vak & mens
Ze werd op 59-jarige leeftijd beëdigd en zet zich sindsdien in voor daklozen. Nu zwaait sociaal advocaat Caroline de Groot (66) af – na lang twijfelen en met pijn in het hart.
Eigenlijk zou een ander deze vraag moeten beantwoorden, vindt Caroline de Groot (Advocatenkantoor de Binnenstad, Amsterdam). Maar als ze tóch antwoord moet geven, dan is het haar brede achtergrond die haar zo’n goede sociaal advocaat maakt. Die achtergrond is bepaald niet typerend voor een advocaat.
Na een beschermde, christelijke opvoeding begon De Groot als negentienjarige haar carrière in de verpleging. ‘Ik kwam allerlei patiënten tegen, ook mensen die gingen sterven. Ik werd gelijk in het echte leven gegooid, met alles d’r op en d’r an.’
‘Als ik weet dat kinderen geen dak boven hun hoofd hebben, dan slaap ik daar slecht van’
De werkdruk in de verpleging was hoog. Toen De Groot vreesde daardoor de mens achter de patiënt uit het oog te verliezen, vond ze het tijd om haar carrière om te gooien. ‘Ik liep eens een kamer binnen en keek als eerste omhoog om te zien of het infuus wel goed doorliep. De patiënt in het bed kwam daarna pas. Zo wilde ik niet werken.’
De keuze viel op een avondstudie rechten, gevolgd door een promotietraject. Toen ze halverwege was, las ze een oproep in de krant: ‘Jurist gezocht voor nieuw op te richten steunpunt voor dak- en thuislozen.’ Dat leek haar wel wat. ‘Het idee van een juridisch steunpunt voor dakloze mensen was destijds volstrekt nieuw. De opvatting was: ze mogen blij zijn als ze hulp krijgen. Dat ze récht hadden op hulp en dat er zoiets bestond als mensenrechten, daar werd niet zoveel mee gedaan.’
In 2011 ging het kersverse Bureau Straatjurist van start. De Groot en haar collega’s waren er de laatste strohalm voor velen. ‘We waren een soort juridische huisarts. Van alles kwamen we tegen: zieke mensen, kinderen, zwangeren, allemaal levend op straat. Mensen met een kluwen van problemen, die bijvoorbeeld buiten de maatschappij vielen omdat het maar niet lukte om een briefadres te krijgen. Of er werd telefonisch medegedeeld dat er geen recht was op opvang, terwijl dat eigenlijk via een beschikking moet. Anders kunnen mensen niet tegen het besluit opkomen.’
Het werk drukte mentaal op De Groot. Op een dag belde ze met een advocaat om haar cliënt over te dragen, toen die vroeg: ‘Zou je niet bij ons willen komen werken?’ Ze besloot ervoor te gaan. ‘Ik dacht: als ik gezond mijn pensioen wil halen, moet ik het doen. Maar ik vond het wel een heel moeilijke beslissing. Bureau Straatjurist was toch wel mijn kindje.’
Ze werd in 2018 beëdigd in de rechtbank Amsterdam. ‘De grote hal stond stampvol met jonge, net afgestudeerde mensen. Daar stond ik dan met mijn drie kinderen. De bode dacht dat mijn dochter beëdigd zou worden.’
Het wat onorthodoxe carrièrepad bleek een goede beslissing. ‘Ik had het gelijk erg naar mijn zin. De dakloze mensen wisten me nog steeds te vinden, dus de praktijk liep direct als een trein.’ In ruim zeven jaar nam De Groot slechts drie betalende zaken aan, waarvan twee via een rechtsbijstandsverzekeraar. Ongeveer twee derde van haar zaken gaat over bijstand of de Wet maatschappelijke ondersteuning.
De Groot blikt terug op een zaak waar ze dierbare herinneringen aan heeft. Een moeder van een dakloos gezin dreigde uit de opvang te worden gezet. Dat betekende dat haar kinderen uit huis geplaatst zouden worden. Een pedagogisch medewerker vroeg De Groot de zaak op te pakken, ook al leek die bij voorbaat kansloos. ‘Ik heb het toch gedaan. Tot mijn grote verbazing lukte het om haar aan een woning te helpen. Dat was een grote triomf.’ Nadat alles achter de rug was, vroeg de cliënt De Groot op de koffie. ‘Ik ga niet bij alle cliënten een kop koffie drinken, maar deze cliënt lag me na aan het hart. Ze was zó blij met haar huisje.’
Grijze hoofden
Het leukste aan de sociale advocatuur is volgens De Groot dat je echt het verschil kunt maken. ‘Ik heb altijd beroepen gehad waarin ik iets voor mensen kan betekenen. Dat is een rode draad in mijn werkende leven.’
Het minst leuke: de werkdruk en de vergoedingen. ‘Mijn kinderen zijn het huis uit. Ik hoef niet iedere drie maanden nieuwe schoenen voor ze te kopen of hun studies te bekostigen. Omdat ik relatief lage kosten heb, ligt er bij mij ook niet zoveel druk op mijn omzet. Maar voor jonge mensen met kinderen, in de huidige woningmarkt, is het niet te doen.’
De hoge werkdruk ervaart De Groot vooral bij de korte termijnen en de tijd die gaat zitten in het verzamelen van bewijs. ‘Mijn cliënten zijn regelmatig niet-zelfredzaam. Dan kan ik wel vragen of ze bewijsstukken willen aanleveren, maar dan sta ik straks bij de rechter met lege handen.’ Dus vraagt ze bijvoorbeeld zelf medische stukken op bij de specialist of de psychiater. En dan is er nog de mentale last. ‘Als ik weet dat kinderen geen dak boven hun hoofd hebben of niet naar school kunnen, dan slaap ik daar slecht van.’
De Groot is nu 66 en verwacht eind dit jaar te stoppen. Toch doen de zorgwekkende berichten over de afname van het aantal sociaal advocaten haar soms twijfelen. ‘Ik weet nog dat we bij een cursus een klas van dertig mensen hadden. Daar zaten acht blonde mensen tussen de grijze hoofden. Op dat moment dacht ik: goh, zal ik dan toch maar doorgaan?’