vak & mens

Taalniveau rechtenstudent blijft uitdaging

Taalvaardigheidsprogramma’s zijn anno 2025 een vast onderdeel van de rechtenstudie. Dat is hard nodig, constateren docenten. ‘Studenten beseffen niet dat goed taalgebruik essentieel is voor hun toekomstige loopbaan.’

Marcelle Reneman

‘Soms krijg ik een boze mail van een student over een onvoldoende voor een taaltoets,’ zegt Marcelle Reneman, directeur Amsterdam Law Clinics bij de rechtenfaculteit van de Universiteit van Amsterdam. ‘Maar de mail die ik krijg, staat ook vol met spelfouten. Of ik hoor een student zeggen: maar ik kan dit toch gewoon? Terwijl uit de resultaten iets heel anders blijkt. Uitdrukken in correct Nederlands, zowel schriftelijk als mondeling, is een uitdaging voor veel studenten.’

Hanna Weijers

Hanna Weijers, programmamanager vaardighedenonderwijs bij Erasmus School of Law, beaamt dit. ‘Het taalniveau van studenten kan beter,’ zegt ze. ‘Spelling, mondelinge en schriftelijke taalvaardigheid: het gaat de laatste jaren achteruit. Daarom bieden we sinds vijf jaar tijdens de bachelor rechten elk jaar vaardighedenonderwijs aan. Studenten leren zich zowel schriftelijk als mondeling goed uit te drukken en ze krijgen onderwijs in argumenteren en onderzoeksvaardigheden.’ Vaardighedenonderwijs is bij Erasmus School of Law een verplicht vak en valt onder het bindend studieadvies. Dat betekent dat een student die in het eerste jaar niet aantoont over de vereiste vaardigheden te beschikken, moet stoppen met de opleiding. In het tweede en derde studiejaar moeten die vakken ook met een voldoende worden afgesloten om studiepunten te krijgen en de bachelor te kunnen afronden. Weijers: ‘Studenten leren bijvoorbeeld een juridisch betoog schrijven. Dat wordt niet alleen inhoudelijk getoetst, er wordt ook gekeken naar taalvaardigheid. De mondelinge vaardigheid wordt getoetst tijdens de zogenoemde moot courts, oftewel oefenrecht­­banken. Daar wordt studenten geleerd hoe te pleiten. Dat laatste bestaat al langer, maar met name de schriftelijke taalvaardigheid is nieuw. En nodig.’

Ook de UvA biedt een vaardighedenprogramma aan. ‘Dat is in het eerste jaar vier uur per week en in het tweede jaar twee uur,’ zegt Marcelle Reneman. ‘Onze taaltoets bestond eerst uit multiplechoicevragen over spelling, grammatica en begrijpend lezen, maar we hebben dat aangepast omdat het een vertekend beeld gaf. Het was te gemakkelijk. Sinds het studiejaar 2023-2024 moeten studenten zelf juridische analyses, vonnissen en pleitnotities schrijven. Dat is een stuk uitdagender. Ook een brief aan de Tweede Kamer is een onderdeel van het programma. Daarnaast hebben we moot courts en gespreksvaardigheden waarin studenten op hun mondelinge vaardigheden worden beoordeeld.’

Zinsopbouw

In 2018 haalde zestig procent van de studenten de taaltoets de eerste keer niet. Dat bleek destijds uit een inventarisatie van hoogleraar Nederlands en Academische communicatie Marc van Oostendorp aan de Radboud Universiteit (bron: BNR Nieuwsradio). Van Oostendorp bekeek cijfers van de universiteiten van Amsterdam, Utrecht en Nijmegen en de Hogescholen HAN en HvA. Het probleem lag niet zozeer bij studenten, meende Van Oostendorp, maar bij de opleidingen en de maatschappij. Die zouden simpelweg te weinig waarde hechten aan schriftelijke taalvaardigheid.

‘Twee keer per jaar toetsen we studenten op spelling in de tentamenzaal. Zeventig procent maakt nog altijd te veel taalfouten’

Vijf jaar later, in 2023, schrijft Neerlandistiek – het online tijdschrift voor Nederlandse taal en letterkunde – eveneens dat de taalvaardigheid van studenten tekortschiet. De meeste moeilijkheden doen zich volgens het vakblad voor bij het schrijven, vooral qua spelling en formulering. Ook argumentatievormen en tekststructuren schieten vaak ernstig tekort.

Quentin van den Broek (20) is tweedejaars rechtenstudent aan de UvA. Hij weet wel waar de schoen wringt. ‘Het eerste punt waar ik, maar ook andere rechtenstudenten, vaak moeite mee heb, is de zinsopbouw. Als beginnend jurist krijg je te maken met zinnen die enorm lang kunnen zijn, vooral in juris­prudentie, boeken, tenlasteleggingen, dossiers en artikelen. Deze zinnen begrijpen of in je eigen woorden samenvatten, kan een uitdaging zijn. Sommige rechtsregels in uitspraken zijn soms wel vijf regels lang, maar toch één zin. In het begin had ik daar echt moeite mee. Dat leverde dan weer een onvoldoende op.’

Het complexe juridische jargon is volgens Quentin niet altijd even toegankelijk voor beginnende studenten. ‘Het interpreteren van vaktaal en het correct toepassen ervan in eigen teksten is iets waaraan ik heb moeten wennen.’

Slordigheidsfoutjes zijn volgens hem ook een struikelblok. ‘Typefouten bijvoorbeeld, maar ook woorden die ik vergeet of het inconsistent gebruik van werkwoordsvormen. Vaak sluipen deze fouten erin als gevolg van tijdsdruk of vermoeidheid. Of het niet controleren van mijn werk voordat ik het inlever. Daardoor blijven er fouten in staan die eigenlijk makkelijk te vermijden zijn. Ik ben me daar nu meer bewust van en werk er actief aan.’

Correctieprogramma’s en AI

Naar het waarom van het matige taalniveau van studenten blijft het gissen. Komt het door het onderwijsniveau van de middelbare school? Het feit dat er minder gelezen wordt? Het vele gebruik van social media waar andere taalregels gelden? Het gebruik van correctieprogramma’s en AI, waardoor je zelf niet meer hoeft na te denken? Waarschijnlijk is het een optelsom van factoren, denkt Marcelle Reneman. ‘Ik hoor en lees dat het taalniveau over de hele linie achteruitgaat en dat valt me zelf ook op. Ik zie de laatste jaren bijvoorbeeld ook regelmatig taalfouten in uitspraken van de recht­­banken. In de tachtig uitspraken die ik per maand lees, staan er gemiddeld in twee of drie spelfouten.’

Quentin vindt er het zijne van. ‘Het niveauverschil tussen de middelbare school en de universiteit is qua Nederlandse taal voor mijn gevoel groot. Er wordt bij rechten meer van me verwacht en er wordt ook strenger nagekeken. Tel daar de werkdruk en het tijdsgebrek bij op en voordat je het weet haal je de ene na de andere onvoldoende.’

Volgens Hanna Weijers worden tentamens doorgaans voorbereid met samenvattingen en lezen studenten weinig studieboeken en juridische stukken. ‘Terwijl je juist door het lezen van bijvoorbeeld juris­prudentie of pleidooien taalniveau ontwikkelt. Dat besef moet nog doordringen bij studenten. De Nederlandse taal is een essentieel instrument voor advocaten, vergelijkbaar met de hamer en zaag voor de timmerman. Zoals de timmerman tegen­woordig allerlei elektrische hulpmiddelen heeft, heeft de advocaat de beschikking over spellingcontrole en inmiddels ook AI. Dat is geen slechte ontwikkeling. Hulpmiddelen zijn prima. Met de komst van de rekenmachine gingen we ook minder goed uit ons hoofd rekenen. Maar taal is van belang in je carrière. Als advocaat moet je je zowel schriftelijk als mondeling goed kunnen uitdrukken: dat besef is er vaak nog niet bij eerstejaars studenten.’

Quentin heeft veel aan de taalprogramma’s gehad. ‘Ik moest in het eerste jaar regelmatig een herkansing doen. Sinds ik me beter bewust ben van mijn eigen struikelblokken haal ik voldoendes.’

Volgens Marcelle Reneman valt er echter nog veel winst te behalen. ‘Twee keer per jaar toetsen we studenten op spelling in de tentamenzaal. Zeventig procent maakt nog altijd te veel taalfouten. De taalvaardigheidsprogramma’s zijn en blijven anno 2025 daarom hard nodig.’