van de nova

uitspraken

Van de tuchtrechter

Recente uitspraken, geselecteerd en bewerkt door de Commissie Disciplinaire Rechtspraak, bestaande uit Maurice Mooibroek en Robert Sanders.

Informatie achtergehouden

  • Hof van Discipline 13 december 2024, zaak nr. 240077, ECLI:​NL:​TAHVD:​2024:290.
  • Artikel 10a lid 1 sub a en d Advocatenwet; gedragsregel 8.
  • Informatie in procedure achtergehouden terwijl deze evident van doorslaggevend belang was.

Een makelaarskantoor dient een klacht in tegen mr. X. Het makelaars­kantoor verkocht een woning aan een koper, die werd bijgestaan door een aankoopmakelaar. De verkoop­brochure vermeldde een woonoppervlakte van 195 m2, maar later bleek de werkelijke oppervlakte 170 m2. Koper erkende dat in verschillende e‑mails. Koper had de woning gekocht en verkocht deze later met € 40.000 verlies. Hierna diende koper een tuchtklacht in tegen zijn aankoopmakelaar omdat zij hem niet had behoed voor het betalen van een onredelijke prijs. Hierbij werd hij bijgestaan door een kantoor­genoot van mr. X. Deze klacht werd afgewezen. De koper heeft daarnaast, ook met bijstand van de kantoor­genoot van mr. X, het makelaars­kantoor aansprakelijk gesteld wegens het vermelden van een onjuist woonoppervlakte in de verkoopbrochure. In een civiele procedure werd de vordering zonder inhoudelijke beoordeling afgewezen met veroordeling van koper in de daadwerkelijke proces­kosten, vanwege handelen in strijd met de waarheidsplicht. De rechtbank verwees hierbij naar de erkenning van koper in verschillende e‑mails dat hij op de hoogte was dat het daadwerkelijke woonoppervlak van de woning veel kleiner was. Het makelaarskantoor verwijt mr. X en zijn kantoor­genoot in de civiele procedure stellingen te betrekken waarvan zij wisten of behoorden te weten dat deze in strijd met de waarheid waren.

De raad verklaart de klacht gegrond. Mr. X en zijn kantoor­genoot hebben namens koper stellingen ingenomen die strijdig zijn met de waarheid, in strijd met artikel 8 gedrags­regels advocatuur. Hoewel uit de e‑mails van de koper onmiskenbaar blijkt dat koper vóór de aankoop wist dat de woon­oppervlakte kleiner was dan vermeld in de verkoopbrochure, hebben mr. X en zijn kantoor­genoot in de civiele procedure het tegenovergestelde betoogd. Zij hadden volgens de raad nooit de stellingen kunnen betrekken die zij namens koper hebben ingenomen in de dagvaardingsprocedure waarbij de feiten uit de tucht­procedure tegen de aankoopmakelaar volledig achterwege zijn gelaten. Hiermee is de rechtbank (bewust) een onjuiste en onvolledige voorstelling van zaken gegeven, aldus de raad. Het beroep van mr. X op de eigen interpretatie van de feiten door koper wordt afgewezen omdat hij deze interpretatie had moeten verifiëren. De raad waarschuwt mr. X.

In beroep bekrachtigt het hof het oordeel van de raad. Het hof is van oordeel dat het standpunt van mr. X aantoonbaar onjuist en onbetamelijk is. Het hof meent dat mr. X onvoldoende onafhankelijkheid heeft betracht door kritiekloos het onjuiste standpunt van zijn cliënt over te nemen, ondanks duidelijke signalen dat dit niet klopte. Een advocaat moet naast partijdig ook kritisch en onafhankelijk zijn. Door dit na te laten, heeft mr. X niet alleen het makelaarskantoor, maar ook zijn cliënt geschaad, die immers in de daadwerkelijke proceskosten werd veroordeeld. Vanwege dit ernstig gebrek aan onafhankelijkheid legt het hof een berisping op in plaats van een waarschuwing.

Gedragingen als patroon

  • Hof van Discipline 22 november 2024, zaak nr. 240096D, ECLI:​NL:​TAHVD:​2024:284.
  • Artikel 10a lid 1 sub d Advocatenwet; artikel 3.13 lid 7 sub a Voda; Beleidsregel stage en patronaat 2018.
  • Patroon sluit ongeoorloofd studie­kosten­beding met stagiair.

Mr. X sluit namens zijn maatschap een arbeids­overeenkomst met mr. Y, die in dienst zal treden als advocaat-stagiair. In die arbeids­overeenkomst, die wordt meegezonden aan de raad van de orde met het verzoek tot goedkeuring stage en patronaat, is geen studie­kosten­beding opgenomen. Korte tijd later heeft mr. X namens zijn maatschap een ‘studieovereenkomst’ gesloten met mr. Y, met daarin een terugbetalings­verplichting voor de kosten van de Beroepsopleiding Advocaten indien mr. Y binnen een bepaalde periode na het afronden van zijn stage de arbeids­overeenkomst opzegt.

Gedurende de stage antwoordt mr. X elk jaar op de vraag van de raad van de orde op het verslagformulier of de overeenkomst met mr. Y is gewijzigd met ‘nee’. Een klein jaar na de ontvangst van zijn stageverklaring gaat mr. Y als advocaat elders werken, waarop mr. X € 11.275,27 (onder meer 66% van de kosten voor de Beroepsopleiding Advocaten) van mr. Y vordert, op basis van het studie­kosten­beding. Mr. Y heeft een adviesverzoek gedaan bij de deken over de terugbetalings­verplichting. De deken dient daarop een dekenbezwaar in omdat mr. X in strijd heeft gehandeld met de kernwaarde integriteit door het niet-volgen van de destijds geldende Beleidsregel stage en patronaat 2018 en het niet-verstrekken van juiste informatie over het wijzingen van de arbeids­overeenkomst met de advocaat-stagiair.

De Raad van Discipline rekent mr. X een en ander zwaar aan omdat hierdoor het vertrouwen in de beroeps­groep is geschaad. De advocaat heeft volgens de raad een voorbeeldfunctie en deze voorbeeldfunctie weegt extra zwaar indien het handelen plaatsvindt in de relatie patroon-advocaat-stagiair. Een patroon dient immers de advocaat-stagiair te laten zien hoe deze in de praktijk moet voldoen aan de kernwaarden, waaronder de kernwaarde integriteit, aldus de raad. De raad legt aan mr. X een schorsing van twee weken op.

In hoger beroep stelt het hof voorop dat in de (destijds geldende) Beleidsregel stage en patronaat 2018 is bepaald aan welke eisen een arbeids­overeenkomst met een advocaat-stagiair moet voldoen en binnen welke kaders een studie­kosten­beding mag worden afgesproken. Deze regelgeving strekt (onder meer) tot bescherming van de financiële positie van de advocaat-stagiair. In artikel 3 lid 2 sub d van de Beleidsregel stage en patronaat 2018 is opgenomen: ‘Een eventuele terugbetalingsregeling met betrekking tot de netto kosten van de beroeps­opleiding, kent een glijdende schaal, in die zin dat de door de stagiaire te vergoeden kosten afnemen met het verstrijken van de tijd, waarbij in beginsel aan het einde van de stage geen terugbetalings­verplichting meer geldt’. Door een ‘studieovereenkomst’ te sluiten met mr. Y met daarin een terugbetalings­verplichting voor de kosten van de beroeps­opleiding indien mr. Y binnen een bepaalde periode na het afronden van zijn stage de arbeids­overeenkomst opzegt, en deze kosten nadat mr. Y zijn stage had afgerond en elders in loondienst was gaan werken, ook daadwerkelijk terug te vorderen, heeft mr. X in strijd gehandeld met de Beleidsregel stage en patronaat 2018.

Het hof is met de raad van oordeel dat mr. X destijds op de hoogte had kunnen en moeten zijn van de Beleidsregel en dat het studiebeding zoals dit door mr. Y was opgesteld in strijd was met deze Beleidsregel. Niet van belang is of dit al dan niet is medegedeeld tijdens de patroons­cursus. Een advocaat die gaat optreden als patroon dient op de hoogte te zijn van de voor dit patronaat geldende beleidsregels. Zelfs als mr. X bij aanvang van de stageperiode van mr. Y niet op de hoogte was van de ontoelaatbaarheid van het studie­kosten­beding, had hij er op die momenten wel van op de hoogte moeten raken en het studie­kosten­beding moeten aanpassen of moeten schrappen. In ieder geval had hij zeker niet (een deel van) de studiekosten van mr. Y mogen terugvorderen zonder zich van relevante beleidsregels te vergewissen.

Ook heeft mr. X de deken onjuist geïnformeerd, door binnen twee weken nadat de arbeids­overeenkomst door de deken was goedgekeurd een studie­kosten­beding aan te gaan en dit niet alsnog aan de deken ter goedkeuring voor te leggen. In de periodieke verslagen aan de raad van de orde heeft mr. X de deken eveneens consequent onjuist geïnformeerd. Daarmee is hij nalatig geweest in zijn verplichting op grond van artikel 3.1 lid 7 van de Voda.

Mr. X heeft in zijn verweer aangevoerd dat het idee een studie­kosten­beding aan te gaan van zijn accountant kwam, dat de arbeids­overeenkomst en het studie­kosten­beding door mr. Y zelf zouden zijn opgesteld, dat mr. Y de formulieren voor de raad van de orde invulde en dat hij slechts bemoeienis had met de vragen voor zover die over de inhoud van de stage gingen. Daarnaast heeft mr. X ter zitting verklaard dat hij bij het terugvorderen van de studiekosten na het uit dienst treden van mr. Y wederom is afgegaan op het advies van zijn accountant en ook het door de accountant aangeleverde kostenstaatje een-op-een heeft overgenomen. Dit alles getuigt volgens het hof van een slordige en nalatige houding die niet past bij de verant­woordelijk­heden die mr. X heeft als redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat. Dit geldt temeer nu mr. X heeft gehandeld in zijn hoedanigheid als patroon. Hij heeft als patroon een voorbeeldfunctie en in die rol dient hij de advocaat-stagiair te laten zien hoe deze in de praktijk moet voldoen aan de kernwaarden.

Het hof rekent mr. X zijn nalatigheid zwaar aan. Mr. X dient zich in het vervolg goed bewust te zijn van zijn verant­woordelijk­heden en de bijzondere positie van de advocaat als patroon. Omdat niet is komen vast te staan dat mr. X opzettelijk heeft gehandeld, acht het hof de door de raad opgelegde onvoorwaardelijke schorsing te zwaar en volstaat in dit geval met een voorwaardelijke schorsing van twee weken. Daarnaast acht het hof een onvoorwaardelijke maatregel in dit geval tevens passend en geboden en legt het aan mr. X een (onvoorwaardelijke) boete op van € 5.000.