column
Mr. X noemt Rutte een psychopaat
Mag een advocaat publiekelijk de premier een psychopaat noemen? De klacht hiertegen was niet-ontvankelijk, maar de tuchtrechter roept de vraag op of de deken had moeten optreden.
Mr. X is deze keer Job Knoester, die in maart bij het programma Vandaag Inside zat. Premier Mark Rutte was er ook. De presentator vroeg Knoester uit te leggen waarom hij Rutte ooit een psychopaat noemde. Volgens Knoester bleek uit wetenschappelijk onderzoek dat er in de top van het bedrijfsleven en in de politiek veel psychopaten zitten en had Rutte een aantal kenmerken die pasten bij een niet-criminele psychopaat.
Iemand klaagde: Knoester is geen psychiater, dus niet deskundig. Het past een advocaat niet, gezien zijn bijzondere juridische en maatschappelijke verantwoordelijkheid, om zo’n diskwalificerend en stigmatiserend oordeel te geven. Dit schaadt het vertrouwen in de advocatuur en in Knoester zelf, vindt klager.
Meedoen aan ‘verloedering’ zou volgens klager door de deken en de tuchtrechter moeten worden aangepakt. Zelf heeft hij geen rechtstreeks eigen belang, maar hij acht zich toch ontvankelijk vanwege het belang dat advocaten niet moeten bijdragen aan het giftige klimaat waarin gezagsdragers, politici, rechters en advocaten hun beroep niet meer onbedreigd kunnen uitoefenen. Dat raakt iedereen in de samenleving, aldus klager.
Knoester stelt in zijn verweer dat klager wegens gebrek aan rechtstreeks eigen belang niet-ontvankelijk is. Subsidiair beroept hij zich erop dat de uitlatingen werden gedaan in privésfeer, in die zin dat het in privétijd was, dat er geen verband was met de praktijkuitoefening noch van andere verwevenheid met zijn beroep.
Daarom geldt volgens hem de beperkte maatstaf of de uiting in het licht van de beroepsuitoefening absoluut ongeoorloofd was. Dat is evident niet het geval, stelt hij. Wel betreurt Knoester dat hij vergat de nuancering te maken die hij eerder wel maakte: hij had niet gezegd dat Rutte een niet-criminele psychopaat was, maar dat hij dat niet kon uitsluiten.
De klacht strandt op kennelijke niet-ontvankelijkheid. Maar in een ‘opmerking ten overvloede’ zegt de voorzitter van de Haagse Raad van Discipline dat gezien het uitblijven van een dekenbezwaar de deken kennelijk meent dat het algemeen belang niet geschaad is. ‘Daar zou mogelijk anders over gedacht kunnen worden, maar bij gebreke van een dekenbezwaar komt daarover nu geen oordeel toe aan de tuchtrechter,’ concludeert de voorzitter met enige spijt.