juridisch opinie

Het civiel effect: vastgeroest in 2016

Het huidige civiel effect heeft niet langer bestaansrecht, stelt Nora Streep van de Law Firm School. Het zorgt voor afgestudeerde juristen die over onvoldoende academische diepgang en praktische vaardigheden beschikken.

Binnenkort is het tien jaar geleden dat de juridische faculteiten, de NOvA, de Raad voor de rechtspraak en het OM het Convenant inzake civiel effect ondertekenden. In dit convenant is een standaard vastgelegd die moet garanderen dat de afgestudeerde-met-civiel-effect beschikt over de ‘nood­zakelijke kennis en vaardigheden om tot de beroepspraktijk of de daarop gerichte beroeps­opleidingen te worden toegelaten’. Feitelijk komt het erop neer dat iemand die rechter, officier van justitie of advocaat wil worden, een studie moet hebben afgerond die alle inhoudelijke elementen omvat die zijn opgenomen in een bijlage bij het convenant. Hierin zijn niet alleen de rechts­gebieden zelf genoemd, maar is ook opgenomen in welke jaren van de studie deze aan de orde moeten komen en met welke studie­belasting.

Nergens in het convenant staat dat het ooit wordt geëvalueerd. Dat is tot nu toe ook niet gebeurd, terwijl de juridische wereld van 2025 nauwelijks meer lijkt op die van 2016.

Tien jaar stilstand

Een student schrijft in 2025 een juridische scriptie over aansprakelijk­heid. Handmatig, volgens de regels van het civiel effect. Diezelfde student zal straks bij een advocaten­kantoor samen­werken met AI die in seconden juridische memo’s produceert, contracten analyseert en rechtspraak doorzoekt. Maar van die AI-tools, van data-analyse of van digitaal procederen heeft die student tijdens de opleiding nauwelijks iets gezien. Welkom bij de paradox van het civiel effect.

Laat ik vooropstellen: universiteiten zijn geen beroeps­opleidingen. Ze leiden academici op, geen advocaten, rechters of officieren van justitie. Hun taak is studenten kritisch leren denken, analyseren, argumenteren – niet hen klaarstomen voor de dagelijkse praktijk van een kantoor of parket.

Maar het convenant pretendeert juist dat afgestudeerden adequaat zijn voorbereid op de beroepspraktijk. Het claimt een brug te zijn tussen academie en praktijk. Maar is dat het ook?

Het civiel effect (CE) focust primair op technisch-juridische kennis: studenten moeten voldoende staatsrecht, straf­recht en privaatrecht beheersen. Op zich begrijpelijk, maar dat is precies wat die kantoren, recht­banken en het OM zelf uitstekend kunnen bijbrengen. De gebieden waarop de academie juist meerwaarde heeft (grondig kunnen analyseren, juridische problemen in maat­schappelijke context plaatsen, ethische dilemma’s doorgronden, methodologisch werken) komen in het CE nauwelijks aan bod.

One size fits nobody

Dan is er nog een andere curiositeit. Het CE heeft drie totaal verschillende afnemers: de NOvA, de Raad voor de rechtspraak en het OM. Vertegen­woordigers van drie beroepen die fundamenteel van elkaar verschillen.

Een advocaat moet kunnen onderhandelen, communiceren, acquireren en ondernemen. Een rechter moet onafhankelijk oordelen, procesleiding geven en in relatieve afzondering werken. Een officier van justitie opereert in een hiërarchische organisatie en vertegen­woordigt de Staat.

Hoe kan één uniform curriculum claimen adequate voorbereiding te bieden op al deze beroepen? Het antwoord is simpel: dat kan niet. One size fits all betekent in de praktijk: one size fits nobody.

Wat er veranderd is (en het CE niet)

Terwijl deze fundamentele tekortkomingen al vanaf de start aanwezig waren, is de situatie door externe ontwikkelingen alleen maar nijpender geworden.

Neem de coronapandemie. Online-rechtspraak ging van ondenkbaar naar normaal. Cliënten verwachten nu digitale dossierinzage, videobellen met hun advocaat en realtime updates. Rechtbanken streamen sommige zittingen al live. Maar leert een student met CE omgaan met digitale procesvoering? Nee, want dat staat niet in het curriculum van 2016.

Of neem legal tech. Grotere kantoren gebruiken AI voor due diligence, contractanalyse en legal research. Start-ups bieden geautomatiseerde rechts­bijstand. Hier kan de academische kracht van universiteiten – kritisch denken, methodologisch redeneren – van onschatbare waarde zijn. Studenten zouden moeten leren AI-uitkomsten kritisch te beoordelen, bias te herkennen en ethische vraagstukken rond automatisering te doorgronden. Maar het CE toetst hier niet op.

De lijst is langer: cybercrime en digitale bewijsvoering, AVG en internationale data­stromen, online platformeconomie en nieuwe contractvormen, deep fakes en digitaal identiteitsbewijs, duurzaamheidsrapportages en ESG-wetgeving. Allemaal gebieden die er in 2016 niet of nauwelijks waren en die nu dagelijks voorbijkomen in de praktijk. Gebieden ook waar juristen niet alleen technische kennis nodig hebben, maar vooral academische vaardigheden: complexiteit doorgronden, interdisciplinair denken en ethische afwegingen maken.

De gevolgen

Het gevolg is een dubbele kloof. Enerzijds missen afgestudeerden de academische diepgang die hen helpt nieuwe ontwikkelingen te begrijpen en in te schatten. Anderzijds hebben ze ook de praktische vaardigheden niet die het CE belooft.

Kantoren klagen dat startende advocaten niet zijn voorbereid op de werkelijkheid. Ze kunnen het staatsrecht analyseren, maar worstelen met de tools waarmee ze dagelijks moeten werken én missen de analytische diepgang om te begrijpen waarom die tools bepaalde uitkomsten geven.

Voor studenten betekent het een frustrerende situatie. Ze hebben jaren besteed aan het vergaren van kennis die snel veroudert, maar missen zowel de tijdloze academische vaardigheden als de actuele praktische kennis.

En voor de rechts­staat is het problematisch. Juist nu de samen­leving behoefte heeft aan juristen die nieuwe technologische en maat­schappelijke ontwikkelingen kunnen duiden, leiden we ze op volgens een model dat de academische diepgang noch de praktijk­relevantie biedt die nodig is.

Tijd voor fundamentele herbezinning

Een evaluatie is niet genoeg. We moeten terugkeren naar de essentie. Wat verwachten we van universiteiten? Wat mag de praktijk van hen verwachten?

Mijn voorstel: laat universiteiten doen waar ze goed in zijn. Academici opleiden met analytisch vermogen, ethisch bewustzijn en methodologische strengheid. Juristen die rechts­gebieden en nieuwe ontwikkelingen kunnen doorgronden, kritisch kunnen reflecteren op de rol van recht in de samen­leving en die de intellectuele bagage hebben om zich een leven lang te blijven ontwikkelen.

Het CE in zijn huidige vorm biedt niet wat de opdracht was. Het is vis noch vlees.

Evaluatie is nodig, maar laten we vooral één vraag centraal stellen: heeft het CE nog bestaansrecht? Kunnen universiteiten en de beroepenvelden niet beter in hun eigen kracht worden gezet? Universiteiten die opleiden tot academisch geschoolde juristen en beroepenvelden die daarop voortbouwen met hun eigen, op maat gesneden opleidingen?

Die vraag stellen is geen zwaktebod. Het is erkennen dat de wereld veranderd is, dat de behoeften van de NOvA, de Rechtspraak en het OM te verschillend zijn voor één standaard en dat de academische kern van de universitaire opleiding juist sterker uit de verf komt zonder de schijnzekerheid van het CE.

Universiteiten, studenten, advocaten­kantoren, recht­banken, het OM en de samen­leving hebben er baat bij. De vraag is: wie durft het taboe te doorbreken?

Nora Streep heeft dit artikel op persoonlijke titel geschreven.

Het convenant civiel effect 2016

Het convenant civiel effect, in 2016 gesloten door universiteiten, NOvA, OM en Rechtspraak, stelt een standaard voor juridische opleidingen. Het doel is waarborging van kennis en vaardigheden voor toegang tot togaberoepen. Het convenant bevat cognitieve en programmatische eisen voor bachelor- en masteropleidingen, inclusief een minimum aan relevante vakken. Zo moeten afgestudeerden onder meer dertig studiepunten hebben verzameld in privaatrecht, tien in staats- en bestuurs­recht, tien in straf­recht en vijf in respectievelijk Europees en internationaal publiekrecht. Ook het vermogen tot analyse en onderlinge verbanden leggen wordt getoetst.