van de nova

uitspraken

Van de tuchtrechter

Recente uitspraken, geselecteerd en bewerkt door de Commissie Disciplinaire Rechtspraak, bestaande uit Tjitske Cieremans, Maurice Mooibroek en Robert Sanders.

Grievende reactie op zelfmoordpoging

  • Hof van Discipline 8 maart 2024, zaak nr. 230105, ECLI:​NL:​TAHVD:​2024:84.
  • Artikel 10a lid 1 sub d Advocatenwet, gedragsregel 7 en 9.
  • Adequate reactie gevergd bij bericht over mogelijke zelfmoord, duidelijkheid over hoedanigheid moet direct en ongevraagd worden gegeven, geen noodzaak om zelfmoordpoging in informatieverzoek te betrekken.

Mr. X staat een verhuurder bij in geschil met klager over een vermeende koolmonoxide­vergiftiging van klager. Op enig moment stuurt klager een brief aan de cliënt van mr. X, waarin staat dat deze zelfmoord zal plegen. Naar aanleiding hiervan schrijft mr. X bij de advocaat van klager: ‘Mag ik hieruit opmaken dat het dossier hiermee gesloten kan worden? Informeert u nog even de rechtbank? Mocht uw cliënt zich onderweg bedacht hebben en mocht de zitting wel doorgang vinden, dan wil ik de rechtbank graag in kennis stellen van de inhoud hiervan.’ Hierna bericht dat advocaat van klager dat sprake is geweest van een mislukte zelfmoordpoging. Vervolgens stuurt mr. X de ex-werkgever en de schoonfamilie van klager een informatieverzoek, waarbij hij vragen stelt over het verblijf, de gezondheid en het huwelijk van de klager. Mr. X maakt hierbij ook melding van de zelfmoordpoging van klager en vermeldt hierbij niet dat hij de wederpartij van klager bijstond. Klager maakt mr. X verwijten van zijn reactie op zijn zelfmoord­aankondiging en van zijn informatieverzoek.

Waar de raad alleen het informatieverzoek verwijtbaar acht, stelt het hof in beroep dat óók verwijtbaar is de reactie van mr. X op de zelfmoord­aankondiging.

Aangaande het informatieverzoek overweegt het hof dat mr. X op zijn minst melding had moeten maken voor wie hij als advocaat optrad en wat in die relatie de positie van klager was. Dat had hij niet gedaan en daarmee heeft hij een misverstand kunnen laten ontstaan over zijn hoedanigheid (namelijk advocaat van de wederpartij van klager). Het is niet aan de geadresseerde om nadere uitleg te vragen over de hoedanigheid van mr. X, het is aan mr. X om die duidelijkheid direct en ongevraagd te verschaffen. Verder is het hof met de raad van oordeel dat mr. X de grens van het toelaatbare (ook) heeft overschreden door in zijn bericht melding te maken van onder andere de zelfmoord­poging van klager. Daar bestond geen noodzaak toe.

Aangaande de inhoud en de toonzetting van de e‑mail van mr. X in reactie op de zelfmoordaankondiging overweegt het hof dat deze ongepast, niet respectvol en ongevoelig is. De gebruikte bewoordingen zijn tegen de achtergrond van een mogelijke zelfmoord niet zakelijk, functioneel of adequaat, aldus het hof. Anders dan de raad acht het hof dit nodeloos grievend.

Gelet op het tuchtrechtelijke verleden van mr. X, waarbij hij meermaals onnodig beschadigend jegens wederpartijen is opgetreden, vindt het hof een voorwaardelijke schorsing van vier weken passend.

Rechter benaderen na bepalen uitspraak

  • Raad van Discipline ’s‑Gravenhage 4 maart 2024, nr. 23-657/​DH/​DH, ECLI:​NL:​TADRSGR:​2024:44.
  • Artikel 46 Advocatenwet, gedragsregel 21.
  • Het benaderen van de rechter na datumbepaling vonnis zonder toestemming van de advocaat van de wederpartij.

Mr. X staat de vrouw bij in een echtscheidingsprocedure tegen haar partner, de man. Zij twisten (onder andere) over de vraag of een ouderschapsbemiddelingstraject moet worden opgestart. Op 30 januari 2023 vindt voor de rechtbank Den Haag de mondelinge behandeling plaats, waarna de rechtbank de datum van de uitspraak bepaalt. Ter zitting zouden partijen volgens mr. X hebben afgesproken om een ouderschaps­bemiddelings­traject op te starten.

Op 9 februari 2023 – na het plaatsvinden van de mondelinge behandeling – ontvangt mr. X via haar cliënte het bericht dat de man niet voornemens is om dit traject te starten. Mr. X is teleurgesteld en laat aan de advocaat van de wederpartij –⁠ klager ⁠– weten dat zij de rechtbank zal informeren dat de man kennelijk toch afziet van het traject. Klager laat weten dat het voornemen van mr. X om na het bepalen van de datum van de uitspraak de rechtbank te berichten zonder toestemming van de advocaat van de wederpartij in strijd is met gedragsregel 21. Klager verleent mr. X uitdrukkelijk geen toestemming.

Desondanks stuurt mr. X op 23 februari 2023 een e‑mail aan de rechtbank met klager in de cc. In het bericht deelt mr. X onder andere mede dat de vrouw (telefonisch) contact zou hebben gehad met een medewerker van de rechtbank die haar zou hebben geadviseerd om de rechtbank te laten weten dat de man afziet van het volgen van het ouderschapsbemiddelingstraject. Om die reden verzoekt mr. X de rechtbank daarna (alsnog) een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming te gelasten. Klager reageert een dag later op het bericht van mr. X –⁠ met de rechtbank in de cc ⁠– dat het handelen van mr. X in strijd is met de goede procesorde en gedragsregel 21 en verzoekt de rechtbank dan ook het bericht van mr. X buiten beschouwing te laten. De rechtbank geeft gehoor aan het verzoek van klager en overweegt op 28 februari 2023 dat het bericht van mr. X van 23 februari 2023 wegens strijd met de procesorde buiten beschouwing zal worden gelaten omdat aan partijen niet de gelegenheid is gegeven nader te reageren.

Na afloop van de procedure heeft klager geprobeerd mr. X ervan te overtuigen dat haar handelen niet door de beugel kon. Zowel mr. X als klager is van mening dat het handelen in strijd is met gedragsregel 21 lid 3, maar mr. X meent dat het handelen in het licht van de telefonische mededeling van een medewerker van de rechtbank te rechtvaardigen was. Ook zou de wederpartij geen nadeel zijn toegebracht. Toen duidelijk werd dat mr. X haar ongelijk niet wilde toegeven, heeft klager een klacht ingediend.

De raad gaat niet mee in het betoog van mr. X. Dat een medewerker van de rechtbank de cliënte van mr. X zou hebben verteld dat het nog mogelijk was om een reactie in te dienen, is geen vrijbrief om de gedrags­regels te schenden. Daarbij maakt de raad een duidelijk onderscheid tussen de regels met betrekking tot de goede procesorde –⁠ waaraan de rechtbank toetst ⁠– en hetgeen de gedrags­regels normeren. Voorts heeft mr. X een eigen verant­woordelijk­heid om te handelen zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Ook gaat de raad niet mee in de stelling dat de wederpartij niet zou zijn benadeeld, omdat deze volgens de raad wel zou zijn benadeeld als de rechtbank conform het verzoek van mr. X, althans haar cliënte, een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming had gelast. Gezien het voorgaande en het feit dat mr. X niet lijkt in te zien dat zij gedragsrechtelijk niet juist heeft gehandeld, legt de raad mr. X een waarschuwing op.

Nakomen van gemaakte afspraken

  • Hof van Discipline 5 april 2024, zaak nr. 230250, ECLI:​NL:​TAHVD:​2024:97.
  • Artikel 10a lid 1 sub b Advocatenwet.
  • Advocaat komt terug op door zijn kantoorgenoot gemaakte afspraken met de wederpartij.

Mr. X heeft namens zijn cliënte conservatoir beslag gelegd op het aandeel van klager in een nalatenschap. Aan mr. Z, de advocaat van klager, laat mr. X weten opheffing te overwegen als door klager zekerheid zou worden gesteld. Tijdens de vakantie van mr. X heeft zijn kantoorgenoot voor hem onderhandeld met mr. Z over de wijze van garantstelling door klager. Zij komen overeen dat het in geding zijnde bedrag in depot wordt gestort en mag worden uitgekeerd zodra een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis voorhanden is en wel tot het bedrag, inclusief kosten en rente, waartoe klager veroordeeld zal worden. Het depot strekt er tevens toe de kosten te voldoen aan de cliënte van mr. X indien de procedure wordt afgedaan door middel van een minnelijke regeling. Het restant zal direct wordt teruggestort op de derden­gelden­rekening van mr. Z.

Na overmaking van het bedrag op de derden­gelden­rekening van mr. X laat diens kantoorgenoot het beslag doorhalen. De rechtbank veroordeelt klager om aan de cliënte van mr. X een geldbedrag en een proceskostenvergoeding te betalen. Mr. X weigert echter het restantbedrag aan klager door te storten. Zijn cliënte geeft geen toestemming voor uitbetaling voordat het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan omdat vanuit de media is vernomen dat klager in hoger beroep gaat. Mr. X wil het depot in verband met een eventuele proces­kosten­veroordeling in hoger beroep onder zich houden omdat de procedure dan nog niet in geëindigd en omdat het bedrag volgens mr. X onder het beslag valt.

Klager wendt zich tot de tuchtrechter met het verwijt dat mr. X in strijd met daarover gemaakte afspraken weigert het restant van het door klager op de derden­gelden­rekening van het kantoor van mr. X gedeponeerde bedrag aan klager te betalen.

De Raad van Discipline neemt als uitgangspunt dat een advocaat is gehouden tot een betamelijke beroepsuitoefening. Deze plicht geldt jegens alle betrokkenen bij de rechtspleging waaronder (de advocaat van) de wederpartij en de rechterlijke macht en vindt haar grondslag in het belang van een goede rechtsbedeling. De advocaat dient als lid van een door de wet bijzonder gepositioneerde beroepsgroep bij te dragen aan de integriteit van zijn beroepsgroep. Deze kernwaarde brengt mee dat een advocaat kan worden vertrouwd op het nakomen van afspraken.

In hoger beroep oordeelt ook het hof dat de gemaakte afspraken helder in de gevoerde e‑mailwisseling tussen mr. Z en de kantoorgenoot zijn vastgelegd en niet voor tweeërlei uitleg vatbaar zijn. De advocaat-cliëntrelatie kan in een geval als dit, waarin de gemaakte afspraken duidelijk zijn, niet aan de klager worden tegengeworpen. Dat de cliënte van mr. X met uitbetaling van het restant bedrag niet gelukkig was, kan en mag echter geen reden zijn om de tussen advocaten gemaakte afspraken niet na te komen, ook niet als de cliënte met een klacht tegen mr. X dreigt. Door de zorgen van zijn cliënte en haar dreiging met een klacht te benadrukken, miskent mr. X nog steeds zijn eigen verant­woordelijk­heid om zijn schriftelijk vastgelegde verplichtingen uit hoofde van de door de advocaten gemaakte afspraken na te komen.

Ook de verwijzing door mr. X naar de regeling, zoals die normaliter bij een beslag en bij een bankgarantie geldt (pas uitbetaling nadat er een uitspraak ligt die in kracht van gewijsde is gegaan) kan niet tot een ander oordeel leiden. Het beslag is opgeheven en er is geen bankgarantie gesteld. De gemaakte afspraken zijn voor het beslag in de plaats gekomen en in die afspraken is (uiteindelijk) over kracht van gewijsde van een uitspraak niets vastgelegd.

Ook voor zover mr. X bij de totstandkoming van de gemaakte afspraken niet betrokken is geweest, was hij tijdens zijn vakantie nog steeds de advocaat van zijn cliënte en heeft zijn kantoorgenoot (mede) namens hem die afspraken gemaakt. Er moet op vertrouwd kunnen worden dat afspraken tussen advocaten worden nagekomen. Het niet-nakomen van zo’n afspraak schaadt het vertrouwen in de advocatuur en raakt aan de kernwaarde integriteit. Als er al ruimte is om te twijfelen of sprake is van een afspraak die moet worden nagekomen, behoort een advocaat niet voor eigen rechter te spelen, maar uit zichzelf het initiatief te nemen om naar de deken te gaan voor advies daarover.

Berisping.