vak & mens
De 44-jarige Songül Mutluer (GroenLinks-PvdA) ijvert sinds 2022 in de Tweede Kamer voor gelijke rechten, veilige wijken en het voorkomen van (jeugd)criminaliteit. ‘Ieder kind moet opgroeien in een beschermde omgeving.’
Ze werd geboren in Enschede als een van zeven kinderen van de eerste generatie gastarbeiders in de textielindustrie. Na vijf jaar in Turkije te hebben gewoond, verhuisde ze op haar negende naar Poelenburg, een achterstandswijk in Zaandam. Het heeft haar naar eigen zeggen gevormd en gemotiveerd. ‘Ik heb zelf de gevolgen van groeiende ongelijkheid ondervonden en heb een sterk rechtvaardigheidsgevoel. Ik wil me inzetten voor de kwetsbare jongeren en vrouwen in dit soort wijken vol armoede en criminaliteit.’
- Woonachtig in Zaandam.
- Verloofd.
- Lid van de Tweede Kamer (GroenLinks-PvdA) sinds 2022. Daarvoor docent/jurist aanbestedingsrecht en raadslid, fractievoorzitter en wethouder in Zaanstad.
Mutluer overwoog na haar rechtenstudie de advocatuur in te gaan. Een bijbaan bij Houthoff Buruma, een stage bij Baker McKenzie en verschillende gesprekken bij advocatenkantoren wisten haar echter niet over de streep te trekken. Ze ging aan de slag als docent en onderzoeker aan de rechtenfaculteit van de Vrije Universiteit in Amsterdam, maar wist diep in haar hart al dat het uiteindelijk de politiek zou worden. Toen ze aan haar eerste baan begon, werd ze gevraagd als raadslid voor de PvdA-fractie in Zaanstad. ‘Ik hoefde daar niet over na te denken. Zaanstad is onderdeel van mijn identiteit en ik wilde graag iets teruggeven aan mijn eigen stad.’ Ze werd al snel fractievoorzitter en schopte het uiteindelijk tot wethouder van wonen, jeugdzorg, armoede en ouderenbeleid.
In 2022 kwam ze tot het inzicht dat Zaanstad te klein werd. ‘Ik liep tegen zaken aan die daar niet op te lossen zijn, maar in Den Haag wel. En ik wilde het verschil maken voor een grotere groep mensen. Ik heb in Zaanstad veel bereikt op het gebied van jeugdzorg, betaalbare woningen en armoedebestrijding. Dat wilde ik voor heel Nederland.’
Je maakte de stap naar Den Haag in een turbulente tijd. Hoe kijk je terug op je eerste jaren in de Kamer?
‘Het was een pittige, mooie en leerzame tijd. Het eerste jaar zaten we nog niet in een gecombineerde fractie. Een rumoerig jaar met veel wissels, maar ook een jaar met veel ruimte omdat de fractie klein was. Ik kon mij volledig focussen op justitie en veiligheid. Mijn eerste prioriteit werd jeugdcriminaliteit. Ik heb tijdens mijn tijd in de lokale politiek met zoveel armoede achter de voordeur te maken gehad. Ouders met complexe ggz-problematiek waardoor ze aan het overleven waren in plaats van opvoeden. Voor jongeren was de verleiding groot om grof geld te verdienen via criminele wegen. Het is voor mij aanleiding geweest om opnieuw te kijken naar onze vorm van straffen van deze jongeren. Naar mijn idee straffen wij dit soort jeugdigen nu niet effectief waardoor ze recidiveren.’
‘Het liefst wil ik dat bezuinigingen op de sociale advocatuur worden teruggedraaid, maar de commerciële advocatuur mag vanuit het solidariteitsprincipe ook wat doen’
Hoe heb je dat aangepakt?
‘Ik heb mijn eerste werkbezoek zelf georganiseerd. We gingen met een klein team naar Noorwegen omdat jeugd daar effectiever wordt gestraft. Jongeren worden daar niet zomaar naar de gevangenis gestuurd. Ze krijgen in eerste instantie alternatieve straffen, tenzij ze iets ernstigs hebben gedaan. Ze passen het herstelrecht goed toe. Ik heb dat Noorse model in een eigen plan en initiatiefnota gegoten.’
Denk je dat het nieuwe kabinet daarvoor openstaat? Als je naar het Hoofdlijnenakkoord kijkt, wil het kabinet jongeren juist harder straffen.
‘Dat is zeker de vraag. Partijen hebben vragen gesteld over mijn initiatiefnota en ik ben deze nu aan het beantwoorden waarna mijn verdediging volgt. Eind van dit jaar hopen we deze fase te hebben afgerond. Het wordt spannend of het nieuwe kabinet ervoor openstaat. Ik lees namelijk dat het kabinet pleit voor zwaardere en hardere straffen voor jeugdige delinquenten, terwijl we inmiddels weten dat dat niet werkt.’
Dat geldt ook voor twee andere thema’s waar je je voor inzet, emancipatie en femicide.
‘Klopt. Dat dat zo hoog op mijn prioriteitenlijst staat, heeft ook alles te maken met waar ik vandaan kom. Femicide is een diepgeworteld probleem in Nederland. Ik ben me gaan verdiepen in het onderwerp en in gesprek gegaan met slachtoffers die het hebben overleefd en met nabestaanden. Het probleem is veel groter dan wij denken. Het is cultuuroverstijgend en komt in alle lagen van de samenleving voor. Daarbij is het eigenlijk de meest voorspelbare moord, met patronen die te herkennen zijn. Ik heb voorstellen gedaan om femicide te leren herkennen. En ik heb ervoor gepleit de term apart in de wet op te nemen. Het OM werkt gelukkig mee. Dat gaat femicide benoemen in rechtszaken. Daar ben ik blij mee, want dan kunnen we het beter registreren. Ik pleit ook voor eerdere herkenning van femiciderisico’s in gesprekken bij de politie. En nazorg voor de vrouwen die het overleven is belangrijk. Die vrouwen krijgen bijvoorbeeld te maken met omgangsregelingen, zodat vader de kinderen kan zien. In dit soort zaken pleit ik voor gecombineerde rechtszaken waar het strafrecht en het civiele recht bij elkaar komen. Rechters kunnen dan veel gerichter en beter besluiten nemen.’
De laatste jaren neemt het aantal incidenten die te maken hebben met verward en onbegrijpelijk gedrag toe, blijkt uit het rapport Verward/onbegrepen gedrag en veiligheid dat begin juli naar buiten kwam. Je was als rapporteur betrokken bij deze parlementaire verkenning. Hoe kijk je aan tegen de harde conclusies in het rapport?
‘Het is een groot probleem en het is duidelijk dat de twee werelden, zorg en veiligheid, bij elkaar moeten worden gebracht. Neem de driedubbele moord vorig jaar in Rotterdam. De verdachte Fouad L. toonde al langer verward gedrag. Dat voorbeeld staat niet op zichzelf, we zien dat bij veel geweldsmisdrijven. Wij hebben in de parlementaire verkenning in het bijzonder onderzocht hoe het werk van de politie zich kan toespitsen op de meldingen van mensen met verward of onbegrepen gedrag die ernstige veiligheidsrisico’s geven. Uit gegevens van het ministerie blijkt dat het hier gaat om een groep van zo’n 1500 personen. Hulpverlening bij gevallen zonder direct veiligheidsgevaar moet zo veel mogelijk worden opgepakt door andere instanties. Nu is dat vaak niet goed geregeld, waardoor ook voor deze mensen uitgeweken wordt naar de politie. De politie kan echter vaak niet de benodigde zorg verlenen, maar wordt wel ingeschakeld. Zij kan daardoor niet haar tijd besteden aan mensen met een hoog veiligheidsrisico. En personen met verward/onbegrepen gedrag krijgen niet de zorg die nodig is. Zorg en veiligheid verstaan elkaar dus vaak niet. Het kost de politie capaciteit, instanties werken langs elkaar heen en het ontbreekt aan visie en sturing. Er zijn veel initiatieven, pilots en samenwerkingen in de aanpak van verward en onbegrepen gedrag en veiligheid. Maar er is fragmentatie en men weet niet van elkaars initiatieven. Er is niemand die de hoofdlijnen bewaakt. Dat moet anders. Er moet één verantwoordelijke komen die beleid, financiën en verantwoording goed op elkaar afstemt. Naast betere inzet van zorg bij de politie en meer opvangplekken.’
Je hebt inmiddels veertig moties ingediend, waarvan er 31 zijn aangenomen. Op welke ben je het meest trots?
‘Dat zijn er meerdere. In het licht van de ondermijnende criminaliteit en de vele explosies die plaatsvinden in wijken heb ik gepleit voor een landelijke taskforce tegen explosies, zoals we dat ooit al tegen overvallen hadden. Het OM, de politie en andere partners moeten beter samenwerken om explosies in wijken te voorkomen. Ook heb ik voorstellen gedaan voor een onderzoek naar de groep jongeren die geronseld worden om voor een habbekrats explosies te plaatsen en voor de inzet van specialistische jongerenwerkers. Mijn voorstel om vuurwerkopslagen uit de wijken te houden, heeft het ook gehaald. Mijn laatste motie ging over posttraumatische stressstoornis (PTSS) bij brandweermannen. Dat wordt nu erkend als een beroepsziekte en er komt een eenduidige aanpak in alle regio’s. En ik ben trots op het plan van aanpak rond femicide dat met prioriteit tot stand is gekomen na ons voorstel. Veel van mijn beleid heeft te maken met veiligheid. Ik wil dat kinderen opgroeien op een veilige plek, een plek waar ze gezien worden en hun talenten kunnen ontplooien. Waar jonge meiden zelfstandig en onafhankelijk worden en zich niet laten beperken door wie of wat dan ook.’
‘Ik gun dit land een kabinet dat niet voor polarisatie gaat, maar voor verbinding’
Daarom maak je je ook hard voor het aanpakken van seksueel grensoverschrijdend gedrag.
‘Ja, neem de bangalijsten die door studenten op internet worden gedeeld. De impact voor de jonge vrouwen op die lijsten is enorm. Toen ik hoorde dat de advocaat die hen bijstaat, Ina Brouwer, werd bedreigd, stond ik versteld. Ik vind het onbestaanbaar dat een advocaat die de belangen behartigt van jonge vrouwen die te maken hebben met dit soort seksueel grensoverschrijdend gedrag via Telegram kan worden bedreigd. De minister en het OM moeten actiever op dit soort platforms kunnen acteren om bedreigingen en deelgedrag tegen te gaan. Ons hele leven vindt plaats op internet. Daar moet wet- en regelgeving op Europees vlak voor komen. Daarnaast moet seksueel grensoverschrijdend gedrag worden voorkomen door verplichte MeToolessen op universiteiten en hogescholen.’
We hebben het tot nu toe vooral gehad over brede veiligheidsthema’s. Welke prioriteiten die specifiek de advocatuur aangaan staan op je lijstje?
‘Ik vind het teleurstellend dat er in het Hoofdlijnenakkoord vrijwel geen aandacht is voor de toegang tot het recht. Ik heb het dan niet alleen over de sociale advocatuur, maar met name ook over de middengroep die daar net boven zit. Het is buitengewoon zorgelijk om te zien dat deze grote groep geen advocaat kan betalen en dus geen toegang tot het recht heeft. De sociale advocatuur is daarnaast natuurlijk enorm uitgeknepen. Dat terwijl ze ontzettend waardevol werk doet voor een kwetsbare groep. Het liefst wil ik dat de bezuinigingen worden teruggedraaid, maar de commerciële advocatuur mag vanuit het solidariteitsprincipe in mijn ogen ook wat doen. Dat kan financieel maar ook in kennis en kunde, in het aanleveren van stagiairs. Dat vind ik niet meer dan logisch. Ook maak ik me zorgen om de veiligheid van advocaten, rechters en officieren. Er is de afgelopen jaren heel wat gebeurd waaruit blijkt dat ons veiligheidsstelsel niet optimaal functioneert en dat er weinig samenwerking is tussen politie en OM. Er moet meer oog komen voor de veiligheid van dienders zoals advocaten.’
Heb je vertrouwen in het nieuwe kabinet?
‘De coalitie heeft vlak voor de zomer tijdens het eerste debat geen goede indruk achtergelaten. De regeringsfracties hadden helemaal geen oppositie nodig. Ze vielen elkaar aan en waren meer met zichzelf bezig, terwijl het land vraagt om oplossingen op het vlak van wonen, zorg, justitie en veiligheid. Ik gun dit land een kabinet met een duidelijke missie om het land beter en toekomstgericht te maken. Een kabinet dat niet voor polarisatie gaat, maar voor verbinding. Waar iedereen gelijk is en niemand bang hoeft te zijn voor een andere behandeling vanwege naam, geloof of seksuele geaardheid. Ik hoop op een verbindend, toekomstgericht kabinet dat vanuit de menselijke maat handelt en daar beleid op maakt. Dat verdient dit land. Niemand is nu gebaat bij een val van een kabinet en nieuwe verkiezingen, maar de regering moet wel leveren. Ondertussen maken wij samen met GroenLinks één sociale, groene vuist. Ik weet voor wie ik het doe en dat geeft zoveel voldoening. Ik heb op een positieve manier impact op iemand anders’ leven. Die missie wil ik voortzetten. Dat is waarvoor ik leef.’