van de nova

uitspraken

Van de tuchtrechter

Recente uitspraken, geselecteerd en bewerkt door de Commissie Disciplinaire Rechtspraak, bestaande uit Maurice Mooibroek, Oscar Pluimer, Leonie Rammeloo en Robert Sanders.

Informeren kosten rechts­bijstands­verzekeraar

  • Raad van Discipline 2 juni 2025, zaak nr. 24-905/​AL/​NN, ECLI:​NL:​TADRARL:​2025:149.
  • Gedragsregel 16 en 17.
  • Verzuimd om klagers adequaat en tijdig te informeren over de door de rechts­bijstands­verzekeraar vergoede kosten van rechts­bijstand

In de zaak die ten grondslag ligt aan deze uitspraak is een geschil ontstaan tussen klagers en de aannemer met wie zij een aannemingsovereen­komst hadden gesloten voor verbouwing van hun woning. Op enig moment heeft de aannemer de aannemings­overeen­komst voor de resterende werkzaamheden buitengerechtelijk ontbonden omdat hij vond dat klagers nalatig waren in de betaling van zijn facturen. Toen na de eindfactuur betaling uitbleef, heeft hij conservatoir beslag gelegd op de bankrekening en de woning van klagers.

Nadien heeft de aannemer klagers onder andere gedagvaard in een bodem­procedure waarin hij heeft gevorderd klagers te veroordelen tot betaling van de openstaande bedragen, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, beslagkosten en veroordeling van klagers in de proces­kosten. De rechts­bijstands­verzekeraar van klagers heeft de bijstand in de bodem­procedure uitbesteed aan het kantoor van mr. X. Daarbij heeft de rechts­bijstands­verzekeraar mr. X verzocht om aan klagers separaat kopieën te sturen van de bij de verzekeraar ingediende declaraties met uren­specificaties. Verder heeft de rechts­bijstands­verzekeraar aan mr. X bevestigd dat een kostenlimiet geldt. Per e‑mail heeft een kantoor­genoot van mr. X aan klagers de overeenstemming over de uitbesteding bevestigd. Gelijktijdig heeft hij klagers bericht dat de kwestie vanuit de aard van de zaak bewerkelijk is en een tijdsinschatting tegen het toepasselijke uurtarief gedeeld met klagers.

In de bodem­procedure heeft de recht­bank de vorderingen van de aannemer toegewezen en de vorderingen (in reconventie) van klagers afgewezen, uitvoerbaar bij voorraad. De aannemer heeft vervolgens klagers gesommeerd om tot betaling over te gaan. Kort daarna heeft de rechts­bijstands­verzekeraar aan mr. X te kennen gegeven dat de kostenlimiet was bereikt. Als gevolg daarvan kon niet meer het gehele bedrag van de proces­kosten­veroordeling aan klagers worden vergoed. Klagers hebben vervolgens herhaaldelijk aan mr. X gevraagd om een overzicht van zijn declaraties aan de rechts­bijstands­verzekeraar. Mr. X heeft na het derde verzoek klagers een overzicht gestuurd van zijn declaraties.

Klagers stellen in hun klacht dat mr. X tucht­rechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door declaraties in te dienen bij de rechts­bijstands­verzekeraar die de kostenlimiet liet overschrijden terwijl elke overschrijding toestemming vereiste en dat mr. X hen in weerwil van de gemaakte afspraken niet maandelijks een afschrift heeft gestuurd van de declaraties die bij de verzekeraar zijn ingediend.

Uitgangspunt is dat een advocaat die rechts­bijstand verleent op kosten van de rechts­bijstands­verzekeraar van zijn cliënt die cliënt een kopie moet sturen van de declaraties die bij de verzekeraar zijn ingediend. Tevens dient een advocaat het kostenaspect van de voorhanden alternatieven te betrekken in het overleg met de cliënt, telkens wanneer bij de aanpak van de zaak beleidskeuzes kunnen worden gemaakt. Dit om te voorkomen dat de cliënt voor verrassingen komt te staan en de maximumdekking wordt bereikt voordat de rechts­bijstand tot een einde is gebracht. Dat een maximale dekking op de polis geldt, betekent niet dat ten aanzien van de kosten van de behandeling van de zaak geen zorgplicht geldt tegenover de cliënt. De raad overweegt dat mr. X vanaf de aanvang van de behandeling van de zaak gehouden was om klagers rechtstreeks en tijdig te informeren over het verloop van de kosten.

De raad concludeert dat klagers in onvoldoende mate zijn geïnformeerd over de kosten, aangezien mr. X zijn nota’s alleen naar de rechts­bijstands­verzekeraar heeft gestuurd en niet gelijktijdig een kopie aan klagers heeft verstrekt. Pas nadat klagers na de uitspraak in eerste aanleg van de bodem­procedure hier herhaaldelijk om hadden gevraagd, heeft mr. X hen de gespecificeerde nota’s toegestuurd. Op dat moment was de maximale dekking op de polis al overschreden. De raad oordeelt dat mr. X klagers ook niet tijdig heeft geïnformeerd voor mogelijke overschrijding van deze maximale dekking.

Berisping (mede als gevolg van andere gegrond verklaarde klachtonderdelen betreffende de kwaliteit van de dienst­verlening).

Wettelijke basis verwijderen schorsingsbeslissing

Mr. X is in mei 2021 door de raad voor onbepaalde tijd geschorst op grond van artikel 60b Advocatenwet. De reden hiervoor lag vooral in haar conflict met de Raad voor Rechtsbijstand en problemen in haar praktijkvoering.

In juni 2025 heeft mr. X de raad verzocht om de schorsing op te heffen omdat de omstandig­heden die tot de schorsing leidden niet langer bestaan. In overleg met de deken was mr. X in 2024 een coachingstraject gestart. De coach concludeerde dat de advocaat weer inzicht en professioneel evenwicht had hervonden. Mr. X maakte een onder­nemingsplan voor een nieuwe start dat door de deken positief werd beoordeeld. Verder hadden mr. X en de deken een nieuwe vaststellings­overeen­komst gesloten met afspraken over verdere coaching, een kantoorbezoek en het intrekken van oude klachten en procedures.

Als bijkomend verzoek verzocht mr. X verwijdering (of onzichtbaar maken) van de eerdere schorsingsbeslissing van de website tuchtrecht.overheid.nl, omdat die haar nu zou schaden.

De deken had geen bezwaar tegen de opheffing van de schorsing en ook niet tegen het verzoek over de publicatie, maar merkte op dat er geen wettelijke basis leek te zijn om een uitspraak te verwijderen.

De raad vindt aannemelijk dat de gronden voor de schorsing niet meer aanwezig zijn: het conflict met de RvR is opgelost, coaching is gevolgd, en er zijn afspraken met de deken over een zorgvuldige hervatting van de praktijk. De raad heft de schorsing dus op.

De raad wijst het verzoek om de eerdere schorsingsbeslissing van de website te verwijderen af. Er is geen wettelijke basis voor, en het principe van openbaarheid van rechtspraak – vastgelegd in artikel 121 Grondwet en artikel 6 EVRM – weegt zwaarder dan het persoonlijke belang van de advocaat om negatieve publiciteit te vermijden.

Vergewisplicht opdracht

  • Raad van Discipline Den Haag 14 juli 2025, zaak nr. 25-021/​DH/​DH, ECLI:​NL:​TADRSGR:​2025:141.
  • Artikel 46 Advocatenwet; artikel 7.1 lid 1 Voda.
  • Advocaat verricht rechtshandeling zonder zich van de opdracht te vergewissen

Klaagster verhuurt een woning en heeft een professioneel vastgoedbeheerder ingeschakeld voor het beheer, waaronder voor het innen de maandelijkse huur­penningen. Op enig moment laat zij aan de beheerder weten dat zij het beheer wil stopzetten. De beheerder bevestigt die beëindiging, maar schakelt enige tijd later mr. X om, namens klaagster, bij deurwaardersexploot een brief aan de huurders laten betekenen waarin de huurovereen­komst wordt opgezegd. Naar aanleiding van een procedure tussen klaagster en de beheerder laat klaagster aan mr. X weten dat zij tot haar grote ontsteltenis in de producties van de weder­partij heeft gezien dat mr. X namens klaagster brieven zou hebben gestuurd naar de huurders en dat hij de gerechts­deurwaarder in opdracht van haar zou hebben geïnstrueerd brieven te betekenen.

In haar klacht verwijt klaagster mr. X dat hij namens haar is opgetreden zonder daartoe strekkende opdracht. Hij heeft namens haar de huurders aangeschreven zonder dat zij dit wist. Zij heeft mr. X nooit gesproken en hem geen opdracht gegeven. Als verweer voert mr. X aan dat de beheerder zijn opdracht­gever is en dat hij in overleg met de beheerder een brief aan de huurders heeft laten betekenen. Het was hem op dat moment niet bekend dat klaagster de beheersovereen­komst had opgezegd.

De raad overweegt dat mr. X, namens klaagster een brief aan de huurders heeft laten betekenen waarin de huurovereen­komst werd opgezegd. Hij heeft dit gedaan in opdracht van de beheerder, maar heeft daarover geen contact met klaagster gehad. Hij had dit echter niet mogen doen zonder zich ervan te vergewissen dat klaagster hiertoe de opdracht had gegeven c.q. daarmee akkoord was, mede gelet op artikel 7.1 van de Voda. Door zonder contact met klaagster de huurders aan te schrijven, heeft mr. X onzorgvuldig en tucht­rechtelijk laakbaar gehandeld. De raad kan niet vaststellen dat mr. X op het moment van het aanschrijven van de huurders wist dat de beheersovereen­komst door klaagster was opgezegd.

Aldus heeft mr. X een rechtshandeling verricht namens klaagster zonder daartoe strekkende opdracht.

Waarschuwing.