur. Mr. X wilde aantonen dat het bestuur niet naar behoren functioneerde. De uitlatingen raakten het bestuur direct en daarmee ook belang­hebbende, aldus het hof.

Zijn de uitlatingen onnodig grievend? Mr. X zag zijn woorden als een toelichting op de stellingen dat de voorzitter selectief bestuursleden aanzocht en dat het bestuur ondemocratisch opereerde. Als leden de vicepenningmeester mailden, kregen ze antwoord van de voorzitter. De vicevoorzitter kon alleen mondeling worden aangesproken – waaruit volgde dat hij niet kon lezen en schrijven. Anders dan de raad had overwogen, had mr. X de term ‘analfabeet’ nooit gebruikt. Hij had geen waardeoordeel gegeven. Volgens mr. X was het in het belang van zijn cliënt om dit te berde te brengen.

Het hof is het daarmee niet eens. Doel van het kort geding was opheffing van het toegangsverbod. De uitlatingen waren daaraan niet dienstig, onnodig grievend en ontoelaatbaar. Mr. had de-escalerend moeten optreden. De waarschuwing blijft in stand (ECLI:​NL:​TAHVD:​2025:228).