vak & mens achtergrond

Nog een lange weg te gaan naar goed jeugdrecht

De jeugdzorg staat voor enorme uitdagingen. Wat kan de advocatuur doen?

Eerst een lichtpuntje: sinds 1 januari krijgen ouders bij een mogelijke gezagsbeëindiging standaard kosteloos een jeugdrechtadvocaat. Per 1 oktober geldt dat ook bij mogelijke uithuisplaatsing van hun kind. Het gaat om een pilot tot juli 2024. ‘Prachtig,’ zegt Bastiaan de Bruijn, jeugdrechtadvocaat en voorzitter van de Haagse Vereniging Jeugdrechtadvocaten. ‘Nu kunnen we aan het begin bijstand geven: is die heftige maatregel nodig? Er zijn soms best andere mogelijkheden.’

De Vereniging van Nederlandse Jeugdrechtadvocaten (VNJA) is voorstander van definitieve invoering van de maatregelen; het gaat bij uithuisplaatsing en gezagsbeëindiging immers om ‘een zeer ingrijpende gebeurtenis in het gezin’ en ‘diep overheidsingrijpen’, aldus de vereniging.

Ze wijst er verder op dat ouders en kinderen nog steeds verstoken zijn van rechtshulp op cruciale momenten, zoals bij een verzoek tot ondertoezichtstelling. Hoe eerder betrokken hoe beter, dus niet pas op een zitting.

Reinier Feiner, voorzitter van de Vereniging Sociale Advocatuur Nederland, noemt daarnaast nog andere gebreken in de equality of arms: ‘Ik doe jeugd-, straf- en psychiatriezaken, maar als ik ergens overspannen van raak, dan is dat het jeugdrecht, waar je juridisch gelijk kunt hebben en toch geen gelijk krijgt. Als de rechter aan jeugdbescherming vraagt wat er aan de hand is, is het voor ouders bijna onmogelijk om te zeggen: “Dat klopt niet”, terwijl feitenonderzoek en dossiervorming veel te wensen overlaten. Er komt ook geen onafhankelijke deskundige aan te pas ⁠–⁠ de jeugdbescherming is deskundige en uitvoerder in één. Wat ook niet helpt, is dat de rechter een eigen digitale communicatie met jeugdbescherming heeft, waar advocaten buiten staan. Die ongelijkheid voelen mensen, het maakt het gezag van de beslissing ingewikkelder.’

De Jeugdwet 2015 maakte gemeenten verantwoordelijk voor de jeugdzorg. Doel: meer maatwerk, minder wachtlijsten en minder bureau­cratie ⁠–⁠ voor minder geld. Maar zeven jaar later verkeert de sector in diepe chaos. Waar zien advocaten en andere juristen het misgaan, en hoe kan het beter? Gaat de nieuwe ‘Hervormingsagenda 2023 - 2028’ helpen?

Wéér een bezuiniging

Om met dat laatste te beginnen: bij de totstandkoming van dit jeugdzorgakkoord speelde de advocatuur geen rol. Het gaat dan ook vooral over reorganisatie van de jeugdzorg zelf en van de inkoop. Maar ook over wensen als: minder individuele lichte hulp, groter aanbod van zware hulp, minder uithuisplaatsingen en kleinere locaties. De ‘kwaliteitsimpuls’ gaat (net als in 2015) gepaard met een bezuiniging, oplopend tot structureel € 1 miljard vanaf 2027.

Advocaten tonen zich bepaald niet enthousiast over de hervorming, soms ronduit cynisch. De Bruijn zegt: ‘Het lijkt vooral etikettering: nieuwe teams met een andere naam, maar het gaat er uiteindelijk om of die mensen er ook zijn.’ Feiner pleit ervoor te kijken naar de psychiatrie- en strafrechtpraktijk. ‘Iedereen kent daar de spelregels, de omgang met mensen is eerlijker, correcter. Ook daar grijpen maatregelen soms diep in, maar het is een hemel vergeleken bij het jeugdstelsel. Zolang dezelfde jeugdzorgconsultants de onderzoeken doen en adviseren, krijg je oude wijn in nieuwe zakken.’

Kinderrechter Marjolein Rietbergen, die veertig jaar jeugdrechtadvocaat was, heeft alle vertrouwen in systeemherzieningen verloren: ‘We zullen het zelf moeten doen. Het lijkt wel of ze telkens een nieuw plan bedenken om het niet over het verleden te hoeven hebben. Het is toch duidelijk waar het probleem ligt? Het is allemaal verambtelijkt, en er wordt altijd maar bezuinigd. Jeugdbeschermers hebben geen tijd meer om te gaan zwemmen met hun pupillen, een ijsje te gaan eten. Dan werkt het met kinderen ook niet. Kinderen erbij trekken die het niet zo goed hebben, is heel belangrijk werk. Maak het aantrekkelijk! Het moet uit de verdriethoek.’

Rietbergen ziet verbinding en vertrouwen als het belangrijkst. ‘Dat is echt zoek, bij alle betrokkenen. Ik zie bij rechters wel verschillen in de bejegening ter zitting. Het helpt als je begrip toont voor de ellende van mensen. Hoe moeilijk het is om je kinderen op te voeden als het tegenzit, hoe moeilijk het is om op dit moment bij de jeugdbescherming te werken. Maar de uitspraken van rechters zijn wel vergelijkbaar.’

Mariëlle Bruning, hoogleraar Jeugdrecht aan de Universiteit Leiden, is ook kritisch over de Hervomingsagenda: ‘Inhoudelijk blijft het vaag, en wéér een bezuiniging, daar is veel weerstand tegen in de sector.’ Bruning evalueerde de Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen die tegelijk met de Jeugdwet 2015 werd ingevoerd: ‘Die wet heeft eigenlijk geen kans gehad omdat er onvoldoende capaciteit is, met wachtlijsten tot gevolg. Maar er zijn ook systeemfouten. Als de kinderrechter een kind onder toezicht stelt, moet de jeugdbeschermer bepalen wat nodig is en dat bij de gemeente aanvragen. Gemeenten die daar niet over gaan, duwen dan toch richting lichtere hulp, dat is goedkoper. En jeugdbeschermers durven niet op te komen voor hun pupillen omdat de gemeente ook hun opdrachtgever is.’

Ook Feiner ziet dat de jeugdbescherming geen vuist maakt. ‘Nooit beginnen ze een kort geding tegen een gemeente als die na zes maanden wachten nog steeds geen zorg biedt. Mijn cliënten zelf kunnen zich het risico van een proceskostenveroordeling niet permitteren. Zo krijgt de rechter geen kans om jurisprudentie te maken en leren gemeenten ook niet. Op de hele wachtlijstproblematiek zit geen rechtsbescherming.’

Hoogleraar Bruning pleit voor een crisismaatregel op dit punt: ‘De jeugd met een kinderbeschermingsmaatregel moet tijdelijk voorrang krijgen op vrijwillige zorg: als de kinderrechter een maatregel oplegt, moet die uitgevoerd worden. Ook de groep met complexe problematiek zoals eet-, gedrags- en psychiatrische problemen kun je niet laten wachten. Er moet meer aanbod komen voor de meest kwetsbare kinderen.’

‘Als je als ouder niet behendig bent en je hebt geen advocaat, kan dat zo jaren doorgaan’

Volgens Feiner ging de nieuwe Jeugdwet 2015 er ten onrechte vanuit dat de vraag naar dure, specialistische zorg zou afnemen als je veel investeert in vroeg signaleren en lichte hulp. ‘Daarmee maak je vraag los, en dan moet er triage plaatsvinden. En als dan veiligheidsdenken overheerst, durft niemand het risico te nemen om niets doen. Er speelt ook verkeerde marktwerking: vrijgevestigde mkb’ers hebben belang bij een diagnose omdat ze er een boterham in willen verdienen. Inmiddels maakt één op de zeven kinderen gebruik van de niet vrij toegankelijke jeugdhulp, dat is idioot veel.’

Jeugdrechtadvocaat Sanne van Oers signaleert dat in de jeugdhulpverlening de grens tussen vrijwilligheid en dwang vervaagd is. ‘Na 2015 kwam “drang” in zwang: de jeugdbescherming geeft ouders de mogelijkheid vrijwillig aan maatregelen mee te werken; pas als dat niet lukt, komen de Raad voor de Kinderbescherming en eventueel de rechter voor een ondertoezichtstelling in beeld. Het scheelt gemeenten een duur en zwaar traject, maar het gevolg is vaak dat meer van ouders wordt gevraagd dan de rechter zou toestaan, ze moeten zich bijvoorbeeld aan allerlei strenge huisregels houden en hulpverlening accepteren. Ouders werken mee, uit angst voor uithuisplaatsing. De rechter wordt zo gebruikt als dreigement in plaats van als rechtsbescherming. Ik heb overigens wel het idee dat drang afneemt.’

Een kind dat ondanks de wachttijden toch in een instelling geplaatst wordt, loopt grote kans daar onnodig lang te moeten blijven. De Haagse advocaat Bastiaan de Bruijn signaleert dat jeugdbeschermers door de werkdruk vooral kijken wat spoed heeft, waardoor andere belangrijke dingen blijven liggen. ‘Ik sta bijvoorbeeld de moeder bij van een meisje dat uit huis werd geplaatst; dat was ook even nodig voor een reset. Het ging heel goed, ze had snel weer naar huis gekund. Maar dan is de spoed bij jeugdzorg eraf en moet ik er máánden bovenop zitten voordat ze naar huis kan. Intussen ziet het meisje genoeg heftige dingen voor een heel leven, waaronder geweld tegen personeel, ze raakt gedemotiveerd, terwijl ze de plek inneemt van iemand die het wel nodig heeft. Als je als ouder niet behendig bent en je hebt geen advocaat, kan dat zo jaren doorgaan,’ aldus De Bruijn. De recente belofte van minister Weerwind dat het aantal cliënten per jeugdbeschermers omlaag gaat, geeft hem niet direct hoop: ‘Je moet wel genoeg handen hebben…’

Intussen werkt tijd in het nadeel van ouders en kinderen. Als er geen perspectief is dat ouders ‘binnen een voor het kind aanvaardbare termijn’ zelf weer voor hun kind kunnen zorgen, moet sinds 2015 gezagsbeëindiging volgen. En als hulp uitblijft, hebben ouders niet de kans dat te laten zien. Uit onderzoek blijkt dat in meer dan de helft van de gevallen de opvoedcapaciteiten van de ouders er niet meer toe deden omdat de aanvaardbare termijn al was verstreken. In zijn Plan ter verbetering van de rechtsbescherming in de jeugdbescherming lijkt minister voor Rechtsbescherming Weerwind ook af te willen van dat aanvaardbaretermijncriterium.

Overigens daalde in 2022 het aantal verzoeken om uithuisplaatsing van 1997 naar 1572 kinderen, meldde de Raad voor de Kinderbescherming. Ook verzoeken om andere maatregelen namen af. Wat precies de oorzaken zijn is niet bekend, maar meer terughoudendheid door de Toeslagenaffaire en capaciteitsgebrek speelt mogelijk een rol.

Vechtscheiding(sframe)

Jeugdbeschermers schatten dat zo’n zeventig tot tachtig procent van alle ondertoezichtstellingen heeft te maken met scheidingsproblematiek. Volgens Bruning komt dit door de geldende eisen: een kind moet na een scheiding altijd contact hebben met beide ouders. Tegelijk kan strijd over de omgang een reden zijn voor ondertoezichtstelling, heeft de Hoge Raad gezegd. En we lijden aan veiligheidsdenken. Dus wat doe je als de ene ouder de ander beschuldigt van kindermishandeling? ‘Dan trekken we die gezinnen sneller de jeugdbescherming in, maar wat is de legitimatie, is het effectief? De jeugdbeschermer wordt verantwoordelijk maar kan dat scheidingsconflict niet oplossen, en dan rest dwang, zonder dat je weet of de situatie erdoor verbetert. Scheidingsconflicten moeten binnen het familierecht worden opgelost, en niet via jeugdbescherming,’ aldus Bruning.

Familie- en jeugdrechtadvocaat Ine Avontuur uit het Brabantse Oosterhout ziet dat bij complexe scheidingen ‘heel veel geld wegloopt door jarenlange ondertoezichtstellingen die niks opleveren’. Zij schreef kritische stukken in onder andere het Nederlands Juristenblad en NRC over de manier waarop familierechters omgaan met echtscheidingen waarin huiselijk geweld een rol speelt. Volgens haar wordt te veel uitgegaan van het ‘vechtscheidingsframe’: als er strijd is hebben beide ouders schuld en moeten ze er in het belang van de kinderen samen uit­komen ⁠–⁠ zonder dat er goed onderzoek is gedaan. ‘Jeugdzorg moet dan proberen de communicatie te verbeteren, terwijl het fysieke of geestelijke geweld kan blijven doorgaan. Dit gebeurt zelfs als er heel duidelijke signalen zijn, zoals politiemeldingen over gewelddadigheid en criminaliteit.’

Avontuur suggereert in zulke gevallen een kortdurende ondertoezichtstelling door iemand met een forensische instelling. ‘Die kan kijken naar gedragspatronen, beoordelen wat haalbaar is en dat in gang zetten. Soms is het beter dat een van de ouders het gezag krijgt, soms kun je beter geen omgang hebben, of alleen begeleid contact.’

Advies

Op 22 september kondigden de ministers van VWS en Rechtsbescherming aan de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) aan advies te vragen over het wegen van veiligheidsrisico’s in gezag- en omgangszaken. Op LinkedIn pleitte advocaat Ariane Hendriks ervoor ook de familierechtadvocatuur daarbij te betrekken.

Práát de advocatuur in het algemeen voldoende mee? Sanne van Oers, naast jeugdrechtadvocaat ook bestuurder bij de Nederlandse orde van advocaten: ‘Als het om rechtsbescherming gaat, wordt er op dit moment naar ons en de specialisatieverenigingen voor jeugd- en familierecht geluisterd, ook omdat het op de politieke agenda staat door de Toeslagenaffaire. Net als toen én bij de jeugdzorgproblematiek hebben advocaten heel lang aan de bel getrokken. Dat blijft onze rol: knelpunten signaleren en samen met ketenpartners aan oplossingen werken.’

Verrast

Naast de Hervormingsagenda is er een ‘Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming’, waarin nieuwe manieren van (samen)werken in lokale teams worden uitgeprobeerd. Programmadirecteur David Lamas van het ministerie van Justitie en Veiligheid is na een opstartjaar verrast over de eerste uitkomsten: ‘In de pilots zitten vijfhonderd gezinnen, daarvan zou 95 procent normaal gesproken een beschermingsmaatregel krijgen. Bij tachtig procent speelde bestaansonzekerheid. Door de ouders integraal bij hun problemen te helpen, nam de stress af en de veiligheid navenant toe, waardoor dwang achterwege kon blijven.’

‘Kies volle bak voor samenwerking, jaag de strijd niet op met kansloze hoger beroepen en onnodige wrakingen’

Lamas hoopt dat met deze aanpak het aantal maatregelen sterk zal afnemen en dat het dan betaalbaar is om de resterende groep bij alle dwangmaatregelen kosteloos juridische bijstand aan te bieden. ‘Dat wordt een van mijn adviezen,’ zegt Lamas. Hij wil volgend jaar de advocatuur meer bij het programma gaan betrekken.

Hand in eigen boezem

Gevraagd wat advocaten zelf kunnen doen, denken de geïnterviewden veelal dezelfde kant op. De Bruijn: ‘We moeten de hand in eigen boezem steken. Ik hoor steeds meer klachten over harde, soms persoonlijke aanvallen van advocaten op jeugdbeschermers. Dat is niet constructief en het mag niet, gedragsregel 5 zegt dat we oplossingen moeten zoeken.’ Kinderrechter Rietbergen: ‘Kies volle bak voor samenwerking, jaag de strijd niet op met kansloze hoger beroepen en onnodige wrakingen.’ Bruning ziet onnodige concurrentie tussen familie- en jeugdrechtadvocaten. Feiner idem, en hij pleit voor betere samenwerking met de Raad voor Rechtsbijstand en de Raad voor de rechtspraak. Van Oers: ‘Ga in gesprek met jeugdbescherming over oplossingen voor je cliënt ⁠–⁠ al is het lastig dat wij daarvoor geen vergoeding krijgen. Alle partijen zijn overbelast en een deel is onderbetaald, dat is de sombere reflectie. Maar praten helpt vaak echt.’