actueel cover

Drie uur werk voor de prijs van twee

Nadat de punten­toekenning in 2022 flink werd opgeschroefd, kan deze keer worden volstaan met ‘slechts enkele, in omvang relatief beperkte aanpassingen van de forfaits’, meent de commissie. Wel blijken de toeslagen aanzienlijk te laag.

Een veelgehoorde klacht onder sociaal advocaten is dat ze doorgaans (veel) meer uren maken dan ze vergoed krijgen. De Commissie-Van der Meer bevestigt dat beeld, zich baserend op tijd­bestedings­onderzoek door bureau Cebeon. In het vorige onderzoek werd de tijds­besteding vastgesteld op basis van zaken uit 2014 tot en met 2016. Dat leidde pas in 2022 tot aanpassing van de punten­toekenning. Feitelijk zijn de huidige punten­aantallen geënt op de tijdsbesteding anno 2016.

Inmiddels kost circa twee derde van alle toevoegings­zaken meer tijd dan tien jaar geleden. Om dat recht te trekken, moet de punten­toekenning volgens de commissie gemiddeld met tien procent omhoog (zie tabel). Arbeidszaken en huur­rechtzaken verdienen zelfs vijf respectievelijk drie punten extra.

Ook voor zogeheten niet-standaardzaken is een inhaalslag nodig. Bij complexe zaken met één of meer toeslagen spenderen advocaten gemiddeld anderhalf uur voor elk punt dat ze betaald krijgen. Anders gezegd: een advocaat die een werkdag van negen uur maakt, krijgt er zes betaald. De commissie vindt dan ook dat alle toeslagen met 35 procent omhoog moeten (zie tabel). Een familie­recht­advocaat die een scheidingsconvenant ‘afhecht’ bij de rechter, zou geen 2,5 maar 3,5 punten vergoed moeten krijgen.

Waar een advocaat een toeslag krijgt voor een complexe zaak, volgt een korting bij zaken die met elkaar samen­hangen. Hoe meer zaken worden samengevoegd, hoe hoger de korting. Uit het Cebeon-onderzoek blijkt dat die korting gemiddeld genomen te hoog is. Om daaraan tegemoet te komen, stelt de commissie een andere staffel voor. In het huidige systeem ontvangt een advocaat bij tien samenhangende zaken 300 procent van het forfait. Volgens de aanbevolen nieuwe staffel zou dat 350 procent worden.

De toeslag in opvolgings­zaken is te laag, meent de commissie. Voorlopig zou die geen twee, maar drie punten moeten beslaan. Op termijn dient de opvolgingstoeslag 35 procent van het forfait te zijn.

De gemiddelde tijds­besteding in advieszaken sluit over het algemeen goed aan bij de huidige punten­toekenning.

Voor piketzaken is verder onderzoek nodig, meent de commissie. De tijds­besteding in piketzaken wordt momenteel niet geregistreerd, zodat er geen objectieve gegevens zijn. Niettemin stellen vier op de vijf piket­advocaten dat de punten­toekenning voor piket­diensten te laag is. Volgens de commissie is nader onderzoek naar de tijds­besteding in piketzaken nodig.

De commissie wijdt ook een passage aan de ongelijke behandeling van strafadvocaten ten opzichte van slachtoffer­advocaten. Waar een slachtoffer­advocaat die een pro-forma­zitting bijwoont een vergoeding krijgt van 2,5 punten, ontvangt een advocaat van een verdachte in beginsel niets. De commissie adviseert om advocaten die een pro-forma­zitting bijwonen met gelijke munt te betalen.

Samenstelling en werkwijzen

De Commissie Evaluatie punten­toekenning gesubsidieerde rechtsbijstand II, kortweg de Commissie-Van der Meer II, bestaat uit vijf personen.

  • Herman van der Meer (voorzitter), senior raadsheer gerechtshof Amsterdam;
  • Irene Nijboer, directeur/​bestuurder Raad voor Rechtsbijstand;
  • Heike Goudriaan, onderzoeker Centraal Bureau voor de Statistiek;
  • Walter Hendriksen, advocaat te Amsterdam;
  • Michael Beltman, directeur Financieel Economische Zaken, ministerie van Justitie en Veiligheid.

De bevindingen van de commissie zijn deels gebaseerd op tijd­bestedings­onderzoek door onderzoeks­instituut Cebeon in Amsterdam, op grond van 65.479 zaken. Verder deed de Raad voor Rechts­bijstand onderzoek naar het verdien­vermogen van een sociaal advocaat. De commissie hield 22 hoorzittingen met een lange reeks organisaties en ging op werkbezoek bij Meesters aan de Maas in Rotterdam en Oudegracht Advocaten in Alkmaar. Circa 2.500 advocaten vulden een webenquête in. De financiële consequenties van de aanbevelingen van de commissie zijn doorgerekend door specialisten van J&V en RvR en getoetst door Cebeon.

Het rapport is op 3 maart aangeboden aan Teun Struycken, staats­secretaris voor Rechts­bescherming.