actueel

Rotterdamse schaal wil houvast bieden bij letselschade

Het bepalen van smarten­geld­bedragen is in Nederland nog altijd in nevelen gehuld. Lang niet altijd is duidelijk hoe de rechter tot zijn waardering komt. De ‘Rotterdamse schaal’ wil helderheid bieden.

Het hoogste bedrag aan smartengeld dat de civiele rechter in Nederland ooit heeft toegewezen is twee ton. De strafrechter kwam tot 3,5 ton, in een vergelijkbare zaak. Ziedaar het probleem in een notendop, stelt Siewert Lindenbergh. ‘Het verschil tussen twee en 3,5 ton is niet te verklaren. Uitgangspunt is dat de strafrechter materieelrechtelijk naar civiele maatstaven oordeelt. In geval van ernstig verwijtbaar gedrag mag hij ook de aard en ernst daarvan meewegen. Maar die overweging is helemaal niet terug te vinden in de motivering. We tasten in het duister.’

Siewert Lindenbergh

Siewert Lindenbergh is als hoogleraar privaatrecht verbonden aan de Erasmus School of Law in Rotterdam en werkzaam als advocaat-generaal bij de Hoge Raad. Sinds hij aan het eind van de vorige eeuw zijn proefschrift over smartengeld publiceerde, geldt hij als autoriteit. Het vaststellen van smarten­geld­bedragen voor slachtoffers van ongevallen of misdrijven –⁠ én hun naasten of nabestaanden ⁠– laat zich volgens hem vergelijken met een spelletje ezeltje-prik. Je weet vooraf niet waar je uitkomt. ‘Als je naar de huidige praktijk kijkt, dan is het Smartengeldboek van de ANWB de standaard, waar iedereen mee werkt. Maar eigenlijk is het een verzameling uitspraken, met een heleboel kleine samen­vattinkjes. Als je een casus hebt, word je geacht te gaan zoeken naar een oplossing of een bedrag. Het is een enorme zoekpuzzel om in die samen­vattinkjes iets te vinden wat lijkt op de zaak die je voor je hebt en het is nooit helemaal hetzelfde. Dat heeft te maken met de opzet van de gids, maar ook met de moti­veringen die daarin worden samengevat. Ze bieden weinig houvast.’

Bandbreedtes

Samen met collega Marnix Hebly, universitair hoofd­docent aan de Erasmus, en ondersteund door twee onder­zoekers, werkt hij aan een model dat meer houvast biedt: de Rotterdamse schaal. Feitelijk is het een onderzoeksproject dat vorig jaar van start is gegaan, gefinancierd door de Raad voor de rechtspraak. De weten­­schappers beogen allerlei verschillende letsels in te delen op een schaal (denk aan de schaal van Richter voor aardbevingen), geordend naar de ernst, met bijpassende bandbreedtes voor smartengeld­bedragen en met opsommingen van factoren die helpen te ‘navigeren’ binnen de bandbreedtes. Aan­gezien de Erasmus School of Law het kengetal 010 heeft, is het project gedoopt tot ‘de Rotterdamse schaal’.

Lindenbergh: ‘De schaal die wij ontwerpen, maakt een indeling van letsels. Je weet vaak wel welk letsel het meest dominant is en wat dus je eerste aanknopingspunt is. Er kan natuurlijk sprake zijn van meerdere letsels, maar als iemand een been mist en een blauw oog heeft, dan weet je dat het beenletsel primair is. In onze schaal kun je vervolgens zien wat rechters toewijzen bij verschillende typen beenletsel.’

De Rotterdamse schaal gaat niet de wet voorschrijven, haast Lindenbergh zich te zeggen. ‘Het is geen normatief model, de rechter is vrij om te beslissen. Maar die moet zich oriënteren op wat zijn collega’s in vergelijkbare gevallen toewijzen. Dat is ook zo bepaald door de Hoge Raad. Momenteel is dat ver­gelijken nog een grote puzzel. Dat zie je terug in de rechtspraak. Je ziet vaak dat de rechter niet meer toelicht dan dat hij heeft gekeken naar vergelijkbare gevallen. Daarmee bewijst hij lippendienst aan de Hoge Raad, maar eigenlijk kun je helemaal niet traceren waar hij dan naar gekeken heeft en wat het uitgangspunt is geweest. Met zo’n schaal is inzichtelijker hoeveel smartengeld in bepaalde categorieën gebruikelijk is en heeft de rechter dus betere aanknopingspunten. En daarmee is men ook buiten rechte geholpen.’

Lindenbergh en zijn collega’s zijn niet van plan het wiel opnieuw uit te vinden. Bij het in­delen van de Rotter­damse schaal maken ze dankbaar gebruik van de Guidelines for the Assessment of General Damages in Personal Injury Cases, die sinds 1992 in Engeland worden gehanteerd. ‘Daar is men uit die enorme hoeveelheid rechtspraak lijnen gaan zoeken en letsels plus bijbehorende bedragen gaan rubriceren. Dat heeft een heel overzichtelijke relatieve indeling van letsels op­geleverd. In Nederland hebben we dat nog  niet.’

Het zou te simpel zijn om te veronderstellen dat de Engelse Guidelines zich zomaar laten omzetten in een Nederlandse richtlijn. Daarvoor zijn de verschillen tussen de twee landen te groot. Het werk laat zich samenvatten in een drietrapsraket, zegt universitair docent Marnix Hebly. ‘Eerst het geheel vertalen, dan veri­fiëren of dat beeld klopt, en vervolgens aanvullen met voor Nederland relevante categorieën die in de Engelse Guidelines ontbreken.’

Seksueel misbruik

De Engelse Guidelines bieden handvatten voor licha­melijk en geestelijk letsel. In Nederland wordt soms ook smartengeld toegewezen als er geen letsel bij komt kijken. Hebly: ‘Je kunt volgens de wet aanspraak maken op smartengeld wegens “aantasting in de persoon op andere wijze”. Dat kan als de gebeur­tenis, de normschending zelf, in combinatie met de gevolgen daarvan, zo ernstig is dat smartengeld gerechtvaardigd is. Dat is vooral van betekenis voor gevallen waarin geen sprake is van geestelijk of lichamelijk letsel, of dat niet is aangetoond. Denk aan seksueel misbruik, stalking of ernstige bedreiging. Die misdrijven hoeven niet te leiden tot aantoonbaar geestelijk of lichamelijk letsel, maar zijn wel van een zodanige ernst, en veroorzaken doorgaans zulke ernstige gevolgen, dat ze smartengeldwaardig kunnen zijn. De Hoge Raad heeft zich daar de afgelopen jaren duidelijk over uitgesproken.’

‘Het is een enorme zoekpuzzel om in de samenvattinkjes iets te vinden wat lijkt op de zaak die je voor je hebt’

Willen we de praktijk echt een dienst bewijzen, dan moeten niet alleen de relevante categorieën in kaart worden gebracht, realiseert Hebly zich. ‘Daar horen ook bedragen bij. We gaan dus proberen te zeggen welke smarten­geld­bedragen horen bij welke gevalstypen. Dat moet zich in de rechtspraak natuurlijk wel eerst uitkristalliseren. Je kunt pas een bandbreedte geven als je een beeld hebt van wat er in de rechtspraak gebeurt in geval van persoons­aantastingen anders dan door letsel. Bij ernstige bedreiging met een wapen lijkt dat bijvoorbeeld al redelijk te kunnen.’

De toegekende bedragen aan smartengeld liggen in Engeland doorgaans aanzienlijk hoger dan in Nederland. De Rotterdamse wetenschappers denken dat globaal met de factor 0,6 kan worden omgerekend naar Nederland. Tien Britse ponden staan in dat geval voor zes euro. Sowieso zijn de verschillen tussen de verschillende Europese landen onverklaarbaar groot, constateert Lindenbergh. ‘De top­bedragen in Engeland zijn hoger dan in Nederland, maar lager dan in Duitsland. In Denemarken zijn ze weer lager dan in Nederland en in België is het helemaal onoverzichtelijk. Daar zijn nauwelijks aanwijsbare redenen voor te vinden. We moeten vaststellen dat het eigenlijk een soort folklore is, die historisch is  ­gegroeid.’

Op het lustrumsymposium van de Vereniging van Letselschade Advocaten gaf Siewert Lindenbergh onlangs in Arnhem uitleg over de Rotterdamse schaal.

Het smartengeld dat Nederlandse rechters toewijzen, is al jarenlang min of meer stabiel, economische ontwikkelingen en inflatie ten spijt. Verlies van een oog resulteert momenteel vaak in bedragen tussen de 20 en 30 mille, terwijl het 25 jaar geleden ging om bedragen tussen de 14 en 23 mille. Een zeer bescheiden stijging, die vooral op het conto van de strafrechter komt. Lindenbergh: ‘Sinds jaar en dag stelt de civiele rechter het smartengeld vast. Maar dat doet hij eigenlijk maar relatief weinig. De meeste civiele letsel­schadezaken worden buiten rechte afgewikkeld, in overleg tussen het slachtoffer en de verzekeringsmaatschappij. Dus die civiele rechter die geeft er wel een beetje richting aan, maar niet zoveel. De strafrechter daarentegen houdt zich er sinds een jaar of vijftien veel mee bezig. Hij moet wel, want partijen komen er in die zaken nooit samen uit. Jaarlijks doen zich honderden, misschien wel duizenden zaken voor met letselschade waarin smartengeld wordt vast­gesteld. De strafrechter durft ook wat meer. De  ­civiele rechter houdt erg vast aan wat zijn collega’s tot nu toe hebben gedaan. Maar de strafrechter springt er soms flink uit.’

De Rotterdamse wetenschappers hebben inmiddels een website (rotterdamseschaal.nl) in het leven geroepen, waar iedereen de vorderingen van hun onderzoek kan volgen. Komend najaar verwachten ze met de eerste concrete bevindingen te komen, waarna de verschillende gremia kunnen reageren. Het project loopt af in 2025, maar hopelijk blijft de Rotterdamse schaal voortbestaan, zegt Hebly. ‘Idealiter wordt het een levend product, waar je aan blijft sleutelen aan de hand van nieuwe ontwikkelingen. Een website waar alle beschikbare en relevante informatie voor iedereen toegankelijk is.’

Wat als een advocaat een bedrag op de Rotterdamse schaal te laag vindt? Lindenbergh: ‘Het kan best zijn dat een slachtofferadvocaat een top van 2,5 of 3 ton te laag vindt. En dat het in zijn ogen vijf ton moet zijn. Dan moet hij zich tot de rechter wenden. De Rotter­damse schaal is immers geen normatief model. Het is een model waarbij we zo goed mogelijk proberen weer te geven wat het Nederlandse niveau is. Als je het te weinig vindt, moet je bij de rechter bepleiten dat het meer moet worden. Gaat de rechter daarin mee, dan zal dat vervolgens ook weer worden meegenomen in de Rotterdamse schaal.’

Siewert Lindenbergh publiceerde in 1998 zijn proefschrift over de wettelijke regeling van het smartengeld. Afgelopen maand verscheen de tweede druk van Smartengeld (uitgeverij Wolters Kluwer).

De hoogleraar privaatrecht heeft het oorspronkelijke proefschrift bijgewerkt aan de hand van de ontwikkelingen in de afgelopen kwarteeuw. Hoewel smarten­geld­bedragen relatief nauwelijks in omvang zijn gegroeid, worden begrippen als ‘persoonsaantasting’, ‘affectieschade’ en ‘shockschade’ inmiddels heel anders uit­gelegd. Ook gaat Lindenbergh in op de rol van de strafrechter bij de toewijzing van smartengeld.