van de nova

uitspraken

Van de tuchtrechter

Recente uitspraken, geselecteerd en bewerkt door de Commissie Disciplinaire Rechtspraak, bestaande uit Tjitske Cieremans, Maurice Mooibroek en Robert Sanders.

Opname gesprek zonder aankondiging

  • Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19 juni 2023, nr. 22-709/AL/GLD ECLI:NL:TADRARL:2023:152.
  • Advocatenwet artikel 46, gedragsregel 4.
  • Zonder toestemming geluids­opname maken van gesprek, gegrondverklaring zonder maatregel.

Mr. M is advocaat van de Nederlandse vestiging van een bekend elektrisch automerk. Zijn cliënt heeft het aan de stok met de heer A die een auto van dat merk heeft geleased. A heeft verschillende problemen met de auto gehad en is niet tevreden. Dat heeft hij ook duidelijk gemaakt, op zodanige wijze dat mr. M hem duidelijk moet maken dat hij vanaf dat moment niet meer met het autobedrijf contact mag opnemen en zich alleen nog met mr. M mag verstaan, desgewenst met een eigen advocaat. Diezelfde dag is er nog telefonisch contact met de heer A. Mr. M is genoodzaakt het gesprek eenzijdig te beëindigen. Een volgend gesprek neemt hij zonder dat te melden op met een dicteer­apparaat. Volgens mr. M worden hij en zijn kantoor telefonisch ‘belaagd’, gedraagt de heer A zich zeer agressief en slaat hij dreigende taal uit. Hij bevestigt dat aan de heer A, kondigt aan een volgende keer aangifte te zullen doen van stalking en verzoekt de heer A voortaan alleen per e-mail te communiceren en daarvoor een advocaat in te schakelen.

In diezelfde periode krijgt de heer A een leenauto ter beschikking gesteld van het autobedrijf. Daarmee krijgt de heer A een eenzijdig ongeval. Het autobedrijf begint een procedure om de schade op de heer A te verhalen. Tijdens een zitting waarin mr. M voor het autobedrijf optreedt, komen de gebeurtenissen van de telefonades naar het autobedrijf en het kantoor van mr. M ter sprake. Volgens mr. M bedreigend naar zowel zijn cliënt als naar zijn kantoor; de heer A vindt dat mr. M grote woorden gebruikt en hij gewoon boos was, meer niet. Dan brengt mr. M ongeveer een week later een akte in het geding met daarin een transcriptie van het opgenomen telefoongesprek en de geluids­opname ervan. De advocaat van de heer A sommeert mr. M de transcriptie en de geluids­opname in te trekken, verwijzend naar gedragsregel 4. Mr. M bericht daarop aan de rechter dat zijn cliënt niet op een procesrechtelijk debat over toelaatbaarheid van de opname zit te wachten en de stukken daarom weer intrekt. Volgt nog een discussie tussen advocaten over de vraag of een voortzetting van de zitting na mislukte schikkings­onderhandelingen nog zin heeft, waaraan mr. M toevoegt dat zijn cliënte geen afvaardiging zal sturen omdat haar medewerkers stelselmatig geïntimideerd en bedreigd werden door de heer A.

Dan volgt de klacht van de heer A tegen mr. M. Hij klaagt over de opname van het gesprek zonder dat dat van tevoren aangekondigd was en voorts over de beschuldiging van intimidatie en bedreiging ten overstaan van het hof.

De raad begint met de vaststelling dat dit een klacht is tegen een advocaat van de wederpartij en aan de daarvoor geldende criteria moeten worden getoetst. Grote vrijheid dus, maar wel begrensd. Voor de opname van het gesprek dient dan in het bijzonder gedragsregel 4 te worden beschouwd dat een advocaat verplicht om vooraf aan te geven dat hij van plan is om het gesprek op te nemen. Vaststaat dat dat hier niet was gebeurd. Mr. M verweert zich door te stellen dat de eerdere bedreigingen het noodzakelijk maakten het gesprek op te nemen. De raad kan dat wel volgen, maar ziet daarin geen reden om de heer A niet vooraf te hebben ingelicht over het plan om het gesprek op te nemen. En mr. M kan niet uitleggen waarom hij dat destijds niet heeft aangekondigd. De klacht is dus gegrond.

Het tweede klacht­onderdeel levert geen terecht verwijt op. Als advocaat van het autobedrijf had mr. M het hof mogen berichten dat de medewerkers van zijn cliënte zich geïntimideerd en bedreigd voelden. Daarmee was geen grens overschreden. Het is ook niet gebleken dat mr. M dat uitsluitend deed om de heer A te beschadigen. Het ging erom dat zijn cliënte niet meer wilde onderhandelen en ook geen van haar medewerkers naar de zitting wilde afvaardigen. De heer A had ook nog aangevoerd dat mr. M de geluids­opname en de transcriptie in het geding had gebracht terwijl dat los zou staan van het geschil waarover geprocedeerd werd. De raad vindt het daarbij echter van belang dat mr. M dat niet uit eigen beweging had gedaan, maar pas nadat mr. M ter zitting had aangegeven dat er een opname was en de heer A hem had gevraagd om de gestelde bedreigingen aan te tonen. Dit klacht­onderdeel is daarom ongegrond.

Dan moet de raad beslissen of de gegrond­verklaring van het eerste klachtonderdeel een maatregel moet opleveren. Dat zou in beginsel passend zijn, zo zegt de raad. De raad kijkt echter ook naar de beweeg­redenen voor de opname. De opname had niet als doel om de procedure te dienen, maar had te maken met de intimiderende en bedreigende situatie van de telefoongesprekken. Vanwege die omstandigheid ziet de raad af van het opleggen van een maatregel.

Overval ter zitting en getalm daarna

  • Hof van Discipline 3 juli 2023, nr. 220114 ECLI:NL:TAHVD:2023:105.
  • Advocatenwet artikel 46.
  • Onaangekondigd en onverwacht tijdens zitting afgespeeld geluidsfragment dient onverwijld en zonder voorwaarden aan advocaat wederpartij ter beschikking te worden gesteld.

Klager mr. X en verweerder mr. Y in deze zaak zijn beiden advocaat en stonden de gedaagde respectievelijk de eiser bij in een kort geding over een inbreuk op een intellectueel eigendomsrecht. Tijdens de zitting liet mr. Y een geluidsfragment horen. Het betrof een opname van een gesprek met een derde, een programmeur. Het gesprek was door eiser zonder toestemming van de betreffende programmeur opgenomen. De opname werd zonder voorafgaande aankondiging afgespeeld door mr. Y. Mr. X maakte bezwaar, maar de voorzieningenrechter wilde het fragment wel horen. De zitting eindigde in een aanhouding voor schikkingsonderhandelingen.

Direct na de zitting vroeg mr. X het geluidsfragment op bij mr. Y. Die reageerde niet direct afwijzend, maar stelde voorwaarden. Het fragment mocht door mr. X en zijn cliënt alleen voor de kwestie tussen de cliënten worden gebruikt en nergens anders voor, dus bijvoorbeeld ook niet om iets tegen de betreffende programmeur te doen. En de rechtbank moest gelijk­tijdig een kopie ontvangen van het fragment.

Daar was mr. X niet van gediend en dat liet hij weten. Mr. X meende dat mr. Y geen voorwaarden te stellen had, nu hij het geluidsfragment al onderdeel van de zittings­documentatie had gemaakt, nog daargelaten dat zulks ook nog eens onaangekondigd was gebeurd, zonder vooraf­gaande toezending, laat staan toestemming om op zo’n laat tijdstip deze informatie in te brengen. Dat was allemaal niet hoe mr. Y zich tot mr. X diende te verhouden en klachtwaardig, aldus mr. X.

Maar mr. Y hield vol en schreef de antwoorden op zijn voorwaarden wel tegemoet te zien. Mr. X antwoordde dat mr. Y het ter beschikking stellen van het geluids­fragment daarmee tot onderwerp van onder­handeling maakte, terwijl geen onderhandeling daarover mogelijk was omdat het eenvoudigweg onverwijld diende te gebeuren, zonder nadere voorwaarden. Er volgden nog meerdere schriftelijke schermutselingen, die de raad naderhand omschreef als ‘een wat grimmig debat’.

Het einde van het liedje was dat mr. Y zes dagen na de zitting het geluidsfragment toezond aan mr. X. Enkele dagen later diende mr. X een klacht in bij de deken over de gang van zaken. De klacht kende twee onderdelen en ging zowel over het onaangekondigd ten gehore brengen van het geluids­fragment ter zitting als de weigering om het na de zitting op eerste verzoek en onvoorwaardelijk ter beschikking te stellen.

Zowel de raad als het hof maakt korte metten met deze wijze van optreden van mr. Y. De raad neemt daarbij als uitgangspunt hetgeen mr. Y stelt over het tijdstip waarover hij over het geluids­fragment kon beschikken, namelijk aan het einde van de middag voor de zittingsdag. Dan nog had mr. Y het geluidsfragment kunnen overleggen aan mr. X én de voorzieningenrechter, of in elk geval kunnen aankondigen dat hij van plan was om het ter zitting te laten horen, zo meent de raad. In plaats daarvan had mr. Y gekozen voor een overval ter zitting en daarmee de voorzieningenrechter en de wederpartij voor het blok gezet. Dat was onzorgvuldig en onbetamelijk.

Hetzelfde geldt voor het getalm na de zitting. Gezien het onaangekondigde gebruik op de zitting had het geluids­fragment onverwijld en zonder voorwaarden aan de wederpartij ter beschikking moeten worden gesteld. Het was immers onderdeel geworden van de procedure, aldus de raad.

Mr. Y had bij de raad nog aangevoerd dat het uiteindelijk voor het processuele belang niet meer had uitgemaakt of het nu één dag of zes dagen had geduurd voordat mr. Y het geluids­fragment had toegestuurd. Maar dat is geen verontschuldiging, zegt de raad. Bovendien maakte de weigerachtige houding van mr. Y de situatie alleen maar grimmiger en dat zal het minnelijk overleg tussen partijen geen goed gedaan hebben. De raad kwam tot een berisping.

In hoger beroep voert mr. Y grieven aan, onder meer dat mr. X eigenlijk geen belang meer had bij de klacht omdat de voorzieningen­rechter in het vonnis aan het geluidsfragment voorbij was gegaan en mr. X het inmiddels had gekregen. De voorwaarden die mr. Y had gesteld, waren ter bescherming van de programmeur bedoeld en verder voor fair play, door ook de rechter alsnog te voorzien. Tot slot was het de pot verwijt de ketel: mr. X had zelf ook op een laat tijdstip nog een groot aantal stukken ingediend. Mr. Y komt ook op tegen de strafmaat: zo kwalijk kan het hem niet worden genomen en de berisping belet mr. Y als patroon te gaan fungeren.

Het hof blijft echter bij de gegrond­verklaring van klachten en bij de maatregel. Het hof ziet wel dat er verandering is opgetreden in de manier waarop mr. Y nu tegen de zaak aankijkt, maar acht de grieven niet relevant voor de beoordeling. Het meent dat de twee verwijten die de raad vaststelde, namelijk de doelbewuste overvaltactiek ter zitting en de weigering om het geluids­fragment na de zitting onverwijld en onvoorwaardelijk ter beschikking te stellen, niet kunnen worden weggenomen. Die raken bovendien aan de kernwaarde integriteit en dan is een berisping een passende maatregel.