column

Mr. X houdt geld wederpartij voor zichzelf

Mr. X zou het geld van zijn cliënt dat bestemd was voor de weder­partij op zijn derden­rekening (laten) zetten, maar profiteerde er zelf van.

Mr. X treedt op voor een verhuurder die zijn bedrijfs­pand wil verkopen en de huurder eruit probeert te krijgen. De betrokken advocaten sluiten een deal: huurder zal het pand ontruimen en in goede staat achterlaten; verhuurder betaalt huurder € 50.000. De notaris zal dat bedrag uit de opbrengst overboeken naar de derdenrekening van mr. X.

Een dag na de overdracht stelt mr. X dat de huurder het pand te laat en niet in goede staat had verlaten. De advocaat van de huurder betwist dit en vraagt om overmaking van het bedrag. Maar mr. X wijst op ‘ernstige tekortkomingen in de nakoming’ en schrijft: ‘U begrijp dat de notaris onder deze omstandig­heden niets heeft overgemaakt en er dus ook geen derdengeld is ontvangen. (…)’

De advocaat van de huurder komt er vervolgens achter dat mr. X zelf conservatoir beslag had gelegd op het bedrijfs­pand. Blijkbaar had hij ook nog wat te vorderen van de cliënt. De overwaarde ging naar hem als beslaglegger, in plaats van naar zijn derden­rekening. De advocaat van de huurder dient een klacht in.

De Raad van Discipline Amsterdam stelt eerst vast dat de raad niet gaat over de manier waarop mr. X de huurder heeft behandeld – die heeft immers zelf niet geklaagd. Ook het feit dat mr. X zijn belang bij de verkoop verzweeg, blijft hierdoor (helaas) buiten beeld.

Resteert de klacht dat mr. X zich onwelwillend had gedragen door het geld niet op zijn derden­rekening te storten. De verhuurder verkeerde in financieel zwaar weer, dus was het niet gek dat klaagster een extra waarborg wilde inbouwen, aldus de raad. Klaagster mocht ervan uitgaan dat mr. X het bedrag op zijn derden­rekening zou plaatsen totdat de transactie tot een goed einde was gebracht.

Mr. X had zichzelf en zijn cliënt bij uitsluiting zeggen­schap gegeven over de vraag of de huurder de afspaken was nagekomen. Hiermee holde hij de essentie van de afspraak met klaagster uit. Dit getuigde van onwelwillendheid jegens haar (en haar cliënt).

Mr. X had het vertrouwen in de advocatuur beschaamd en dat raakt aan de kernwaarden, aldus de raad. Hij krijgt een berisping (ECLI:​NL:​TADRAMS:​2024:68).