actueel
In politiek Den Haag zijn de geesten rijp voor de oprichting van één landelijk toezichthouder voor de gehele advocatuur. Over de vraag wat dat instituut gaat doen, en vooral wat niet, loopt het meningsverschil hoog op.
The devil is in the details, zei Joost Sneller half april tijdens een Kamerdebat. De D66’er sloeg daarmee de spijker op de kop. Op hoofdlijnen is de modernisering van het advocatentoezicht inmiddels wel rond. De precieze uitwerking zorgt nog voor hoofdbrekens.
Na de nodige discussie – vooral binnen de beroepsgroep – ligt er een ministerieel plan dat later dit jaar moet resulteren in een concreet wetsvoorstel. Kern is de vorming van een onafhankelijke toezichthouder op de advocatuur, roepnaam OTA. De OTA is de uitkomst van de evaluatie van het model dat bestaat sinds 2015. In dat jaar werd de lokale deken bij wet belast met het toezicht op de advocaten in zijn arrondissement.
Volgens de evaluatie in 2020 door Pro Facto vervulden de dekens hun nieuwe rol best aardig, maar lagen er wel de nodige verbeterpunten. Uniformiteit in beleid bleek ver te zoeken, niet alle dekens opereerden even kordaat, efficiënt en vergelijkbaar. Ook de onafhankelijkheid riep vragen op. Immers, hoe vrij van handelen is een toezichthouder die wordt gekozen door zijn eigen collega’s?
Pro Facto presenteerde een handvol adviezen tot aanpassing. Belangrijkste aanbeveling was om het toezicht weg te halen bij de elf lokale dekens en formeel neer te leggen bij het landelijk dekenberaad. Slechts een kleine verandering, de dekens vormen immers samen het dekenberaad, maar dat zou moeten leiden tot uniformiteit in beleid en aanpak.
Revolutie
Het voorstel dat er nu ligt, lijkt in het geheel niet op de adviezen van Pro Facto. Waar de onderzoekers kozen voor evolutie, koerst politiek Den Haag – getergd door incidenten zoals met Pels Rijcken en Youssef Taghi – op revolutie.

Demissionair minister Weerwind en de Tweede Kamer zijn het erover eens dat er een landelijk en onafhankelijk orgaan moet komen, dat voldoende afstand bewaart tot de beroepsgroep (én de overheid), maar dichtbij genoeg blijft om kennis van zaken te hebben en het beroepsgeheim te respecteren. De OTA komt onder de NOvA te hangen, maar beslist zelf over beleid, financiën en personeel. Het vijfkoppig bestuur telt straks twee advocaten, die geen van beiden voorzitter kunnen zijn.
‘Een klacht is achteraf, toezicht is vooraf’
Tot zover alles helder. Tijdens een recent debat in de Tweede Kamer verklaarde alleen de PVV zich gekant tegen deze koers. Volgens PVV-woordvoerster Marina Vondeling (ooit juridisch medewerker op een Rotterdams advocatenkantoor) komen advocaten die over de schreef gaan veel te gemakkelijk weg, onder meer omdat er geen onafhankelijk onderzoek wordt uitgevoerd. Heel specifiek noemde ze daarbij Khalid Kasem en Gerald Roethof, net op dat moment in het brandpunt van de actualiteit. Aan de vriendjespolitiek moet maar eens een eind komen, aldus Vondeling. ‘Bij de Dienst Justitiële Inrichtingen zijn er in 2023 maar liefst zestien signalen binnengekomen van advocaten die ongeoorloofd contact hadden met gedetineerden. Hiervan is maar in één geval door de deken een klacht ingediend bij de tuchtrechter. De rest lijkt weg te komen met een waarschuwing. Deze berichten bewijzen dat het toezicht drastisch op de schop moet.’
Vondeling wil dat de OTA helemaal los komt te staan van de NOvA, maar krijgt daarvoor binnen de Tweede Kamer niet genoeg steun. De discussie tussen minister en Kamer spitst zich toe op de precieze werkzaamheden van de OTA: tot hoever strekt het toezicht nou eigenlijk?
Kort gezegd wil het ministerie van Justitie & Veiligheid (tot nu toe gesteund door de algemene raad van de NOvA) van de OTA een toezichthouder maken die bestuursrechtelijk handhaaft, op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Aan de hand van financiële gegevens en andere (big) data wordt gecontroleerd of advocaten zich aan de regels houden. Wie zijn financiële kengetallen of CCV niet inlevert of PO-punten vergeet af te vinken, krijgt een boete of dwangsom opgelegd. De NOvA noemt dat ‘toezicht in enge zin’.
Tuchtrechtelijke klachten belanden echter bij de lokale dekens, als het aan het ministerie ligt. De OTA kan bij de tuchtrechter wel een dekenbezwaar indienen of om een spoedschorsing vragen, maar de klachten van derden komen op het bordje van de deken. Om het nog onoverzichtelijker te maken: er komt wel een landelijk loket bij de OTA, waar alle klachten en signalen centraal binnenkomen en vervolgens worden uitgesplitst.
De dekens zelf voelen daar overigens helemaal niets voor. Goed toezicht omvat klachtbehandeling, stellen ze kort en bondig. Onderzoek na een klacht levert geregeld informatie op die verder strekt dan een incidenteel geval en die voor een toezichthouder cruciaal kan zijn. Niet zelden leidt dat een goed (normoverdragend) gesprek tussen deken en advocaat, afspraken over coaching of uiteindelijk een dekenbezwaar.

Klachtbehandeling
Een meerderheid in de Kamer lijkt die opvatting te delen. Waarom wordt er niet voor gekozen om klachtbehandeling gewoon ook naar de OTA over te hevelen, wilde VVD’er Ulysse Ellian tijdens het debat van de minister weten. Bestuursrechtelijk en tuchtrechtelijk toezicht zijn immers niet goed van elkaar te scheiden, meent hij. Hij voegde er fijntjes aan toe de maatschappelijke ophef te begrijpen door recente zaken rondom Roethof en Kasem en dat mensen zich afvragen of het toezicht überhaupt onafhankelijk kan zijn zolang het binnen de beroepsgroep is belegd.
Songül Mutluer (GL-PvdA), Joost Sneller (D66) en Michiel van Nispen (SP) delen het ongemak van Ellian. Met de OTA wordt een goede stap gezet, maar de uitwerking roept vragen op, aldus Mutluer. ‘Klachten bevatten belangrijke signalen van wat er misgaat binnen de advocatuur. In theorie moeten de dekens die signalen doorgeven aan de OTA, maar dan loop je het risico dat er ruis op de lijn komt.’ Van Nispen: ‘Is het klachtrecht wel in alle gevallen strikt te scheiden van de OTA? Punt van aandacht is de lokale kennis en nabijheid van de dekens. Ik zie niet hoe dat in dit model optimaal wordt benut.’
‘Tuchtrecht is een essentieel onderdeel van toezicht. Volgens mij kun je dat niet goed scheiden’
Demissionair minister Weerwind ziet minder beren op de weg dan de Kamer, bleek tijdens het debat. Een klacht is achteraf, toezicht is vooraf, stelde hij, rolvermenging is niet gewenst. ‘Razend belangrijk’ in zijn model is de inrichting van het centraal meldpunt. ‘Een klacht komt binnen bij het centraal meldpunt en is dus bekend bij de OTA. Vervolgens gaat de klacht naar de lokale deken. Die doet onderzoek en kan kiezen om wel of niet naar de tuchtrechter te gaan. Die info gaat terug naar de OTA.’
Het is vervolgens aan de OTA om daar conclusies aan te verbinden, meent Weerwind. In het geval van een individuele zaak speelt de OTA geen rol. Maar als sprake blijkt van een trend bij meerdere advocaten, kan actie van de toezichthouder nodig zijn. ‘Zie ik als OTA dat er van alles speelt bij familierechtadvocaten, dan ga ik gericht over tot onderzoek.’
Ellian vond het verhaal van de minister maar moeilijk te volgen. ‘In de uitvoering zie ik het niet voor me. Tuchtrecht is een essentieel onderdeel van toezicht. Volgens mij kun je dat niet goed scheiden. As je lokale inbedding wilt, heb je de lokale deken nodig. Daar zit de kennis en kunde.’
Weerwind probeerde nog de Kamer te overtuigen zijn plan uit te voeren. ‘Mensen in het veld hebben mij verzekerd dat het kan.’ De bewindsman stelde voor door te zetten en over drie jaar ‘aan de hand van een goede analyse’ te evalueren. ‘De actualiteit en de maatschappelijke verontwaardiging door de diverse zaken die spelen, sterkt mij in de opvatting haast te maken met dit model.’
Die opzet mislukte jammerlijk. Ellian wil er niet aan, de overige Kamerleden twijfelen. De voormalig advocaat noemde het een zwaarwegend punt. ‘Je moet de OTA zo inrichten dat alles wat met toezicht te maken heeft, bestuursrechtelijk en tuchtrechtelijk, onder één dak komt. Nu maak je een onderscheid dat op mij gek overkomt. Een klacht komt binnen bij het loket, wordt dan behandeld door de deken. Maar als daaruit blijkt dat er ernstige bezwaren bestaan tegen het kantoor, komt de toezichthouder weer aan zet. Je creëert iets wat ingewikkelder is dan je moet willen.’
Het debat eindigde met de conclusie dat minister en Kamer het oneens blijven. Weerwind krijgt nog een laatste kans zijn argumenten schriftelijk uiteen te zetten en alsnog zijn gelijk te halen. Uiterlijk half mei moet er een brief liggen.