vak & mens cover
De eerste lichting van de vernieuwde beroepsopleiding is inmiddels advocaat-stagiair af. Tijd voor een eerste oordeel. ‘Het is goed dat de eigen praktijk leidend is, maar er is een roep om meer inhoud.’
Het was in alle opzichten een bijzondere start van de Beroepsopleiding Advocaten (BA) op 2 maart 2021. De ruim vijfhonderd advocaat-stagiairs waren niet alleen proefkonijn voor de nieuwe opleiding. Zij moesten het ook nog eens zonder de befaamde start op Woudschoten doen. Vanwege het coronavirus werd de opleiding geopend met een virtuele bijeenkomst via Studio 21 in Hilversum. Ook de opleidingsdagen verliepen in dat eerste jaar voornamelijk digitaal. ‘Het was dus dubbel nieuw en best een beetje pionieren,’ vertelt Cilia van Nierop (28), advocaat gezondheidsrecht bij CMS in Amsterdam. ‘Het is een stuk leuker als je elkaar in het echt kunt leren kennen. Woudschoten is een begrip, dus ik vind het jammer dat we dat hebben gemist.’

De digitale start was niet de grootste verandering. De beroepsopleiding heeft na een lange voorbereiding een metamorfose ondergaan. De omvang van het curriculum, en daarmee hoge studiebelasting, gold als majeur kritiekpunt op de oude BA, die liep vanaf september 2013. De nieuwe opleiding is verkort van drie naar twee jaar; het derde jaar van de advocaatstage vindt binnen kantoor plaats. De nieuwe opleiding telt aanzienlijk minder lesuren. Het aantal dagdelen is gedaald van 158 naar 100, een reductie van de studiebelasting van 35 procent. Ook de kosten voor de opleiding zijn verlaagd met ruim twintig procent. De kosten voor de opleiding voor advocaat-stagiairs die in maart 2024 zijn begonnen, bedragen 13.592,77 euro exclusief btw voor de UO-opleiding.
De opleiding is nu meer gericht op praktijkvaardigheden en ethiek. De theoretische kennis wordt bij aanvang vrijblijvend getoetst via een basistest en gedurende de opleiding als bekend verondersteld. Tijdens iedere opleidingsdag en in de digitale leeromgeving komen cognitie, vaardigheden en ethisch besef in onderlinge samenhang aan de orde. Toepassingsgericht en zonder het herhalen van kennis. Stagiairs moeten zelf aan de slag en elkaar feedback geven.
Dat was best even wennen voor de eerste lichting, maar over het algemeen zijn de ervaringen positief. De jonge advocaten zijn vooral blij dat er niet meer flink gestudeerd hoeft te worden binnen rechtsgebieden waar in de praktijk niets mee wordt gedaan. ‘Collega’s hadden mij voorbereid op een zware beroepsopleiding met veel tentamens en vele weekenden studeren,’ aldus strafrechtadvocaat Nola Delsing (35) van Cleerdin & Hamer in Amsterdam. ‘Dat is niet meer het geval. Ik vond de intensiteit erg meevallen. Je krijgt opdrachten en zo nu en dan is er een opleidingsdag. In mijn ogen zelfs wat te weinig dagen, omdat die leerzaam en leuk waren. Voor mij had dat wel wat meer gemogen.’

Hoe ziet de opleiding nieuwe stijl eruit? De uitvoering van de BA is nog steeds uitbesteed aan drie onderwijsaanbieders: de Uitvoeringsorganisatie (UO, CPO-Kyden), The Law Firm School (LFS), een samenwerking tussen achttien internationale advocatenkantoren, en De Brauwerij van de Brauw Blackstone Westbroek. De UO verzorgt het centrale deel van het onderwijs voor alle advocaat-stagiairs en het decentrale deel voor advocaat-stagiairs die de gehele BA bij de UO volgen. Daarnaast is de UO verantwoordelijk voor de toetsing en de feitelijke organisatie van de opleiding. The Law Firm School en De Brauw Blackstone Westbroek verzorgen als geaccrediteerde aanbieders het decentrale deel van het onderwijs voor de eigen advocaat-stagiairs. Het centrale deel bevat de onderdelen ethiek en vaardigheden. Advocaat-stagiairs die ook het decentrale deel bij de UO volgen, kiezen voor het eerste jaar een hoofdpraktijk die aansluit bij hun individuele praktijk: privaatrecht, bestuursrecht of strafrecht. In het tweede jaar volgen zij een verdiepende leerpraktijk.
De nieuwe BA kent nog maar drie toetsmomenten die verplicht zijn voor alle stagiairs: de toets ethiek en twee zogenoemde integratieve dagen aan het einde van elk jaar. De eerste toetsdag is in de vorm van een moot court. De tweede is een praktijksimulatie. Voor privaatrecht en bestuursrecht is dat een onderhandeling en voor strafrecht een getuigenverhoor.
Balans
Een praktische opleiding dus met leerlijnen gericht op de eigen specialisatie. Over de vraag of de inhoud voldoende aan bod komt, lijken de meningen verdeeld. Het is fijn dat de eigen praktijk leidend is in de opleiding en er is een redelijk goede balans gevonden, luidt de algemene opvatting. Een roep om meer inhoud op het eigen specialisme is er wel. Belastingrechtadvocaat Mischa Lokhoff (27) van BVDV in Utrecht: ‘De vaardighedentrainingen waren leerzaam. Hoe ga je om met lastige klanten of hoe ga je om met je patroon? Het is goed dat je ervaringen hoort van je opleidingsgenoten. De inhoud kwam terug in de opdrachten, maar vanuit mijn groepje was wel vraag naar meer inhoudelijke lessen voor een beetje meer houvast.’
Zijn patroon Paul Passenier, partner bij BVDV, snapt dat, maar vindt tegelijkertijd dat de opleiding sterk is verbeterd. Hijzelf begon met de opleiding in 2012, vlak voor de overgang naar het nieuwe systeem. ‘Ik kreeg jaarrekening lezen, ethiek, burgerlijk procesrecht, strafprocesrecht, bestuursprocesrecht. Daar werd ook allemaal op getoetst. Die laatste twee rechtsgebieden waren voor mij compleet nutteloos, want ik deed civiel recht.’
De generatie die na Passenier kwam, in het nieuwe systeem, had het volgens hem nog zwaarder. ‘Toen werden er niet normaal veel vakken gegeven, allemaal met tentamens. Dat schoot echt zijn doel voorbij. Het is goed dat ze op zoek zijn gegaan naar de gulden middenweg. Er is een aardige balans gevonden tussen praktijkoefeningen en toetsen. Dat er nog steeds opleidingsdagen zijn op Woudschoten is een goede zaak. Het opbouwen van een (sociaal) netwerk binnen de hele advocatuur is een belangrijke meerwaarde van de opleiding. Dat is waardevoller dan Boek 1 BW uit je hoofd leren als je je begeeft in het ondernemingsrecht. De advocatuur riep een paar jaar geleden dat starters de inhoud wel leren op kantoor. Dat moet je dan ook aan de kantoren en aan ons als patroons overlaten.’
‘Ik zou iets meer terug naar het oude model gaan, maar dan wel gericht op je eigen specialisme’
Delsing ervaart dat juist omgekeerd. Zij had graag nog meer focus op de inhoud gezien. ‘In de strafrechtpraktijk sta je als advocaat al vanaf dag één met twee benen in de praktijk. Je doet direct zelf zittingen en verhoren, dus die vaardigheden pak je daar direct mee. De vaardighedentrainingen waren nuttig, maar ik denk dat tentamens over je eigen specialisme daarbij goed zouden zijn. Ik denk dat je dan toch meer gemotiveerd bent om echt de boeken in te duiken.’
Haar patroon Patrick van der Meij, strafrechtadvocaat bij Cleerdin & Hamer en docent binnen de beroepsopleiding, ziet dat tweeledig. ‘Wanneer je echt toewerkt naar tentamens, zoals op de universiteit, word je gedwongen om veel te leren. De vraag is alleen wat daarvan uiteindelijk blijft hangen. Er wordt binnen de opleiding gezocht naar de eigen verantwoordelijkheid van de advocaten. Dat vind ik goed.’
Volgens Van der Meij zijn de docenten binnen de opleiding het onderwijsmateriaal voortdurend aan het bijstellen naar de actualiteit. Daarbij wordt er continu geschakeld tussen inhoud, ethiek en vaardigheden. Op die manier wordt er verdieping aangebracht. ‘Wat zijn de vragen? Wat speelt er nu? Binnen het strafrecht kampen we met zoveel uitdagingen. Daar moeten we bij stilstaan. We moeten jonge advocaten wapenen en weerbaar maken.’
Wel geeft hij zijn pupil gelijk dat met het wegvallen van de tentamens het dwingende karakter van de opleiding weg is. Hij weet niet of dat voor iedereen een verstandige keuze is. ‘Wij redden het wel bij Cleerdin & Hamer, met een opleidingsinstituut en jurisprudentieoverleggen, maar voor kleine kantoren is dat lastiger. Daar kan het bijspijkeren van de inhoud er bij inschieten naast de dagelijkse praktijk. Ik ben een strafrechtjunkie, dus wat mij betreft kan er niet genoeg les worden gegeven.’ Die honger naar meer merkt hij ook binnen zijn groepen, maar de ruimte is er niet binnen de opleiding. ‘Als ik het voor het zeggen had, zou ik de opleiding intensiever en uitgebreider maken. Iets meer terug naar het oude model, maar dan wel puur gericht op je eigen specialisme. Iedereen heeft daar baat bij.’

Basistest
Van Nierop van CMS kijkt naar de opleiding vanuit een ander perspectief. Het Zuidas-kantoor heeft zich bij de start van de nieuwe opleiding voor het decentrale deel aangesloten bij de LFS. Van Nierop kwam er al snel achter dat het inhoudelijke deel binnen de LFS uitgebreider is dan bij de UO. ‘Tijdens de centrale opleidingsdagen merkte ik dat de UO veel minder op de inhoud zit. Dat was minder veeleisend dan wat ik bij de LFS op inhoudelijk vlak moest doen en bij de LFS heb je ook gewoon nog (mondelinge) tentamens. Ik ben benieuwd of dat positief uitpakt of dat er een soort scheiding komt tussen LFS-kantoren en andere kantoren wat inhoudelijk niveau betreft.’
Het zwaartepunt van de opleiding lag voor Van Nierop bij de LFS en niet bij de reguliere beroepsopleiding. De opleidingsdagen van de LFS zorgden ervoor dat ze beter voorbereid naar de integratieve dagen ging. ‘Het goede aan de reguliere beroepsopleiding vond ik vooral dat je een breder beeld had van wat de advocatuur in zijn geheel is. Daar was veel aandacht voor. Door de gemengde groepen kreeg ik ook wat mee van de kleinere kantoren en de sociale advocatuur.’
De lessen door extern deskundigen, zoals psychologen en gedragscoaches, heeft zij ook als positief ervaren. Net als de toevoeging van acteurs die rollenspellen kwamen spelen. ‘Dan kun je het inhoudelijke een beetje loslaten en ben je je als mens aan het ontwikkelen.’
Lastig vond Van Nierop dat de focus tijdens de opleidingsdagen ligt op het zelf antwoorden vinden en het geven van presentaties aan elkaar. ‘Bij sommige onderwerpen is een gewoon hoorcollege fijn. Jaarrekeningen lezen bijvoorbeeld is iets wat veel mensen nog niet of nauwelijks hebben gedaan en dat wordt als lastig ervaren. Dan is het toch beter als je het uitgelegd krijgt van de expert in plaats van een studiegenoot. Assertiviteit en eigen verantwoordelijkheid zijn goed, maar daar kan wel meer balans in worden gevonden.’
Die eigen verantwoordelijkheid is ook waar de basistest op geënt is. Voorafgaand aan de opleiding wordt de inhoudelijke kennis van de advocaat-stagiair getoetst door middel van de basistest. Aan het resultaat zijn geen consequenties verbonden. Wanneer er hiaten zichtbaar worden op bepaalde rechtsgebieden is het aan de stagiair zelf om de kennis bij te spijkeren. De basistest stond flink ter discussie binnen het college van afgevaardigden. Op aandringen van het college is gekozen voor een diagnostisch karakter.

De test wordt door de stagiairs als pittig ervaren, maar is voor hen toch vooral een administratieve handeling. ‘Ik betwijfel of er in de praktijk iets wordt gedaan met de basistest en het advies dat daaruit volgt,’ aldus Van Nierop. Het feit dat je getoetst wordt op verschillende rechtsgebieden voegt volgens Lokhoff niet zoveel toe. ‘Het idee erachter snap ik wel. Als je de test maakt en je krijgt voor het onderdeel waar je dagelijks mee werkt in de praktijk een onvoldoende dan moet je daar natuurlijk wat mee. Maar zonder consequenties is er ook geen echte trigger om nog eens in de boeken te duiken. Ik zag het vooral als een moetje. Ook hier kunnen ze het beter toespitsen op het eigen rechtsgebied.’
Patroon Passenier ziet de test vooral als een goede signaalfunctie naar de startende advocaat. ‘Wanneer je op een bepaald rechtsgebied een onvoldoende scoort, is het een reminder om je niet op dat rechtsgebied te begeven. Het hoeft voor mij dan ook niet per se consequenties te hebben.’
‘Niet iedereen die in de opleiding zit, is per definitie geschikt om advocaat te zijn en de opleiding zelf is er niet op toegerust om deze personen eruit te filteren en af te laten vallen’
Dan de toetsmomenten gedurende de opleiding. De toets ethiek mag twee keer worden herkanst bij een onvoldoende. De andere twee toetsmomenten zijn de twee praktijksimulaties tijdens de integratieve dagen aan het einde van de beide leerjaren. Ook daarvoor geldt dat er twee keer mag worden herkanst. Patroon en docent Van der Meij vraagt zich af of dit streng genoeg is. ‘De drie toetsen kunnen een struikelblok zijn, maar als je ze drie keer niet haalt, hoor je ook echt niet in de advocatuur thuis. Daar worstel ik wel mee. Niet iedereen die in de opleiding zit, is per definitie geschikt om advocaat te zijn en de opleiding zelf is er niet op toegerust om deze personen eruit te filteren en af te laten vallen. Je kunt mensen ook een dienst bewijzen door te stellen dat ze mogelijk kunnen afvallen.’
Streng toetsbeleid of niet, achteroverleunen is er volgens de jonge advocaten tijdens de opleiding niet bij. Integendeel, veel situaties waar advocaten in de praktijk mee te maken hebben, worden in de digitale leeromgeving en tijdens de opleidingsdagen en praktijksimulaties zo realistisch mogelijk nagebootst. ‘We moesten uit onze comfortzone stappen en dat was best spannend en pittig,’ zegt Van Nierop.
Van Nierop herinnert zich vooral de mondelinge tentamens van de LFS nog als de dag van gisteren. ‘Als advocaat moet je kunnen improviseren en je ergens juridisch en communicatief uit kunnen redden. Dat heb ik geweten. Het was heel stressvol, maar ook heel leerzaam.’
De UO kijkt tevreden terug op de afgelopen drie jaar. Volgens opleidingsmanagers Werner Tijsse Claase en Elodie Carmiggelt zijn de evaluaties van advocaat-stagiairs meestal positief. ‘Ze ervaren altijd een veilige opleidingsgroep en vinden het leuk om in gemengde groepen te zitten,’ aldus Carmiggelt. ‘Er zijn vaste trainers die doceren gericht op cognitie, vaardigheden en ethisch besef. De deelnemer staat zelf aan het roer. Het zijn best vermoeiende opleidingsdagen, want de stagiairs moeten de hele tijd zelf aan de slag en elkaar feedback geven. Didactisch gezien steek je er meer van op als je het toepast, dus dat is wat we doen. De docenten bouwen daarbij echt een vertrouwensband op met de stagiair.’
Volgens Carmiggelt wordt het programma op basis van de evaluaties steeds aangepast en doorontwikkeld. ‘We nemen de feedback van stagiairs mee en we bespreken de docentenevaluaties met elkaar. Daar gaan we vervolgens mee aan de slag voor het volgende cohort. Daarnaast hebben we expertgroepen met stagiairs. Op die manier proberen we alles steeds beter op maat te maken.’
Volgens Tijsse Claase is het doel van de opleiding om mensen zo op te leiden dat ze een goede advocaat worden. ‘Mensen uitfilteren die niet goed genoeg zijn, is niet onze taak. Als een advocaat-stagiair niet goed genoeg is, zou dat moeten blijken uit het feit dat de verplichte opdrachten onvoldoende worden gemaakt. Of dat de toetsen drie keer niet gehaald worden. Dat komt voor, maar dat is wel mondjesmaat.’
Zijn collega is het met hem eens. ‘De opleiding moet niet te makkelijk zijn, maar er zijn uiteindelijk andere instanties die gaan over de vraag of een advocaat op de goede weg zit. Die filterfunctie ligt meer bij de patroon en kantoor.’

ChatGPT
Nora Streep, executive manager van de LFS, vindt het toevoegen van vaardigheden aan het totale curriculum ‘een mooie stap’. De LFS zelf heeft vastgehouden aan enkele cognitieve vakken, zoals financieel toezichtrecht, herstructurering en insolventie- en ondernemingsrecht. Daarnaast is de LFS (net als de UO) extra vaardigheden gaan aanbieden, zoals procederen en presenteren, onderhandelen, ondernemerschap, digitale vaardigheden en schrijfvaardigheden. ‘Dit zijn allemaal prima aanvullingen gebleken, al hebben we ook in de inhoud van die vakken alweer het één en ander bijgeschaafd.’
De LFS is verantwoordelijk voor het niveau van de stukken op basis waarvan hun deelnemers tot de toetsdagen worden toegelaten. Dat zijn een dagvaarding en conclusie van antwoord bij het eerste jaar en een cliëntadvies en conceptcontract in het tweede jaar. ‘We oefenen met beroepsrechters en ervaren partners van de LFS-kantoren (soms emeriti) om de deelnemers optimaal voor te bereiden. Deze voorbereiding wordt door de deelnemers en onze interne beoordelaars als heel positief ervaren.’
De komst van ChatGPT is volgens Streep een game changer als het gaat om de voorbereidende stukken. ‘De eerste lichting was enorm veel tijd kwijt met het schrijven van de dagvaarding en de conclusie van antwoord. Hun opvolgers die ChatGPT of Harvey tot hun beschikking hebben vele malen minder.’ De LFS heeft naar aanleiding hiervan het vak digitale vaardigheden omgebouwd naar een vak dat zich richt op het omgaan met artificial intelligence (AI).
De UO denkt ook na over hoe AI, dat onderdeel is van digitale vaardigheden, geïntegreerd kan worden in de opleiding. Daarnaast zijn veiligheid, weerbaarheid, inclusiviteit, duurzaamheid/ESG en de omgang met verschillende generaties thema’s die de afgelopen tijd extra belangrijk zijn geworden. De nieuwe generatie staat alweer klaar. Vorige maand zijn 570 nieuwe advocaat-stagiairs gestart. ‘Het hoogste aantal ooit,’ aldus Tijsse Claase en Carmiggelt. Een kleine 25 procent daarvan is afkomstig van een LFS-kantoor.