vak & mens

‘Ik ben de waakhond van de regio’

Oud-advocaat Marieke Wijen-Nass (32) wist vorige zomer een van de zeven BBB-Kamerzetels te bemachtigen. Sindsdien maakt de Zuid-Limburgse zich hard voor de kwetsbaren in platte­lands­gebieden. ‘Het is voor mij de ultieme droombaan.’

Advocatendochter Wijen-Nass komt uit een juridisch gezin maar had al jong politieke ambities. Al tijdens haar rechten­studie sloot ze zich aan bij het Christen Democratisch Jongeren Appèl (CDJA) en toen ze zich verkiesbaar stelde, haalde ze de meeste stemmen van de CDA-lijst. Zo belandde ze als 21-jarige in de gemeenteraad van haar geboortedorp, Gulpen-Wittem.

Van het een kwam het ander. Ze werd fractie­voorzitter en onder­voorzitter van de gemeenteraad en mocht onder meer de burgemeester mee benoemen. Na haar studie volgde ze de beroeps­opleiding advocatuur bij het door haar vader opgerichte Nass & Nass Advocaten in Gulpen, een kantoor met een civiel­rechtelijke praktijk. ‘Mijn praktijk richtte zich voornamelijk op huur- en arbeids­recht­zaken op toevoeging. Ik stond graag de kwetsbaren in de samen­leving bij.’ Toch ruilde ze haar advocatenbestaan al gauw in. Eerst voor een baan bij het Openbaar Ministerie (OM) en niet veel later voor de landelijke politiek.

Het advocaten­kantoor van uw vader gaf u een vliegende start, maar toch sloeg u snel uw vleugels uit.

‘Na zeven jaar advocatuur besloot ik dat het tijd was voor een nieuwe uitdaging. Ik wilde graag richting het straf­recht. Dat was met onze civiele praktijk lastig. Bovendien was ik inmiddels getrouwd en zocht ik een goede werk-privébalans. Toen heb ik de overstap naar het OM gemaakt. Het hielp dat ik wist dat ik altijd terug kon komen bij mijn vader. Bij het OM werd ik ambtenaar en later plaatsvervangend officier van justitie. Het was van korte duur, want na een kleine twee jaar kwam de landelijke politiek op mijn pad.’

Kon u die functies gemakkelijk combineren met het raadslidmaatschap?

‘Nee, daar ben ik vlak voor de landelijke verkiezingen in 2023 mee gestopt. Ik deed het toen tien jaar en vond het tijd voor een frisse, nieuwe wind. Een paar weken nadat ik mijn vertrek had aangekondigd, werd ik gebeld door iemand van de BBB die ik nog kende van de lokale politiek: of ik me wilde kandideren voor de landelijke lijst. Ik heb die kans gepakt en kwam op de elfde plek terecht. Op dat moment leek dat een direct verkiesbare plek, maar de PVV pakte tegen het einde heel veel zetels. Het was tot vlak voor de zomer van 2024 een spannende positie. De BBB haalde uiteindelijk zeven zetels. Vier leden vertrokken (naar kabinet of elders) waardoor ik toch in de Kamer kwam. Het is voor mij de ultieme droombaan en ik vind het eervol dat ik dit mag doen. Ik heb ook geen moment spijt van mijn overstap naar de BBB. Er wordt in Nederland te veel gekeken met een Randstadblik. Ik wil de regio vertegen­woordigen. Dat is mijn drijfveer en daar is de BBB de perfecte partij voor.’

U hebt onder andere Justitie en Veiligheid in uw portefeuille. Wat zijn daarin uw belang­rijkste speerpunten?

‘Ik hou me met zaken in de volle breedte bezig. Dat is het voor- en het nadeel als je met zeven Kamerleden bent: je moet veel portefeuilles doen en bent daardoor met diverse onderwerpen bezig. Binnen de portefeuille Justitie en Veiligheid ligt mijn focus op de politie en brandweer in de regio’s. Die hebben te maken met andere uitdagingen dan de politie en brandweer in de steden.’

U profileert zich ook in debatten over de sociale advocatuur.

‘Ja, omdat ik daar natuurlijk zelf een inkijkje in heb gehad. Er moet een eerlijk systeem komen voor sociaal advocaten en het systeem moet toekomst­bestendig zijn. Er is de laatste jaren wel geld bijgekomen, maar er is geen duidelijke visie op de sociale advocatuur ontwikkeld. Het is zeer zorgelijk dat zoveel jonge mensen stoppen als sociaal advocaat en we kampen ook met enorme vergrijzing. Vooral in de plattelandsgebieden is het tekort nijpend. Voor advocaten die daar stoppen, komt vaak niemand meer terug. Het wordt dus steeds lastiger om een sociaal advocaat dichtbij te vinden. We moeten goed in beeld brengen om welke redenen advocaten stoppen en bepalen hoe we dat in de toekomst gaan ondervangen. Ik heb onder meer geopperd om sociaal advocaten per uur te gaan betalen. Nu hebben we het puntensysteem waarbij ervan uit wordt gegaan dat je een bepaald aantal uren aan een zaak besteedt. De praktijk is echter een stuk weerbarstiger. Ik denk aan een uurtarief met een sociale eigen bijdrage in plaats van een systeem op basis van punten. De staats­secretaris heeft toegezegd dat hij deze optie meeneemt in zijn onderzoek naar de sociale advocatuur. Een ander groot probleem zit bij het opleiden van de stagiairs. Er is wel een regeling vanuit de Raad voor Rechtsbijstand om de opleidingskosten te vergoeden, maar ik wil ook kijken of het mogelijk is om subsidie of iets dergelijks te krijgen voor betaling van het loon van de stagiair.’

‘Ik heb geopperd om sociaal advocaten per uur te gaan betalen’

En u wilt de secundaire arbeids­voorwaarden van sociaal advocaten verbeteren.

‘Dat is nodig, want die zijn niet top binnen de sociale advocatuur en bij de kleinere commerciële kantoren. Er wordt vaak geen pensioen opgebouwd bijvoorbeeld. De mogelijk­heden tot secundaire arbeids­voorwaarden moeten worden versterkt, bijvoorbeeld door meer in te zetten op samen­werkings­verbanden. Daardoor kunnen advocaten zich onderling versterken en makkelijker specialiseren. De Commissie-Van der Meer heeft dat ook zo voorgesteld, dus dan moeten we dat ook stimuleren.’

Ligt daar ook een rol voor de grotere kantoren?

‘Dat denk ik niet. De sociale advocatuur is een specialisme op zich met specifieke vaardigheden. Ik zeg niet dat de Zuidas-kantoren dat niet kunnen, maar het is wel een heel andere manier van dienst­verlening. Financiële steun zou natuurlijk wel kunnen.’

Hoe kijkt u tegen het toezicht op de advocatuur aan?

‘Ik ben geen voorstander van de op te richten Onafhankelijk Toezichthouder Advocatuur (OTA). Ik vind het belangrijk dat de Nederlandse orde van advocaten (NOvA) het toezicht zelf kan blijven regelen. De onafhankelijkheid van de advocatuur moet echt gewaarborgd blijven. Dat is voor mij het hoofdcriterium als bij het toezicht deels een andere instelling wordt betrokken. Als die plannen doorgang vinden, ga ik daar kritisch naar kijken. Onafhankelijkheid is niet voor niks een van de kernwaarden van de advocatuur.’

U hebt zich middels een motie sterk gemaakt om de vervoegde vrijlating van gevangenen te voorkomen. Waarom?

‘De motie over het cellentekort was een spannende, al was de stemming de tweede keer wel conform verwachting. Helaas is de motie niet aangenomen, maar ik denk dat we alsnog een duidelijk signaal naar de staats­secretaris hebben afgegeven. We willen dit gewoon het liefste niet. Rechters in Nederland leggen niet zomaar een gevangenis­straf op. Als we die al niet meer gaan uitvoeren en mensen twee weken eerder naar huis sturen, wat geef je dan voor een signaal naar de maatschappij en naar slacht­offers af?’

U toonde zich ook voorstander van het heropenen van gevangenissen.

‘Dat is een van de maat­regelen die we willen bewerkstelligen. Er zijn in het verleden 26 gevangenissen gesloten. Dat is een feit waar we nu mee geconfronteerd worden. Er wordt al een noodgevangenis geopend in Limburg. Die is goed voor ongeveer zestig plekken, maar daarnaast willen we meer gevangenissen heropenen. Die discussie is nodig en gaat nu lopen. Ik snap dat het voor het personeel veilig moet blijven, maar dat geldt ook voor onze samen­leving als geheel.’

Naast deze J&V-onderwerpen ligt uw focus voornamelijk op volks­huis­vesting en ruimtelijke ordening. Klopt dat?

‘Ja, mijn prioriteit ligt vooral op bouwen in de regio. De focus ligt nu te veel op grootstedelijke projecten. Dat is met het oog op de woningnood prima om de aantallen te halen, maar ik vind het ook belangrijk voor de leefbaarheid in de dorpen dat we daar naar rato bij blijven bouwen. Ook bestaande bouw kan beter benut worden in de dorpen. Denk aan een boerderij die tegen het dorp aanligt en leegstaat. Vorm die om tot meerdere appartementen bijvoorbeeld. Of denk aan hospitaverhuur en het wonen op recreatieparken. Ik vind dat je in tijden van wooncrisis alle mogelijkheden moet aangrijpen.’

En het amendement om de Raad van State grotendeels uit woningbouwprocedures te halen?

‘Dat voorstel werk ik nu uit. Je ziet dat boeren rondom omgevings­vergunningen voor bouwplannen helemaal vastlopen. Met ons amendement behouden we het recht op bezwaar bij de gemeente en beroep bij de recht­bank, maar schrappen we de Raad van State voor de meeste projecten. Alleen bij grote projecten (vanaf duizend woningen) en bij juridische vraagstukken blijft beroep bij de Raad van State mogelijk. Ik zie het als een nood­zakelijke stap om de bouwsector te ontlasten en de doorlooptijden drastisch te verkorten. De wooncrisis vraagt om directe actie. We moeten naar een efficiënter systeem met simpele en kortere procedures, zodat iedereen kan profiteren van een vlottere bouw- en woningmarkt.’

Het kabinet zit er nu een jaar. Hebt u het idee dat u al iets heeft bereikt?

‘Ik heb het idee dat ik op verschillende fronten de regio op de kaart heb gezet. Daar heb ik al best veel moties voor ingediend. Bijvoorbeeld de onlangs aangenomen motie die moet voorkomen dat de officiële vakantiedata in het zuiden niet tijdens carnaval vallen. Ik vraag me bij dat soort dingen af hoe het kan dat dat nooit geregeld is. Ik ben er voor dat regiogeluid.’

Dat jaar ging niet rimpelloos voorbij. Hoe is het om in zo’n turbulent kabinet te werken?

‘Dat is best een uitdaging, maar de echt felle debatten zijn vooral de debatten met de kopstukken. In de commissies en ook met andere Kamerleden is de samen­werking over het algemeen prettig. In het debat over de sociale advocatuur bijvoorbeeld zie je dat echt de verbinding wordt gezocht. Ik probeer me vooral te focussen op alles wat we wél bereiken. We zijn nog niet eens een jaar aan de gang. Dat lijkt soms vergeten te worden. Je ziet nu inmiddels dat er een andere koers is ingeslagen. Dat heeft tijd nodig. Ik klamp me vast aan de eerste stappen naar nieuw beleid.’

Mist u de advocatuur?

‘Nee, maar ik heb er wel veel van geleerd. Wat ik heel leuk vond aan de advocatuur was de toga en het pleiten in de rechtszaal. Het gaan voor een zaak. Het deed dus best een beetje pijn toen ik mijn toga aan de wilgen hing.’

Welke eigenschappen die u als advocaat hebt opgedaan, komen nu goed van pas?

‘De mondelinge vaardigheden en het omgaan met allerlei soorten mensen met verschillende achtergronden. En als advocaat moet je soms snel schakelen en het probleem doorgronden. Dat helpt me nu om snel tot de kern te komen.’