actueel

Verschoningsrecht vergt meer slagkracht rechter-commissaris

De Hoge Raad vindt het noodzakelijk dat rechters-commissarissen voldoende mensen en middelen krijgen om het verschonings­recht van advocaten te eerbiedigen. Een recente uitspraak beslist het slepend gevecht tussen Stibbe en het Openbaar Ministerie definitief in het voordeel van het advocaten­kantoor.

In mei vorig jaar stelde het gerechtshof in ’s-Hertogenbosch prejudiciële vragen aan de Hoge Raad. Kernpunt was de vraag of het OM zelf mag beoordelen of sprake is van vertrouwelijke informatie tussen advocaat en cliënt of dat een rechter dat moet doen.

De uitgangspunten van de Hoge Raad
  • Politie en justitie moeten doen wat nodig is om inbreuken op het verschonings­recht te voorkomen, zodra het redelijk vermoeden bestaat dat zich bij de gevorderde gegevens geheimhoudersgegevens bevinden.
  • De officier van justitie moet, als hij van de rechter-commissaris een machtiging vordert om van een communicatiedienst gegevens te mogen vorderen, vermelden of zich bij die gegevens mogelijk geheimhoudersgegevens bevinden. De rechter-commissaris beoordeelt of het redelijk vermoeden bestaat dat dat zo is en betrekt dit bij zijn beslissing.
  • De verschonings­gerechtigde moet in beginsel in staat worden gesteld zich uit te laten over zijn verschonings­recht met betrekking tot de gegevens. Zijn standpunt wordt geëerbiedigd, tenzij de rechter-commissaris oordeelt dat dit standpunt onjuist is. Als het standpunt van de verschonings­gerechtigde niet wordt ingewonnen, wordt een gezaghebbend vertegenwoordiger van de beroepsgroep in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over een geschikte wijze van filtering.
  • Als filtering mogelijk is zonder kennisneming van de gegevens, mag de officier van justitie deze zelf (doen) uitvoeren. Als dat niet kan, moet de filtering worden verricht door of onder verant­woordelijk­heid van de rechter-commissaris.

In navolging van de A-G concludeert de HR dat sprake is van hiaten in de wetgeving, waardoor het nodig is nadere uitgangspunten (zie kader) te formuleren. Om te beginnen, moeten politie en justitie doen wat nodig is om inbreuken op het verschonings­recht zo veel mogelijk te voorkomen, stelt de Hoge Raad, ‘zodra het redelijk vermoeden bestaat dat de vordering (deels) geprivilegieerde gegevens betreft’. Van redelijk vermoeden kan sprake zijn als een verdachte wordt bijgestaan door een advocaat, maar dat feit alleen is niet voldoende.

Als het OM toch potentiële geheimhoudersgegevens wil vorderen, moet eerst toestemming worden gevraagd aan de rechter-commissaris, stelt de HR. Die dient vervolgens ook een selectie te maken in de informatie, zodat het verschonings­recht van geheimhouders gewaarborgd blijft.

Deze ‘regievoerende rol’ van de rechter-commissaris bij het uitfilteren van geprivilegieerde gegevens brengt ‘een aanzienlijke taakverzwaring en daarmee samenhangende inzet van menskracht met zich’, concludeert de Hoge Raad. ‘Dit vergt dat aan de gerechten voldoende capaciteit en middelen ter beschikking worden gesteld om de kabinetten rechter-commissaris in staat te stellen de vorderingen die de officier van justitie in dit verband zal doen, te beoordelen en om de vereiste filtering te (doen) verrichten.’

Ook de lokale dekens krijgen van de Hoge Raad een rol toebedeeld. De rechter-commissaris moet bij zijn beoordeling namelijk te rade gaan bij de betrokken advocaat. Als dat niet mogelijk is, bijvoorbeeld omdat het onderzoek nog geheim is, dient de rc de lokale deken te consulteren.

Advocaat Tim de Greve van Stibbe toont zich tevreden met de prejudiciële antwoorden. De Hoge Raad heeft de argumenten van Stibbe op nagenoeg alle punten gevolgd, concludeert hij.