actueel

Politiek een-tweetje voor een betere indexering

Nét voordat de Tweede Kamer met verkiezingsreces ging, dwong ze de regering extra geld uit te trekken voor de sociale advocatuur. Een wapenfeit, weggesleept voor de poorten van de hel of een toneelstukje?

Het hele jaar roepen advocatuur én politiek om het hardst om inflatiecorrectie voor de tarieven in de gesubsidieerde rechtsbijstand. Over heel 2022 stegen de prijzen in Nederland met tien procent, maar het tarief per toevoegingspunt ging op 1 januari maar met 0,67 procent omhoog naar 120,20 euro. Dat komt doordat de Raad voor Rechtsbijstand (lees: het ministerie) de indexering baseert op het inflatiecijfer van twee jaar geleden.

In het vroege voorjaar trok zowel de NOvA als de Vereniging Sociale Advocatuur Nederland (VSAN) aan de bel. De laatste noemde indexering van het tarief op korte termijn ‘absoluut noodzakelijk’ om de niet-natuurlijke uitstroom te stoppen en het vak aantrekkelijk genoeg te maken voor starters. Volgens de VSAN zijn de tarieven de laatste tien jaar ruim 25 procent achtergebleven op de inflatie.

In navolging bepleitte de NOvA zowel ‘een noodinvestering’ als een ‘toekomst­bestendige indexeringsformule’. Broodnodig om goede rechtsbijstand te blijven waarborgen, luidde de boodschap.

Franc Weerwind

De achterblijvende indexering overschaduwde de blijdschap over de positieve houding van het kabinet ten aanzien van de sociale advocatuur. Weliswaar was de punten­toekenning in overeenstemming gebracht met het advies van de commissie-Van der Meer, maar jammer genoeg stoelde dat advies op de situatie in 2017. In die dagen was de inflatie nog stabiel. Ook het goedbedoelde plan van Weerwind om de sociale advocatuur met een veelomvattende aanpak duurzaam toekomstbestendig te maken, werd ruw ingehaald door de snel duurder wordende praktijk van alledag.

De Tweede Kamer pikte het signaal vrij snel op, de immer alerte Michiel van Nispen (SP) voorop. Hij vroeg verantwoordelijk minister Franc Weerwind te reageren op de noodkreet van de VSAN, maar de D66-minister gaf niet thuis.

‘In één adem zei de minister zijn “waardering uit te spreken voor die motie” en “sympathiek te staan tegenover de strekking”’

Allereerst vond hij de soep aanzienlijk minder heet dan de VSAN die opdiende. ‘Gemiddeld genomen zijn de ver­goedingen met meer dan dertig procent gestegen. Deze substantieel verhoogde vergoedingen vormen de basis voor verdere jaarlijkse indexeringen.’

Bovendien voelde Weerwind allerminst voor aanpassing van de indexeringsmethode. De wet staat dat niet toe. Het is gewoon een kwestie van geduld voordat alles goed komt, suste de bewindsman. ‘Het percentage voor 2023 is gebaseerd op de ontwikkeling van de indices tussen 2020 en 2021. De hoge inflatie vanaf 2022 is hier dus niet in meegenomen, maar zal wel onderdeel zijn van de berekening van de indexering per 1 januari 2024.’

Begrijpelijk

Zijn argumenten overtuigden niet. In een debat met Weerwind namen Songül Mutluer (PvdA) en Joost Sneller (D66) het stokje over van Van Nispen, inmiddels lid van de enquêtecommissie Fraudebeleid en Dienstverlening. Sneller bestempelde de oproep van de NOvA om een noodinvestering te doen als ‘begrijpelijk’. Mutluer drong er bij de minister op aan de kwestie nog dit jaar te regelen.

Joost Sneller

Weerwind hield nog wel voet bij stuk, maar bagatelliseerde het probleem niet langer. Hij zei dat hij als lid van de ministerraad is gebonden aan de begrotingssystematiek, onderstreepte dat de indexering veel te ingewikkeld is om zomaar te veranderen en beloofde dat in een brief nog eens uit te leggen. Die brief kwam er, was uitgebreid en zo moeilijk mogelijk. Per saldo kwam het erop neer dat de huidige indexeringsmethode weliswaar niet ideaal is, maar dat elk alternatief weer andere, soms grotere nadelen met zich meebrengt. Bovendien is er ook helemaal geen geld om de sociale advocatuur tegemoet te komen, voegde hij daaraan toe. ‘Mocht er voor een andere wijze van indexering worden gekozen, dan zullen de financiële gevolgen van dit alternatief nog moeten worden doorgerekend en worden meegenomen in het reguliere begrotings­proces. Voor een andere wijze van indexering zijn op dit moment geen structurele middelen beschikbaar.’

Met deze laatste opmerking zette hij Mutluer en partijgenoot Sneller op het juiste spoor. Immers, in het debat na de zomer had Weerwind nota bene zelf al aangegeven dat er dit jaar opnieuw geld overblijft van het budget voor de rechtsbijstand. Weliswaar ging het om een eerste prognose van de cijfers, maar die boden wel wat hoop.

Meer aansporing hadden Sneller c.s. (de club was inmiddels uitgegroeid tot zes fracties) niet nodig. In een motie drongen ze aan op een noodinvestering voor de sociale advocatuur, met dank aan de terminologie van de NOvA. De regering kreeg het verzoek de investering nog dit jaar te doen en te dekken uit de nog niet bestede middelen in het rechtsbijstandsbudget. De motie werd eind oktober met een overweldigende meerderheid aangenomen, twee dagen voor het verkiezingsreces. Zelfs de VVD stemde voor. Alleen PVV en JA21 toonden zich tegenstander.

Weerwind had zich vóór de stemming in een kort debat al gewonnen gegeven. Dat deed hij bepaald niet schoorvoetend. Formeel moest hij als lid van het kabinet de motie ontraden, omdat hij zich aan de begrotingsspelregels dient te houden en omdat er geen dekking voor is. Maar in één adem zei de minister zijn ‘waardering uit te spreken voor die motie’ en ‘sympathiek te staan tegenover de strekking’.

Daarmee was het politieke een-tweetje tussen Kamer en minister een feit. Weerwind ging nog net niet zover om de Kamer te bedanken voor de motie, die de discussie in de ministerraad aanzienlijk gemakkelijker maakt. Hij beloofde wel de Kamer per brief snel te informeren over de gevraagde noodinvestering. Op het moment dat dit blad naar de drukker ging, lag die brief er nog niet.