van de nova
uitspraken
Van de tuchtrechter
Recente uitspraken, geselecteerd en bewerkt door de Commissie Disciplinaire Rechtspraak, bestaande uit Tjitske Cieremans, Maurice Mooibroek en Robert Sanders.
Stagiair niet integer bejegend
- Hof van Discipline 20 november 2023, nr. 230064S.
- ECLI:NL:TAHVD:2023:210.
- Advocatenwet artikel 46 jo. artikel 10a lid 1 aanhef en sub d.
Addendum bij arbeidsovereenkomst stagiair met terugbetalingsregeling opleidingskosten buiten het zicht van de orde houden, is niet integer.
Op het kantoor waar mr. X partner is, is een advocaat-stagiair aangenomen. In de arbeidsovereenkomst is kennelijk een bepaling opgenomen die luidt dat de advocaat-stagiair in bepaalde gevallen ‘cursuskosten’ moet terugbetalen. De arbeidsovereenkomst wordt in het kader van de goedkeuring van het patronaat aan de plaatselijke orde voorgelegd. Het bureau van de orde bericht mr. X dat de bepaling over cursuskosten in strijd is met de Beleidsregel stage en patronaat 2018. Daarop wordt de overeenkomst aangepast en opnieuw voorgelegd. Maar kennelijk is tegelijkertijd een addendum gesloten tussen advocaat-stagiair en het kantoor waarin die cursuskostenbepaling nog steeds is opgenomen. Dat addendum is echter niet voorgelegd aan de orde.
Drie jaar later wordt de stageverklaring uitgereikt. De advocaat-stagiair had intussen het dienstverband opgezegd. Als gevolg van hetgeen in het addendum was afgesproken, had mr. X de advocaat-stagiair verzocht om een bedrag van EUR 7.500 te betalen aan het kantoor, hetgeen de advocaat-stagiair ook had gedaan. Maar de advocaat-stagiair diende wel een adviesverzoek in bij de deken. De deken kondigde daarop een dekenbezwaar aan tegen mr. X waarop het kantoor het betaalde bedrag terugstortte aan de advocaat-stagiair. Maar de deken deed verder onderzoek en vond uit dat ook een later in dienst getreden advocaat-stagiair eenzelfde beding had moeten tekenen. Ook bleek dat mr. X periodiek verslag had gedaan van het verloop van de stage van de advocaat-stagiair en in dat verslag de vraag of er nog iets gewijzigd was in de overeenkomst tussen kantoor en advocaat-stagiair met ‘nee’ had beantwoord.
De deken heeft vervolgens het bezwaar doorgezet. Het bezwaar luidt dat niet integer is gehandeld door de Beleidsregel stage en patronaat niet te volgen en door daarover onjuiste informatie te verschaffen aan de orde. Mr. X verweert zich en stelt dat het in de periode waarin dit speelde zo druk was dat zij niet in staat was te beseffen dat het addendum het beleid van de orde doorkruiste.
De raad was het met de deken eens. Het addendum werd mr. X zwaar aangerekend en leidde tot een schorsing van vier weken waarvan twee voorwaardelijk.
Mr. X gaat in hoger beroep. Er waren redenen om die afspraak te maken. Het verbod op terugbetaling van opleidingskosten was nét ingegaan toen de advocaat-stagiair in dienst kwam. Een kantoor als dat van mr. X kon het zich, kortweg, niet veroorloven om deze kosten onvoorwaardelijk voor eigen rekening te nemen. Bovendien verdiende de advocaat-stagiair een salaris boven de norm.
Het hof laat er weinig van heel. Het bureau van de orde was heel duidelijk geweest: het beding was niet toegestaan. Mr. X moet zich er bewust van zijn geweest dat het addendum dus ook niet toegestaan was. Door het addendum niet aan de orde voor te leggen, heeft mr. X de orde bewust misleid. Dat is niet integer en dat klemt temeer nu de patroon in de relatie met de advocaat-stagiair een voorbeeldfunctie heeft.
Ook de maatregel wordt bekrachtigd: vier weken schorsing waarvan twee voorwaardelijk.
Telefoon binnenbrengen in penitentiaire inrichting
- Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 4 december 2023, nrs. 23-328/AL/MN en 23-439/AL/MN/D.
- ECLI:NL:TADRARL:2023:358 en ECLI:NL:TADRARL:2023:359.
- Advocatenwet artikel 46 jo. artikel 10a lid 1, gedragsregel 1, artikel 429a Sr.
Advocaat neemt telefoon van gedetineerde mee in penitentiaire inrichting. Niet verwijtbaar, want niet opzettelijk.
Mr. X is strafrechtadvocaat. Hij heeft in oktober 2022 een cliënt bezocht in de P.I. Ter Apel. De cliënt zat op grond van een vonnis in eerste aanleg vast. In eerste aanleg was de cliënt door mr. M bijgestaan, van hetzelfde kantoor als mr. X.
Toen mr. X zich bij de portier had gemeld, zag de portier een smartphone in de aktetas van mr. X. De portier merkte op dat het binnen de P.I. brengen daarvan niet toegestaan was. Mr. X ontkende dat hij een telefoon bij zich had. Vervolgens werd de aktetas uitgeruimd, gingen stapels papier los door de scanner en de aktetas met resterende stapels papier daar achteraan. In de scanner werd toen in de aktetas toch een telefoon gezien tussen de stapels. De portier heeft de telefoon vervolgens aangetroffen in een geopende zak waarin spullen in het kader van een fouillering/doorzoeking worden bewaard. Met andere woorden, het was niet de eigen telefoon van mr. X, maar een telefoon die in het kader van strafrechtelijk onderzoek in beslag genomen was geweest.
De P.I. heeft daarop aangifte gedaan tegen mr. X. en een klacht ingediend bij de deken. Mr. X is als verdachte aangehouden en verhoord. De verdenking betrof het binnenbrengen van verboden voorwerpen, artikel 429a Sr. De telefoon werd in beslag genomen. Enkele maanden later heeft mr. X een strafbeschikking aangeboden gekregen van de officier van justitie. Die heeft mr. X afgewezen. Hij moet daarom nog voorkomen bij de kantonrechter. Intussen had de deken de klacht van de P.I. doorgezonden aan de raad en zelf ook een dekenbezwaar ingediend tegen mr. X.
De klacht en het bezwaar van de deken luiden dat mr. X in strijd met artikel 429a Sr een verboden voorwerp in de P.I. heeft binnengebracht, zich niet aan zijn beroepsplichten heeft gehouden door de telefoon in de P.I. binnen te brengen en tegenover de portier heeft ontkend dat de telefoon in zijn tas aanwezig was en daarmee niet integer gehandeld heeft. Daarmee heeft hij het vertrouwen in de advocatuur geschaad. Ook indien het onopzettelijk zou zijn gebeurd, is nog steeds sprake van onzorgvuldigheid en daarmee van onbetamelijkheid aldus, samengevat, de deken.
Mr. X voert verweer. Justitie had de telefoon, van de cliënt, in beslag genomen en daarna weer vrijgegeven. Aangezien de cliënt in detentie zat, heeft de politie de telefoon aan de advocaat gegeven. Mr. M die de zaak eerst behandeld had, had de telefoon in de preciosazak waarin de politie de telefoon had bewaard en afgegeven, in het dossier gestopt. Mr. X wist niet dat de telefoon in het dossier zat dat hij had meegenomen naar de P.I. Eigenlijk moeten telefoons apart worden bewaard op zijn kantoor: hij was ervan uitgegaan dat er geen telefoon in het dossier zat. Waarom had hij dan ontkend bij de P.I.? Hij dacht dat het over zijn eigen telefoon ging en hij wist zeker dat hij die in zijn auto opgeborgen had. Hij kon niet geloven dat er een telefoon in zijn tas zat. Hij heeft gewoon meegewerkt bij de P.I.
De raad begint met te stellen dat de feiten vaststaan. Mr. X heeft een telefoon binnengebracht bij de P.I. en dat tegenover de portier ontkend. Echter, de toelichting die mr. X heeft gegeven overtuigt. De raad kan niet vaststellen dat mr. X opzettelijk een telefoon heeft meegesmokkeld noch dat hij tegen beter weten in heeft ontkend tegenover de portier dat hij een telefoon bij zich had. Het is niet aannemelijk geworden dat er opzet in het spel was. Van niet integer handelen is dus niet gebleken.
De raad beveelt mr. X aan om voortaan zijn dossiermappen te controleren eer hij een P.I. bezoekt, en het ertoe te leiden dat de kantoororganisatie beter op orde is. Het mag niet nog een keer gebeuren.
De raad volgt de deken evenmin in de gedachte dat ook onopzettelijk binnenbrengen van de telefoon, of ontkennen dat de telefoon in de aktetas zit, leidt tot integriteitsschending. Schending van integriteit impliceert bewust handelen, zegt de raad, en daarvan is niet gebleken.
Alle klachten van de klaagster en van de deken worden daarom ongegrond verklaard.
Schikkingsvoorstel zonder toestemming cliënt
- Hof van Discipline, 8 januari 2024, ECLI:NL:TAHVD:2024:1.
- Artikel 10a lid 1 sub d Advocatenwet, gedragsregel 16.
- Geen onvoorwaardelijk en expliciet akkoord cliënt op definitief schikkingsvoorstel, telefonisch contact met cliënt niet schriftelijk vastgelegd
Klager is voormalig cliënt van mr. X. Klager en zijn neef hadden een geschil over het gebruik van een perceel grond dat zij samen pachtten van familieleden. De rechtbank heeft de eis van de neef van klager voor verdeling van het pachtrecht toegewezen, wat door klager werd aangevochten in hoger beroep.
Tijdens de lopende beroepsprocedure hebben de verpachters de pachtovereenkomst met klager opgezegd en zijn faillissement aangevraagd. Klager verzocht vervolgens om bijstand van mr. X in het faillissementsproces en de onderhandelingen werden gestart, inclusief een poging tot het bereiken van een schikking. In dit verband heeft mr. X na e‑mailcontact met klager een schikkingsvoorstel aan de verpachters verzonden.
Uiteindelijk bereikten de partijen overeenstemming over de beëindiging van het pachtrecht van klager, waarbij klager afstand deed van zijn pachtrecht op twee percelen in ruil voor een vergoeding van € 162.500.
Klager verwijt mr. X onder meer dat hij zonder toestemming en medeweten van klager een schikkingsvoorstel heeft gedaan en dat hij klager niet over het schikkingsvoorstel heeft geïnformeerd. Deze klachten waren door de raad ongegrond verklaard.
In beroep verklaart het hof deze klachten alsnog deels gegrond. Mr. X heeft aangevoerd dat hij vlak voor het schikkingsvoorstel te hebben gestuurd, telefonisch contact met klager heeft gehad waarin klager akkoord gaf. Maar klager ontkent dit, en het telefonisch contact is niet aan klager schriftelijk bevestigd. Tegen de achtergrond van gedragsregel 16 had het volgens het hof op de weg van mr. X gelegen om die schriftelijke bevestiging wel te geven. Op grond van de e-mails van klager alleen is niet gebleken dat klager onvoorwaardelijk en expliciet akkoord was om het definitieve schikkingsvoorstel aan de tegenpartij te doen, zoals mr. X heeft gedaan. Aldus kan mr. X zich niet verantwoorden voor belangrijke keuzes die zijn gemaakt. Het hof berispt mr. X.