vak & mens
impact
Nederland werd op 15 april door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens veroordeeld voor een onterechte beëindiging van het ouderlijk gezag. Een unieke uitspraak. De Haagse advocaat Marco Erkens (53) stond de moeder bij.
‘Mijn specialisatie ligt op het gebied van familie- en jeugdrecht. Al jaren verbaas ik me over de misstanden binnen het jeugdrecht. Het systeem werkt niet waardoor er onvoldoende rechtsbescherming is voor gezinnen. Rechters toetsen mijns inziens onvoldoende kritisch, waardoor de overheid meestal in het gelijk wordt gesteld. Ik merk dat collega’s hun strijdlust verliezen. Het is frustrerend om zaak na zaak te verliezen. Of tegen je cliënt te moeten zeggen: werk maar mee, want dat is de enige manier om je kind terug te krijgen. Ik ervaar ook frustratie, maar haal ook motivatie uit het onrecht dat mijn cliënten wordt aangedaan. Ik vecht voor ze als een leeuw, bijt me keer op keer in een zaak vast. Het gaat bij maatregelen als een ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing om ernstige, schadelijke en levensbepalende inbreuken.
Artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens voorziet in het recht op een ongestoord gezins- en privéleven. Overheidsingrijpen moet bij wet voorzien en noodzakelijk zijn. En in dat laatste zit de crux. In tegenstelling tot een strafzaak – waarbij het OM met gedegen bewijs moet komen om een eis tot een vrijheidsbenemende straf te rechtvaardigen – geldt deze bewijslast in de praktijk van het jeugdrecht niet. Een gezinsvoogd hoeft maar te vinden of te vermoeden dat de veiligheid van een kind in gevaar is en de rechter verleent doorgaans een (spoed)machtiging uithuisplaatsing. Een kritische toetsing ontbreekt, want ‘de professional zal het wel weten’. De kinderombudsman trok tien jaar geleden al dezelfde conclusie en pleitte toen voor verandering, maar anno 2025 is alles nog bij het oude. Bijna de helft van de uithuisplaatsingen begint met een spoedmachtiging en in veel gevallen ontbreekt een gedegen onderbouwing.
Bij de zaak-Van Slooten werd ik in 2016 betrokken toen moeder besloot om tegen de eerdere uitspraak van de rechtbank van 9 november 2015 – waarbij de uithuisplaatsing van haar dochter werd verlengd – in hoger beroep te gaan. De dochter was op 22 oktober onder toezicht gesteld vanwege zorgen over een ‘instabiele opvoedsituatie’. Het gezin zat in een begeleid wonen-traject, vanwege de geschiedenis en jeugd van beide ouders. Moeder had als puber haar ouderlijk huis moeten verlaten, omdat haar adoptieouders de zorg voor haar niet aankonden. Toen er sprake was van huiselijk geweld binnen het gezin werd er vanuit het begeleid wonen-traject dan ook al snel aan de bel getrokken. Lang verhaal kort: ondanks dat vader inmiddels elders woonde, werd de dochter onder toezicht gesteld en kwam er een gezinsvoogd. Toen de gezinsvoogd een paar dagen geen contact had met moeder – omdat ze verhuisde van een tijdelijke woning naar een woning binnen een ander begeleid traject – gaf de gezinsvoogd aan dat de dochter aan haar zicht was onttrokken en dat er binnen drie dagen een afspraak moest komen. Anders zou ze een spoedmachtiging aanvragen voor uithuisplaatsing. De afspraak werd gemaakt en bevestigd. Niettemin vroeg de gezinsvoogd tóch een spoedmachtiging aan die zonder toetsing werd afgegeven door een rechter. Terwijl moeder in goed vertrouwen naar de afspraak ging, stond de gezinsvoogd daar te wachten met politie die haar van het ene op het andere moment haar kind afnamen.
Dat is onvoorstelbaar en kan niet. De gezinsvoogd maakte misbruik van haar machtspositie en toch verlengde de rechter de spoedmachtiging een paar weken later.
Ik word heel kwaad als ik dat soort dingen hoor. Zeker ook toen cliënte vertelde dat de enige manier om haar dochter terug te krijgen een gezinsopname was. Dat is voor mij niet nieuw, veel cliënten krijgen daarmee te maken. Deze moeder vond de instelling waar zij samen met haar dochter geobserveerd zou moeten worden echter niet onafhankelijk. Ze wilde wel meewerken, maar verzocht om plaatsing in een andere instelling. Ik presenteerde zelfs een plan waarin ik aangaf dat de observatie van mijn cliënt en haar dochter ook in het begeleid wonen-traject kon plaatsvinden, omdat daar ook de nodige psychologen zijn. Alles werd door de rechtbank afgewezen. Ook in hoger beroep.
Ik heb bewondering voor cliënte. Veel ouders kiezen ervoor om tegen beter weten in mee te werken, omdat de kans groot is dat ze anders hun kind helemaal niet meer terugkrijgen. Deze moeder hield haar poot stijf. Bij een uithuisplaatsing moet alles erop gericht zijn het kind zo snel mogelijk weer terug te plaatsen en voor de effectiviteit van maatregelen zijn keuzemogelijkheden essentieel. Moeder wilde best meewerken, maar op een andere manier.
Hierna volgde al snel een procedure om het ouderlijk gezag van moeder te beëindigen. Dat gebeurde ook, omdat de moeder ‘niet meewerkte’.
Nadat het hoger beroep werd afgewezen, gingen we in 2018 op grond van artikel 8 EVRM naar het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Op 15 april werd Nederland veroordeeld voor de onterechte beëindiging van het ouderlijk gezag van moeder over haar oudste dochter. Zó’n overwinning! Tegelijkertijd was het ook dubbel: aan de ene kant hadden we gewonnen, aan de andere kant is de dochter al tien jaar weg bij haar moeder en kunnen zij elkaar maar eens per maand zien.
Qua jurisprudentie is het echter een unieke uitspraak. Sinds 1988 is Nederland in slechts veertien gevallen veroordeeld voor een schending van artikel 8 EVRM. Acht gevallen hadden te maken met een verblijfsvergunning. Slechts één geval betrof een (spoed)machtiging uithuisplaatsing. Dit betrof de casus-Venema in 2002. De veroordeling in de zaak-Van Slooten is de eerste veroordeling in een gezagszaak. Het Europees Hof oordeelt dat er beter onderzoek moet plaatsvinden, dat tegenonderzoek een kans moet krijgen, dat er meer aandacht moet zijn voor terugplaatsing van uit huis geplaatste kinderen en dat er meer rekening moet worden gehouden met de kwetsbaarheid van ouders én dat er beter met ouders moet worden samengewerkt. Het is een unieke uitspraak over een gang van zaken zoals die zich nog elke dag voordoet. De procedure duurde erg lang. Ik hoop met heel mijn hart dat deze zaak in de toekomst bij andere gezinnen grote schade gaat voorkomen.’
In de rubriek Impact vertelt een advocaat over een zaak die bovengemiddeld veel indruk maakte, daarmee het maatschappelijke belang van de advocatuur onderstrepend. Heeft u een soortgelijke ervaring die u wilt delen, stuur dan een e‑mail naar redactie@advocatenblad.nl.