vak & mens
Na 32 jaar trouwe dienst nam Jaap de Jonge (70, Olie & De Jonge Advocaten) afgelopen september afscheid van het college van afgevaardigden. ‘In drie decennia is er veel veranderd. Vroeger was het meer een old boys network.’
U vertegenwoordigde de balie Zeeland-West-Brabant. Hoe was het om na zo’n lange tijd afscheid te moeten nemen van het college?
‘Van mij had het niet gehoeven. Artikel 24 lid 1 van de Advocatenwet schrijft voor dat leden moeten aftreden zodra ze de leeftijd van zeventig jaar bereiken, maar zonder die regel was ik niet gestopt. Ik heb het werk voor het college altijd leuk en interessant gevonden. Algemeen deken Jeroen Soeteman gaf in zijn speech bij mijn afscheid aan dat ik het langstzittende collegelid ooit was. “Er zijn vast mensen die dat ook willen proberen maar die geef ik weinig kans,” grapte hij. Tegenwoordig is er meer doorstroming dan vroeger. Het was een feestelijk afscheid, met mooie woorden van zowel Jeroen Soeteman als collegelid Sip van Dijk. Heel leuk.’
Er is de afgelopen drie decennia veel veranderd. Wat is in uw ogen de grootste verandering met betrekking tot de advocatuur?
‘Toen ik in 1993 begon, was de advocatuur wat je noemt een old boys network. Niet oneerbiedig bedoeld, maar we hadden meer zoiets van: we regelen het wel even. Dat kan tegenwoordig echt niet meer. Dertig jaar geleden werd er bijvoorbeeld minder geklaagd. En áls er geklaagd werd dan loste de deken dat vaak in een gesprek met advocaat en klager op. De klachten waren toen doorgaans terug te voeren op ongelukkige communicatie of het niet adequaat reageren door de advocaat. Een gesprek was dan voldoende. Tegenwoordig is er sprake van meer verharding. Dat zien we in de hele maatschappij terug. Klagers willen vaker dat hun klacht wordt doorgestuurd naar de Raad van Discipline en als dat niet de gewenste uitkomst geeft dan door naar het Hof van Discipline. In sommige gevallen is dat uiteraard nodig, maar in zijn algemeenheid zorgt het voor slepende procedures waar hoge kosten mee gemoeid zijn. Ik vind dat jammer. De bemiddelende rol van de deken is uitermate waardevol en zou ook in de toekomst behouden moeten blijven. Als je begint met een gesprek geef je bovendien je rechten niet prijs. De klacht kan altijd nog naar de Raad van Discipline, maar je houdt de klachtbehandeling beheersbaar en het voorkomt dat er standaardprocedures moeten worden gevoerd.’
‘Ik heb het college nooit als advocatenparlement gezien. Het CvA controleert niet, maar denkt mee’
Er is ook veel veranderd in de rol van het CvA. Voorheen werd het ook wel spottend bestempeld als het advocatenparlement. Maar tegenwoordig? Hoe ziet u dat?
‘Ik heb het college nooit als advocatenparlement – een soort Tweede Kamer – gezien. Controleren is in mijn ogen niet de belangrijkste taak van het CvA. Het college voorziet de algemene raad onder andere van informatie uit het veld. De raad heeft niet altijd zicht op de praktijk van alledag. Daarbij kun je denken aan praktische problemen met betrekking tot bijvoorbeeld de gefinancierde rechtshulp, maar ook aan belemmeringen bij de toegang en omgang met gedetineerde cliënten. Het CvA heeft daarmee een waardevolle rol, niet zozeer als controleur maar meer als meedenker. Daarbij komt dat het college niet veel instrumenten heeft om het tij te keren. We stellen de hoofdelijke omslag vast en door het niet-vaststellen van die hoofdelijke omslag zouden we invloed kunnen uitoefenen op de besluitvorming. Het inzetten van dat instrument zou wat mij betreft echter een slechte zaak zijn. De raad en het college komen dan tegenover elkaar te staan en dat moet je niet willen. Van tegenstellingen wordt niemand beter. Dit geldt ook voor de advocatuur als geheel. Het is belangrijk om dicht bij elkaar te blijven en als beroepsgroep een eenheid te vormen. Dat is in het belang van alle advocaten en uiteindelijk – en daar gaat het per slot van rekening om – in het belang van de rechtzoekenden. Bedreigingen komen altijd van buiten de advocatuur en daarom is het belangrijk om als advocaten de rijen gesloten te houden. Samen staan we immers sterk tegen inbreuken op bijvoorbeeld het verschoningsrecht en de onafhankelijkheid.’
Hoe beoordeelt u het huidige kritische vermogen van het CvA? Echte debatten worden nauwelijks nog gevoerd. De meeste thema’s worden vooraf in kleine comités voorgekookt. Deelt u die constatering?
‘Absoluut niet! Alleen bepaalde onderwerpen worden vooraf besproken met een delegatie uit het college. Het gaat dan bijvoorbeeld om de financiën van de orde of over het toezicht op de advocatuur. Aan dergelijke overleggen nemen afgevaardigden deel uit alle arrondissementen. De meeste onderwerpen worden echter in een reguliere vergadering besproken en de uiteindelijke besluitvorming over alle onderwerpen vindt altijd in een openbare collegevergadering plaats. Het idee dat sprake zou zijn van “achterkamertjespolitiek” werp ik verre van mij.’
U had in september het ene na het andere jubileum, want u zat ook 45 jaar in het vak. Wanneer hangt u uw toga aan de wilgen? Of is daar nog geen sprake van?
‘Ik heb geen stip op de horizon wanneer ik ga stoppen. Het leek me altijd mooi om op mijn zeventigste te stoppen, maar nu ik zeventig ben denk ik: waarom eigenlijk? Ik geniet nog iedere dag van mijn werk. Tegenwoordig is het de trend om te specialiseren, maar ik voer een algemene praktijk. Wel met specifieke aandachtsgebieden, want ik doe niet alles. Als er zaken op mijn pad komen en ik heb de juiste kennis, dan pak ik die op. Ik houd van afwisseling. Neem bijvoorbeeld pachtrecht. Toen ik 45 jaar geleden begon als advocaat was ik onder andere actief als pachtrechtadvocaat, maar anno 2025 zijn er in Zeeland bijna geen pachtrechtzaken meer. Als er nu een pachtzaak voorbijkomt dan neem ik die graag aan. Ik ben en blijf graag breed georiënteerd.’
Wat zou u jonge advocaten willen meegeven?
‘Dat de advocatuur het mooiste beroep is dat je kunt hebben. Het is belangrijk werk, maatschappelijk relevant en je kunt mensen helpen. Ook heb je een grote mate van vrijheid om zaken op je eigen manier te doen. Mijn werk heeft me altijd heel veel voldoening gegeven. Eén tip: bewaar de menselijke maat en blijf dicht bij je cliënten en je collega-advocaten staan, anders schiet je werk zijn doel voorbij.’