juridisch even opfrissen

Exceptie­clausules in het IPR

De Hoge Raad bevestigde onlangs weer hoe belangrijk het is om kennis te hebben van het internationaal privaatrecht.

De Hoge Raad tikte het gerechtshof Den Haag op 18 oktober 2024 (ECLI:​NL:​HR:​2024:1474) op de vingers omdat het artikel 10:8 BW ten onrechte had toegepast. Dat artikel bevat een algemene betrokkenheidsexceptie die alleen kan worden gehanteerd als het door de conflictregel aangewezen recht slechts een zeer geringe band heeft met de rechtsverhouding, terwijl een veel nauwere band bestaat met een ander recht. Het hof was in de betreffende zaak, waarin de vrouw om afgifte van de bruidsgave had verzocht, uitgegaan van het Nederlandse in plaats van het Iraanse recht zonder eerst te onderzoeken of een internationale of communautaire regeling van toepassing is. Dat is volgens de Hoge Raad niet juist.

Algemene en bijzondere excepties in het IPR

Artikel 10:8 BW is dus bedoeld om de in de conflict- of verwijzingsregel gehanteerde aanknopingsfactor te corrigeren, zodat een veel nauwer verbonden recht kan worden toegepast. Het is een algemene exceptieclausule, die niet geldt voor een specifiek onderwerp, maar in beginsel voor alle in Boek 10 opgenomen nationale verwijzingsregels. In tegenstelling tot bijzondere exceptieclausules, die alleen betrekking hebben op een bepaald onderwerp en doorgaans zijn ingebouwd in de wettelijke bepaling waarin dit onderwerp is geregeld. Denk bijvoorbeeld aan de veel in het familierecht voorkomende realiteitstoets in het kader van het nationaliteitsaanknopingspunt. Zo kan als een nationaliteit met het verstrijken der tijd is verwaterd, terwijl deze nationaliteit wel bepalend is voor de aanwijzing van het toepasselijk recht, bij wege van uitzondering worden aangeknoopt bij bijvoorbeeld de woonplaats van de betrokkene. Een andere bijzondere exceptie is de zogenaamde accessoire aanknoping. Als tussen verschillende rechtsverhoudingen een nauwe samenhang bestaat, kan dat grond zijn om op deze rechtsverhoudingen hetzelfde recht toe te passen in plaats van het door de verwijzings­regel aangewezen recht (bijvoorbeeld artikel 4 lid 3 tweede zin Rome II). Ten slotte noem ik het beschermingsbeginsel, ook wel de functionele aanknoping genoemd, waarbij de maatstaf van de verwijzing eerder wordt gezocht in de functie en strekking van het objectieve recht dan in de aard van de rechtsverhouding.

Artikel 10:8 BW

Terug naar artikel 10:8 BW en de uitspraak van de Hoge Raad. Uit de bewoordingen van deze wetsbepaling volgt dat deze exceptie restrictief moet worden uitgelegd: het door de verwijzingsregel aangewezen recht blijft ‘bij uitzondering’ buiten toepassing, indien ‘gelet op alle omstandig­heden van het geval’ de in die verwijzingsregel veronderstelde nauwe band ‘kennelijk’ ‘slechts in zeer geringe mate’ bestaat en met een andere recht een ‘veel nauwere band’ bestaat. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat deze ‘veel nauwere band’ alleen op basis van objectieve factoren kan worden bepaald. Daarbij worden doorgaans geografische factoren in aanmerking genomen, zoals de woon- of vestigingsplaats van partijen, de plaats waar een onroerend goed is gelegen, de handeling plaatsvindt of de schade is veroorzaakt. Daarnaast kan worden aangeknoopt bij voormelde techniek van de accessoire aanknoping of bij de objectieve verwachtingen van partijen. De exceptie kan ambtshalve worden toegepast, maar partijen moeten wel de gelegenheid krijgen zich daarover uit te laten om verrassingsbeslissingen te voorkomen.

Het spreekt voor zich dat een conflictregel, die is opgenomen in voor Nederland bindende verdragen en verordeningen, nooit opzij kan worden gezet door deze clausule. Dit volgt uit artikel 94 van de Grondwet, artikel 10:1 BW en artikel 1 Rv. Voor toepassing van artikel 10:8 BW moet dus eerst duidelijk zijn welke conflictregel van toepassing is en daar ging het volgens de Hoge Raad bij het gerechtshof Den Haag mis. Het hof had op basis van de omstandig­heden geoordeeld dat het geschil over de bruidsgave het nauwst verbonden was met de Nederlandse rechtsorde en daarom Nederlands (in plaats van Iraans) recht toegepast. Het hof had daarbij in het midden gelaten op grond van welke conflictregel het Iraanse recht van toepassing was en miskend dat het wel degelijk uitmaakt op basis van welke conflictregel wordt bepaald welk recht van toepassing is. Een ander hof zal na cassatie en verwijzing dus alsnog eerst moeten beoordelen op grond van welke conflictenrechtelijke regeling moet worden bepaald welk recht van toepassing is.

Saskia Braun is advocaat personen- en familierecht, verbonden aan LYS Advocaten in Den Haag en redactielid van dit blad.