vak & mens
Advocaten zijn verhalenvertellers pur sang, maar er is onder juristen te weinig aandacht voor de kracht van taal, vinden docenten van de Universiteit Utrecht. Juridische storytelling: modegril of traditionele basisvaardigheid?
Hoe bouw ik een verhaal op? Welke elementen gebruik ik? Welke stemmen laat ik horen? Hoe orden ik bepaalde teksten zodat het overtuigend is? Het zijn wezenlijke vragen die elke advocaat zichzelf moet stellen bij het opstellen van processtukken of pleitnota’s, zeggen Martine Veldhuizen en Hanneke van Eijken. Zij zijn beiden verbonden aan de Universiteit Utrecht. Veldhuizen als universitair docent aan de faculteit Geesteswetenschappen (departement Talen, Literatuur en Communicatie). Van Eijken is hoogleraar rechtsstaat en democratie aan de rechtenfaculteit. Ze hebben uit gezamenlijke interesse de handen ineengeslagen en bieden met mededocent Pauline Phoa de nieuwe cursus Juridische Storytelling: impactvol schrijven in de rechtspraktijk aan.
‘Ik ben mijn hele academische leven al gefascineerd door de kracht van de taal in historische, literaire en juridische teksten,’ vertelt Veldhuizen. ‘In de middeleeuwen werd een advocaat taalman genoemd. Het zegt iets over het cruciale instrument van een advocaat.’
Veldhuizen en Van Eijken kwamen gezamenlijk tot het inzicht dat de hedendaagse rechtenstudent te weinig meekrijgt van taal en narratologie. Voor Van Eijken, die naast hoogleraar ook (stads)dichter is, is de combinatie tussen taal en literatuur, verhalen en het recht met elkaar vervlochten. ‘Dat wil ik overbrengen op mijn studenten en op professionals. Vanuit die gedachte is deze nieuwe cursus ontstaan.’

De beide docenten mikken ook op professionals als advocaten, rechters en officieren van justitie. ‘Advocaten zijn snel en vooral gefocust op de inhoud,’ zegt Van Eijken. ‘Je moet natuurlijk goed weten hoe iets inhoudelijk zit, maar storytelling is ook een vaardigheid die elke advocaat moet kunnen. Een advocaat ordent gebeurtenissen op een bepaalde manier aan elkaar waardoor een soort causaal verband of een plot ontstaat. Dat maakt ze verhalenvertellers bij uitstek.’
Creatief schrijven
De eerste middag staat de vraag centraal wat een verhaal eigenlijk is en hoe dat verbonden is aan juridische uitspraken. In de tweede sessie gaan de docenten aan de hand van voorbeelden dieper in op de praktijk, de diversiteit aan perspectieven in verhalen en het wel of niet belichten van argumenten. Tijdens de derde bijeenkomst gaan de cursisten middels schrijfopdrachten zelf aan de slag en worden er praktische tips gegeven hoe een boodschap overtuigend te brengen.
‘Neem afstand van juridische termen en gebruik geen containerbegrippen, laat mensen het begrijpen op hun niveau’
Doel van de docenten is om advocaten creatief te leren schrijven en bewust te maken van bepaalde symboliek. ‘Door te oefenen in verschillende perspectieven en na te denken over metaforen en symboliek ontwikkel je jezelf ook op empathisch vlak,’ weet Veldhuizen. ‘Daardoor kun je als advocaat meer aandacht hebben voor de menselijke kant van het recht. Iets wat in deze tijd extra belangrijk is. Het is niet altijd de sterkste zaak die wint, soms wint het sterkste verhaal. Een goede jurist is net een romanschrijver. Een meesterlijke roman kan je meeslepen en niet meer loslaten. Dat kan levensveranderend zijn voor de mensen die je verdedigt.’
Het gaat volgens Veldhuizen daarbij niet alleen om begrijpelijkheid. Soms is het ook belangrijk om juist de esthetiek op te zoeken, mensen mee te nemen of een emotionele impact te maken. ‘Je wilt de rechter niet altijd alleen via het hoofd, maar ook via het hart veroveren of overtuigen.’

Dat is volgens de docent extra belangrijk bij gevoelige zaken, zoals asielaanvragen en zaken over kinderrechten. ‘Overzie welke stemmen er allemaal in een zaak zitten en benoem niet altijd alleen die van je eigen cliënt. Neem bijvoorbeeld ook het perspectief van een kind mee. Benut al die stemmen in een pleidooi. Het voorkomt dat een zaak te eenzijdig wordt gepresenteerd.’
Goed nadenken over beeldspraak en wat een bepaalde uitdrukking op kan roepen, is essentieel, voegt Van Eijken toe. De noodwet en het uitroepen van een asielcrisis is daar een actueel voorbeeld van. ‘In welke situaties gebruiken we het woord crisis en wat roept dat op? Als je puur kijkt naar Van Dale is een crisis een omstandigheid die plotseling van buiten op je afkomt. Door dat woord te gebruiken, suggereer je dat je daar zelf niet zoveel mee te maken hebt en dat het iets onverwachts is.’
Ander voorbeeld is hoe er wordt gepraat over vluchtelingen. ‘Je hoeft maar een krant open te slaat en er staat bijvoorbeeld “een tsunami van vluchtelingen”. Het is belangrijk om na te denken wat een bepaalde uitdrukking bij iemand kan oproepen. Het is niet alleen klare taal, maar ook framing.’
Overtuigingskracht
Onbewust of bewust maakt elke advocaat gebruik van storytelling. Robbert Jan van der Weijden, advocaat bij het in commercial litigation en arbitrage gespecialiseerde kantoor Ysquare in Amsterdam, doet het bewust. Hij ziet storytelling niet als een trucje, maar als een verzamelbegrip voor bepaalde aandachtspunten bij het schrijven van een overtuigend processtuk. Het komt volgens hem bijvoorbeeld kijken bij het selecteren van de feiten na uitgebreid feitenonderzoek. Welke van die feiten geef je ruime aandacht in het stuk, welke juist minder? Welke feiten hebben meer context nodig als het bijvoorbeeld gaat over technische materie, of over de aspecten van de zaak waarop de cliënt minder sterk staat? ‘Het is belangrijk dat je als advocaat de kernboodschap zo goed mogelijk over het voetlicht brengt en betrokkenheid bij de rechter creëert. Daarbij kan het nuttig zijn om niet alleen aandacht te geven aan de feiten die vanuit juridisch perspectief relevant zijn. Maar, mits gedoseerd, bijvoorbeeld ook aan de feiten die de cliënt of zijn standpunt sympathieker maken, of een appèl doen op het onderbuikgevoel van de rechter.’
Het heeft volgens Van der Weijden soms iets weg van wat een filmregisseur doet. ‘Die schiet op basis van het plot eerst al het ruwe materiaal en bepaalt vervolgens per scene hoe hij de kijker het beste door zijn verhaal kan meenemen en wat hij daarvoor nog meer nodig heeft. Wij moeten de clue van het verhaal alleen niet verborgen houden tot het eind en kunnen onze fantasie niet de vrije loop laten. Op je geloofwaardigheid moet je heel zuinig zijn; die kan je maar één keer kwijtraken. Ook bij ingewikkelde feitelijke materie waarop je zelf soms maanden hebt zitten studeren, moet de rechter het stuk idealiter met één keer lezen kunnen begrijpen én overtuigd zijn van het ingenomen standpunt. Storytelling kan daarbij behulpzaam zijn.’
‘Het is niet altijd de sterkste zaak die wint, soms wint het sterkste verhaal’
Een rechterlijk oordeel is een menselijk oordeel, zegt Van der Weijden. ‘De rechter beoordeelt een zaak aan de hand van de juridische relevante feiten en omstandigheden, maar zal (onbewust) ook andere omstandigheden meewegen. Dat zal lang niet altijd doorslaggevend zijn, maar als je er geen gebruik van maakt, mis je wel een kans. In de praktijk worden bij negen van de tien zittingen partijen de gang op gestuurd om te proberen tot een schikking te komen. Wanneer een partij juridisch niet het sterkste verhaal heeft, maar misschien wel een sympathiek verhaal, dan zal de rechter soms meer geneigd zijn partijen een duwtje in een bepaalde richting te geven.’
Cassatieadvocaat Vivien Rorsch (LaRorsch, Leiden) erkent dat, maar bestempelt storytelling niettemin als een modegril. Iedere advocaat moet volgens haar een goed verhaal kunnen vertellen. ‘Dat is 95 procent van het vak. Ik zie storytelling als het verplaatsen in de lezer. Welke informatie heeft de lezer nodig om je standpunt te begrijpen? Daar kun je natuurlijk bepaalde technieken voor toepassen.’
Rorsch heeft die technieken in een eigen cursus gegoten waarmee ze advocaten helpt overtuigende processtukken te schrijven. De inleiding is volgens haar het belangrijkst. ‘Daarin staan de feiten en de rechtsvraag en daarmee kun je het debat veranderen.’
Slim gebruikmaken van subkoppen is een tweede tip. ‘Ik zie bijvoorbeeld vaak als subkop “onrechtmatige daad” staan. Maar wanneer je schrijft “het kelderluik is opengezet”, vertel je het verhaal eigenlijk al met inhoudsopgave en subkop. Neem afstand van juridische termen en gebruik geen containerbegrippen. Laat mensen het begrijpen op hun niveau. Vertel aan de hand van feiten je verhaal. De rechter verbindt daar vervolgens zelf wel de conclusie aan dat er sprake is van dwaling.’
Haar derde tip is goed na te denken over waar welk argument wordt neergezet. ‘Begin met een belangrijk punt en eindig met een belangrijk punt. Dubieuze punten probeer ik altijd een beetje in het midden te plaatsen. Behandel ze wel. Het is gevaarlijk als je iets niet benoemt, maar leg er niet de nadruk op.’
Poëzie
Rorsch benoemt ook twee valkuilen. De eerste is de vloek van kennis. ‘Wanneer je vol in het dossier zit, neem je snel bepaalde dingen aan en vergeet je dat te vertellen. Laat je stuk daarom altijd aan een niet-jurist lezen om te zien of het begrijpelijk is.’
De tweede valkuil is volledigheid. Rorsch’ ervaring is dat advocaten het moeilijk en eng vinden om te kiezen. ‘Dat zag je ook aan de weerstand die er was toen er een paginabeperking werd gesteld aan de memorie van grieven. Veel advocaten schoten in de stress, want dan moet je kiezen. Maar bij elk verhaal moet je kiezen. Je kunt nooit alles opschrijven.’
Als voorbeeld noemt Rorsch processtukken waarbij alles in chronologische volgorde wordt verteld en waarbij ook alle data worden genoemd. ‘Al die data zijn vaak helemaal niet belangrijk. Zo kun je, door volledig te zijn, de lezer juist op het verkeerde pad zetten. Laat de dingen die overbodig zijn weg. Vind daar een balans in.’
Denk goed na wanneer je in- en wanneer je uitzoomt en wat je vertelt over je personages, is haar devies. ‘Vertel niet te veel details. Dan gaat de lezer dat interpreteren als iets belangrijks. Je moet ook evenwicht vinden in welke menselijke aspecten je belicht. Rechters willen een objectief oordeel geven en niet het gevoel hebben gemanipuleerd te worden. Dus je moet het heel subtiel doen.’
Dichter Van Eijken beaamt dat het gaat om het vinden van de juiste balans. Zij drukt advocaten op het hart om ook eens een poëtische houding aan te nemen. ‘Dat zorgt voor contrast, meer compassie, toewijding en openheid.’
Dat kunnen advocaten volgens haar trainen door het lezen van poëzie. ‘In poëzie telt iedere letter en iedere interpunctie. Het traint je in dat hele technische. Tegelijkertijd is poëzie vaak heel open. Dichter Ellen Deckwitz vergeleek het ooit met die kralenkettingen die je voor deuren hangt om vliegen buiten te houden. Als je er heel dicht bij staat, kun je er goed doorheen kijken. Van een afstandje juist minder goed. Dat is wat poëzie is. Soms overzie je het goed, soms is het wat verder weg, maar nog steeds mooi. Durf die houding eens aan te nemen ten aanzien van een processtuk of pleitnota. Dat is heel leerzaam.’