citaat

‘Met soft law als de UN Guiding Principles on Business and Human Rights en Corporate Social Responsibility-normen, die advocaten aansporen ook de impact van zakelijke activiteiten op mensen­rechten en leefomgeving mee te wegen, ligt een kritischere, klimaat­bewuste advisering voor de hand.’

De kernwaarde onafhankelijkheid vergt dat advocaten een zekere afstand bewaren tot hun cliënten uit de fossiele industrie en zich niet laten reduceren tot kritiekloze uitvoerders van diens wensen, stelt universitair docent Eric Boot (rechts­filosofie en juridische beroeps­ethiek) in Het Financieele Dagblad.


cijfers

768

gedetineerden zijn sinds deze zomer naar huis gestuurd voordat hun gevangenis­straf erop zat, meldt staats­secretaris Rutte van Justitie en Veiligheid aan de Tweede Kamer. Het eerder heenzenden, met een maximum van veertien dagen, moet het cellentekort tegengaan. Dat lukt ten dele. De ‘voorraad aan kansrijke arrestanten’ –⁠ veroordeelden die nog op vrije voeten zijn ⁠– bedraagt 324 detentiejaren. Het eerder heenzenden levert jaarlijks circa 95 detentiejaren op.

column

Hoeveel advocaten moeten we offeren?

Het recht op verdediging is een hoeksteen van onze rechts­staat. Artikel 6 EVRM garandeert dat iedere verdachte een eerlijk proces krijgt, inclusief toegang tot een advocaat. Maar wat als een verdachte meerdere advocaten ernstig bedreigt – of laat vermoorden? Is er een grens aan dit recht? Moet de Staat blijven zoeken naar een vrijwillige advocaat, koste wat kost? Hoeveel advocaten moeten we verliezen voordat we zeggen: tot hier en niet verder?

Het recht op verdediging is geen vrijbrief om de rechts­staat te gijzelen. Wie structureel misbruik maakt van dit recht tast de kern van het systeem aan. De plicht van de staat om een eerlijk proces te garanderen, mag nooit ontaarden in het opofferen van mensenlevens. Een verdachte die zijn advocaten bedreigt, zet niet alleen de rechts­staat onder druk, maar gebruikt zijn fundamenten als wapen. Dat is geen recht, dat is sabotage.

Juridisch gezien is het helder: het recht op verdediging is fundamenteel, maar niet absoluut. Het kan worden beperkt als zwaar­wegende belangen dat vereisen, mits proportioneel en tijdelijk. Toch wringt het. Hoever reikt de plicht van de Staat om een advocaat te leveren als die zijn leven op het spel zet?

Rechtsfilosofie geeft houvast. Immanuel Kant zou woedend zijn: een mens is nooit een middel. Een advocaat dwingen om levensgevaar te accepteren, is pure instrumentalisering. De autonomie van de advocaat mag niet worden opgeofferd, zelfs niet voor een verdediging. Een advocaat is geen instrument; diens veilig­heid en waardigheid zijn grenzen. John Rawls zou onder zijn veil of ignorance geen regel accepteren die een advocaat verplicht tot zelfopoffering. En utilitaristen? Die zouden het algemeen belang laten prevaleren boven het recht van één individu om fysieke toegang tot een raadsman te eisen.

Betekent dit dat het recht op verdediging moet worden opgeschort? Nee. Maar de modaliteit van dat recht kan worden aangepast. Denk aan digitale communicatie, een procesbewaker of een stand-by raadsman die de waar­borgen van een eerlijk proces kunnen behouden. De kern is proportionaliteit. Als de uitoefening van het recht op verdediging structureel de veilig­heid van advocaten bedreigt, is het gerecht­vaardigd om fysieke toegang te vervangen door alternatieve vormen. Het is tijd dat wetgever en orde van advocaten deze uitzonderings­situaties expliciet regelen. Niet om rechten af te breken, maar om ze te beschermen tegen misbruik.

Want één ding is zeker: een rechts­staat die zichzelf niet verdedigt, is geen rechts­staat. Het recht op verdediging is heilig – maar niet heilig genoeg om mensenlevens te offeren.