vak & mens
gezien
Inhouse risicomanager

De general counsel is relatief onbekend. Eigenlijk is het een bedrijfsjurist, maar de functie is inmiddels veramerikaniseerd. Hij staat misschien wat lager op de prestigeladder dan een advocaat, want is in loondienst en niet onafhankelijk. Tegelijkertijd is de counsel voor menig advocaat gesprekspartner of opdrachtgever. Alleen al om die reden loont het de moeite meer te weten te komen over deze functionaris.
Dat is precies wat advocaten van Van Doorne beoogden met hun project, dat een jaar duurde en resulteerde in het boek De general counsel; het geweten van de organisatie in een wereld in transitie (Wolters Kluwer, 2024).
Onder aanvoering van partner Bart van Reeken interviewden de Van Doorne-advocaten 23 general counsels van grote bedrijven. Denk aan IKEA, KPN, Heijmans, Talpa, AFM en Heineken.
De general counsels werden anderhalf uur bevraagd, waarna het interview als een soort verkorte transcriptie in het boek werd opgenomen. Dat vraagt van de lezer enig doorzettingsvermogen, maar levert nuttige inzichten op over de counsel en diens habitat.
Een general counsel is in de eerste plaats risicomanager, zegt Patric Jansen van Stork, die het bedrijf uit de problemen moet houden. Dat maakt het essentieel, meent Maaike Teeuwen van Heijmans, dat hun advocaten van de hoed en de rand weten. ‘Wij verwachten van de advocaten met wie wij werken dat ze ons waarschuwen en ons wijzen op ontwikkelingen. Daarvoor moeten zij ons kennen, want je moet weten wat voor ons relevant is.’
Jasper Spanbroek van KPN meldt dat zijn bedrijf minder op externe kantoren leunt dan voorheen. Hij nam twee advocaten in dienst en doet sindsdien alle arbeidszaken zelf. ‘Ook kleinere en zelfs middelgrote M&A doen we steeds meer inhouse,’ zegt hij.
Het is een belangrijke en interessante functie, concludeert Bart van Reeken in zijn voorwoord. Wat hem betreft, plaatsen bedrijven de general counsels hoger in de boom, zodat ze zich op het juiste niveau kunnen laten gelden.
De vloek van Big Tech

In toenemende mate bedreigt Big Tech democratische en rechtsstatelijke waarden. Hoe heeft dat kunnen gebeuren?
Die vraag probeert Reijer Passchier (hoogleraar Digitalisering en de democratische rechtsstaat aan de Open Universiteit en universitair docent Staats- en bestuursrecht aan de Universiteit Leiden) in De vloek van Big Tech (Boom, 2024) te beantwoorden. Met de digitalisering van de maatschappij zijn enkele ongekend grote en dominante techbedrijven opgekomen. Enerzijds lijkt dat maatschappelijke voordelen te hebben, zegt Passchier. ‘Zo maken Big Tech-bedrijven geavanceerde informatietechnologie op onnavolgbare wijze toegankelijk voor andere bedrijven, overheden en het grote publiek.’ Anderzijds vormt Big Tech inmiddels een formidabele bedreiging voor de toekomst van de democratische rechtsstaat, aldus Passchier. ‘Al jaren wijzen wetenschappers en andere commentatoren op het dramatische lot van allerlei specifieke waarden en specifieke mensenrechten in ‘digitale’ contexten. Zoals de privacy van burgers op het internet, de betrouwbaarheid van online informatie of consumentenrechten en de vrije mededinging op digitale markten. Daarnaast ondermijnt Big Tech ondertussen in toenemende mate ook de diepere en meer algemene institutionele grondslagen.’ Heeft de staat in een wereld met Big Tech eigenlijk nog wel voldoende wetgevende autonomie en handhavingskracht om publieke belangen te doen prevaleren boven private belangen? Is de heerschappij van het gemene recht (de ‘rule of law’) voldoende tegen Big Tech opgewassen? Wat blijft er met Big Tech nog over van de weerbaarheid van ‘gewone’ mensen en ‘reguliere’ bedrijven? Passchier beschrijft hoe meer dan tweehonderd jaar moderne rechtsontwikkeling heeft bijgedragen aan het ontstaan van Big Tech en de daarmee geassocieerde feodalisering van de moderne maatschappij. Passchier concludeert dat er groot constitutioneel onderhoud nodig is om te voorkomen dat digitalisering Big Tech nog groter en machtiger maakt en de algemene institutionele grondslagen van de democratische rechtsstaat verder ondermijnt.
De rechter lost het maar op

De rol van de rechter verandert, concluderen Adriaan Bedner, Lisa Ansems, Miranda Boone, Elise Filius en Rogier Hartendorp in hun boek De conflictoplossende rol van de rechter in kleine en grote zaken (Boom, 2025). De uitgave vormt de weerslag van zes jaar onderzoek door de onderzoekers van de universiteiten Leiden, Utrecht en Nijmegen.
Zowel samenleving als rechters zelf hebben door de jaren heen een andere opvatting gekregen over de taak van de rechter, concluderen de auteurs. Waar het vroeger draaide om traditionele geschillenbeslechting wordt het oplossen van maatschappelijke problemen tegenwoordig ook gezien als belangrijk doel.
Nu spreken rechters zich uit over zowel kleine zaken, denk aan een echtscheiding als grote zaken, over het klimaat of internationale conflicten. Tussen zaken op macro- en microniveau is er een duidelijk verschil, aldus de onderzoekers. Bij de kleine zaken gaat het de rechter doorgaans redelijk af om een conflict of probleem op te lossen, vooral in civiele zaken. Ze dwingen een oplossing af, gebruikmakend van hun autoriteit, of sturen aan op mediation of schikking.
In het geval van maatschappelijke dilemma’s is het voor de rechter een stuk lastiger om tot een oplossing te geraken. Die belanden echter wel steeds vaker op zijn bord, als gevolg van het onvermogen van politieke en bestuurlijke organen om maatschappelijke problemen het hoofd te bieden. Anders dan een politicus kán een rechter niet wegduiken, vanwege het verbod van rechtsweigering. Dat kan tot spanning in de samenleving leiden. Burgers en politici kunnen rechters bestempelen als partijdig of politiek gemotiveerd, hetgeen het vertrouwen in de rechtspraak ondermijnt.
Rechters doen er goed aan meer begrip te kweken en in de media vaker uitleg te geven over hun taak, positie en werkwijze, denken de auteurs. Dat neemt de oorzaak van het probleem niet weg, erkennen ze. Die ligt elders, bij slechte wetgeving en dito uitvoering.