actueel

Advies: eigen mailsysteem voor advocaten

Het gebruik van extra beveiligde communicatiemiddelen door advocaten vraagt om effectievere waarborgen voor het verschonings­recht. Daarom zou de NOvA een beveiligd e‑mailsysteem moeten ontwikkelen.

Dat is een van de aanbevelingen uit een onderzoek van de Universiteit Leiden in opdracht van de NOvA. Bij het versturen van e‑mails ontbreekt veelal extra beveiliging, mede omdat advocaten extra beveiligde e‑mailapplicaties vaak gebruiksonvriendelijk vinden. Daarom stellen de onderzoekers een verplichting tot versleuteling bij (meer inhoudelijke) e‑mailcommunicatie voor, ‘of facilitering hiervan door middel van een specifiek e‑mailplatform’. Ook een systeem van automatische e‑mailherkenning biedt mogelijk een oplossing. De NOvA stelde een dergelijk systeem in 2023 al voor in een advies aan het OM over de omgang met verschonings­gerechtigde informatie.

Voor de ontwikkeling van het beveiligde e‑mailsysteem kan de NOvA lering trekken uit de praktijk in onder andere Frankrijk, Duitsland en Spanje. Zo lanceerde de Franse balie al in 2014 een beveiligde e‑mailservice voor advocaten, de Cloud privé des avocats. Via deze e‑mailservice kunnen advocaten die zijn ingeschreven bij de Franse balie beveiligd e‑mailen met cliënten en andere contacten. De provider is gevestigd in Frankrijk en staat onder toezicht van de balie. Tegen een kleine vergoeding kunnen Franse advocaten gebruikmaken van de domeinnaam ‘advocat.fr’.

Risico’s

Het onderzoek werd door de Universiteit Leiden uitgevoerd om in kaart te brengen welke extra beveiligde communicatiemiddelen advocaten gebruiken en waarom. Ook schetsen de onderzoekers de risico’s die daarbij komen kijken.

Uit het onderzoek blijkt dat advocaten gebruikmaken van extra beveiligde chatapplicaties (zoals WhatsApp, Signal of Telegram), extra beveiligde e‑mailproviders en crypto­telefoons – de laatste categorie in beperkte mate. Als belangrijkste reden voor het gebruik noemen advocaten ‘het streven om de advocaat-cliëntcommunicatie vertrouwelijk te houden’. Advocaten staan terughoudend tegenover andere voorzieningen, waaronder de geheimhoudertelefoon. ‘In algemene zin is geconstateerd dat bij veel respondenten in meer of mindere mate sprake is van wantrouwen in de goede naleving van de regels rondom het verschonings­recht door opsporingsdiensten en het OM.’

Daarnaast speelt de voorkeur van de cliënt een rol. Advocaten komen hun cliënt graag tegemoet, mits dat te verenigen is met de eigen opvattingen en verplichtingen. Met name ten aanzien van cryptotelefoons bestaan grote verschillen tussen advocaten onderling, beschrijft het rapport. ‘Sommigen zijn (of waren in het verleden) bereid mee te gaan in de behoefte van de cliënt, soms mede gelet op het gegeven dat (huidige en potentieel nieuwe) cliënten alleen op deze wijze bereikbaar zijn of waren. Anderen geven aan dat zij dit middel niet willen gebruiken vanwege bijvoorbeeld het criminele imago ervan of vanwege zorgen om het niet kunnen bewaren van voldoende distantie tot de cliënt.’

Cryptotelefoons

Het gebruik van de extra beveiligde communicatiemiddelen brengt ook risico’s mee, zien de wetenschappers. De vertrouwelijkheid van de communicatie tussen advocaat en cliënt kan in gevaar komen doordat deze niet als verschoningsgerechtigd wordt herkend. Een voorafgaande filtering van gegevens afkomstig van cryptotelefoons en chatapplicaties ‘blijkt om verschillende redenen praktisch (en technisch) ingewikkeld of zelfs niet haalbaar’.

Met name het gebruik van cryptotelefoons brengt risico’s mee voor de kernwaarden onafhankelijkheid en integriteit. Cryptotelefoons worden vrijwel uitsluitend binnen het criminele milieu gebruikt. Dat kan ertoe leiden dat een advocaat ‘bij de communicatie via een cryptotelefoon onvoldoende distantie kan bewaren tot (de criminele activiteiten van) de cliënt of de criminele groepering waarvan deze deel uitmaakt’.

De onderzoekers benadrukken dat ‘niet kan worden gesproken van een direct verband tussen het gebruik van een cryptotelefoon en niet-integer of niet-onafhankelijk handelen’. Wel kan de beeldvorming rondom cryptotelefoons volgens de onderzoekers afbreuk doen aan het vertrouwen in de integriteit van de beroepsgroep. Het kan dan ook ‘geen kwaad om (meer) te benadrukken dat met extra beveiligd communiceren op zichzelf niets mis is, om enig tegenwicht te bieden tegen het beeld dat advocaten iets “verdachts” doen als ze extra maatregelen treffen’.

Deze potentiële risico’s in gedachten houdend, rust op de advocaat die een cryptotelefoon gebruikt een extra zorgplicht, stelt het rapport. ‘In het kader van die zorgplicht lijkt het in ieder geval wenselijk dat een advocaat voorafgaand aan het gebruik van een crypto­telefoon overleg voert met de deken.’ Verder kan de advocaat het beste een nickname gebruiken waaruit zijn hoedanigheid van advocaat blijkt. Ten slotte kan de advocaat zijn cryptotelefoonnummer delen met het OM, zodat filtering van verschonings­gerechtigde communicatie mogelijk wordt.

NOvA wil e‑mailherkenning

NOvA-bestuurder Jeroen Soeteman bepleit een filtersysteem dat mailverkeer tussen advocaat en cliënt herkent en voorkomt dat opsporingsdiensten en het OM kennisnemen van de inhoud. Een dergelijk systeem (nummerherkenning) bestaat al voor telefoongesprekken, maar niet voor e‑mails. Volgens Soeteman kan een systeem dat e‑mailcorrespondentie tussen advocaat en cliënt vooraf herkent en filtert de vertrouwelijkheid beter waarborgen. Daarom gaat de NOvA nader onderzoek doen naar de technische en juridische consequenties en de praktische uitvoering ervan.

Wantrouwen

De onderzoekers constateren dat het onderlinge wantrouwen tussen de NOvA en het OM groot is, onder andere als gevolg van de zaak-Castor en de berichtgeving rond de aanhouding van Inez Weski. Ze stellen daarom voor dat beide partijen zich inzetten om de huidige polarisatie tegen te gaan.

Tot slot adviseren de onderzoekers duidelijke kaders en richtlijnen op te stellen voor het gebruik van e‑mail- en chatapplicaties en cryptotelefoons. De American Bar Association (ABA) heeft diverse beroepsethische documenten en richtlijnen opgesteld over de verant­woordelijk­heden van advocaten bij digitale communicatie met cliënten. Zo worden in The Model Rules of Professional Conduct (beroeps)ethische regels voor advocaten opgesomd. In verschillende Ethics Opinions wordt de inhoud van deze regels nader uitgewerkt. Die documenten kunnen volgens de onderzoekers als voorbeeld dienen voor de Nederlandse advocatuur.

De Leidse onderzoekers spraken in totaal met zeventien advocaten, van wie veertien advocaten die met name strafzaken behandelen. Twee advocaten voeren een onder­nemings- en/of insolventierechtpraktijk en één advocaat behandelt naast strafzaken ook personen-, familie- en jeugdrechtzaken. Met het oog op deze specifieke onderzoeksgroep benadrukken de auteurs van het rapport dat ‘voorzichtigheid geboden is bij het generaliseren van de bevindingen’.