juridisch kronieken
Kroniek
Intellectueel eigendomsrecht
Voor u ligt de nieuwste Kroniek over het intellectueel eigendomsrecht. In deze Kroniek hebben wij een selectie gemaakt van de jurisprudentie en ontwikkelingen op het gebied van het octrooirecht, auteursrecht, modelrecht en merkenrecht over de periode juni 2022 tot juni 2023. Net als in de vorige Kroniek zullen wij bij de bespreking van de verschillende ontwikkelingen eerst ingaan op de betrokken (basis)beginselen. Aan bod komen onder meer de start van het Unified Patent Court, de auteursrechtelijke bescherming van (buitenlandse) productvormgeving en de modernisering van het Europese modellenrecht. We sluiten af met een selectie merkenrechtelijke kaasgeschillen.
Octrooirecht
Geldigheid
Het octrooirecht verleent aan de octrooihouder een exclusief recht om anderen te verbieden de door hem geoctrooieerde uitvinding toe te passen. Uiteraard zijn er een aantal vereisten waaraan een octrooi moet voldoen.noot 1 Voldoet een octrooi niet aan die zogenaamde geldigheidsvereisten, dan is het octrooi nietig.
Veruit de meeste octrooigeschillen gaan over de vraag of een uitvinding inventief, dat wil zeggen niet voor de hand liggend, is ten opzichte van de stand van de techniek. Tot de stand van de techniek behoort al hetgeen wat openbaar toegankelijk is gemaakt op het moment van de octrooiaanvrage. In de Nederlandse rechtspraak wordt bij de beoordeling van inventiviteit doorgaans de zogenaamde problem and solution approach toegepast. Daarbij wordt aan de hand van het document wat als de meest nabije stand van de techniek wordt gezien beoordeeld of de gemiddelde vakpersoon (een fictief persoon met expertise op het betreffende technische gebied) op een voor de hand liggende wijze de stand van de techniek zou aanpassen om op de in het octrooi omschreven oplossing te komen, in de redelijke verwachting dat hij daarbij het voordeel van de uitvinding zou bereiken.

In een geschil tussen Sandoz en Astellas (ECLI:
De afgelopen jaren werd er in de Nederlandse en Europese octrooirechtspraak vaak geprocedeerd over plausibiliteit, een in de rechtspraak ontwikkelde toets die in het inventiviteitsvereiste is ingebakken. Deze toets vereist dat het technische effect waarop de octrooihouder een beroep doet plausibel moet zijn gemaakt in de octrooiaanvrage, bijvoorbeeld door middel van experimentele data. Als dat technische effect niet plausibel is gemaakt, dan mag dat effect niet zonder meer worden meegenomen in de inventiviteitsbeoordeling en zal een octrooi doorgaans inventiviteit ontberen. Zoals wij bespraken in de vorige Kroniek Intellectueel eigendomsrecht wees de Nederlandse rechter de mogelijkheid om een beroep te doen op zogenaamde post-published evidence (data gepubliceerd ná de indieningsdatum van een octrooi, waarmee het technische effect van de uitvinding naderhand kan worden aangetoond) steeds vaker van de hand omdat het technische effect niet plausibel zou zijn gemaakt in de octrooiaanvrage.noot 3
In G2/21 heeft de Grote Kamer van Beroep (of de ‘GKvB’) van het Europees Octrooibureau (het ‘EOB’, de instantie die verantwoordelijk is voor de verlening van Europese octrooien) zich uitgelaten over de plausibiliteitstoets. Volgens de GKvB brengt de vrije bewijsleer met zich mee dat post-published evidence niet zomaar buiten beschouwing mag worden gelaten om de enkele reden dat de data zijn gepubliceerd na de indieningsdatum van een octrooiaanvrage.noot 4 Van doorslaggevend belang voor de vraag of er een beroep kan worden gedaan op een bepaald technisch effect is of een vakpersoon op basis van de octrooiaanvrage zoals ingediend en zijn/haar algemene vakkennis het geclaimde technische effect zou afleiden als zijnde omvat door de technische leer en belichaamd door dezelfde oorspronkelijk geopenbaarde uitvinding.noot 5 In dat geval staat het de octrooihouder vrij om een beroep te doen op post-published evidence ter ondersteuning van het technisch effect.
Inbreuk
De beschermingsomvang van een octrooi wordt bepaald door de conclusies, waarin de kenmerken van de uitvinding worden beschreven. De conclusies moeten worden begrepen en uitgelegd in de context van de beschrijving en de tekeningen in het octrooischrift.noot 6 In de vorige Kroniek bespraken wij een aantal uitspraken waarin de Rechtbank Den Haag de conclusies restrictief uitlegde ten nadele van de octrooihouder. Ook het afgelopen jaar bleek geen succesvol jaar voor de octrooihouder. In een groot aantal zaken – Kiremko/Tomra (ECLI:
Opvallend was dat de octrooihouder in een tweetal zaken – PDA/ABI (ECLI:
Grensoverschrijdend verbod
Met enige regelmaat legt de Nederlandse rechter een grensoverschrijdend (cross-border) octrooi-inbreukverbod op. Daarvoor is vereist dat er inbreukmakende handelingen (zogenaamde ‘voorbehouden handelingen’) in de betreffende jurisdicties worden gepleegd. Wanneer een partij inbreuk in het buitenland faciliteert door bepaalde handelingen in Nederland te verrichten, dan kan die partij in Nederland worden aangesproken op onrechtmatige daad. Daarvan kan bijvoorbeeld sprake zijn wanneer een moedermaatschappij aan haar dochtervennootschap in het buitenland de opdracht geeft om een inbreukmakend product in dat land te verkopen. Het afgelopen jaar is er een aantal uitspraken gewezen waarin de reikwijdte van het begrip voorbehouden handeling aan bod kwam.
In een geschil tussen octrooihouder Novartis en gedaagde Pharmathen Global, de moedermaatschappij van de Pharmathen-groep, had Novartis een cross-border verbod jegens Pharmathen gevorderd omdat zij haar dochtervennootschap Pharmathen SA in staat zou stellen om octrooi-inbreuk te maken in Griekenland en in andere landen waar het octrooi van Novartis van kracht is (ECLI:
In hoger beroep (ECLI:
Ook in een geschil tussen Orope en Nokia (ECLI:
De afstemmingsregel en erkenning van buitenlandse vonnissen
De door de Hoge Raad geformuleerde afstemmingsregel houdt in dat een voorzieningenrechter die in kort geding moet beslissen op een vordering tot het geven van een voorlopige voorziening nadat de bodemrechter reeds een vonnis in de hoofdzaak heeft gewezen in beginsel zijn vonnis dient af te stemmen op het oordeel van de bodemrechter.noot 13 Het afgelopen jaar speelde in meerdere octrooizaken de vraag of de Nederlandse kortgedingrechter zijn oordeel zonder meer diende af te stemmen op het oordeel van een buitenlandse bodemrechter.
De Hoge Raad heeft in Boehringer/Kirin Amgen bepaald dat een beslissing van de Oppositieafdeling van het EOB op één lijn kan worden gesteld met een in een bodemprocedure gegeven oordeel.noot 14 In Novartis/Mylan (ECLI:
Ook in DivX/Netflix (ECLI:
Ten slotte kon Pharmathen Global in het geschil met Novartis geen geslaagd beroep doen op erkenning van een Grieks vonnis. Het Hof Den Haag achtte de voorzieningenrechter niet gebonden aan het oordeel van de Griekse voorzieningenrechter, want naar Grieks recht heeft een vonnis uitsluitend gezag van gewijsde tussen de partijen in de procedure die heeft geleid tot het vonnis. Het Griekse vonnis was gewezen jegens Pharmathen Griekenland, en dus niet jegens Pharmathen Global. Bovendien komt aan een kortgedingvonnis nooit gezag van gewijsde toe naar Grieks recht.noot 18
De start van het Unified Patent Court
Op 1 juni 2023 was het dan eindelijk zover: de start van het Unified Patent Court (of ‘UPC’). Het UPC is een instelling voor EU-lidstaten die de UPC Agreement hebben geratificeerd. Het UPC is bevoegd om nietigheids- en inbreukzaken te behandelen voor zowel Europese octrooien (nationale octrooien die voor staten die partij zijn bij het Europees Octrooiverdrag zijn verleend) als voor unitaire octrooien die voor het gehele UPC-territoir zijn verleend. Met één beslissing kan er een verbod voor het gehele UPC-territoir worden uitgevaardigd, of kan een octrooi voor het gehele territoir worden vernietigd.
Sinds 1 juni jl. is het UPC operationeel. In Den Haag is er een lokale divisie van het UPC geopend, waar inbreukprocedures aanhangig kunnen worden gemaakt als de inbreuk op Nederlands grondgebied heeft plaatsgevonden of als de gedaagde in Nederland is gevestigd. Bij de lokale divisie in Den Haag kan er zowel in het Nederlands als in het Engels geprocedeerd worden.
Auteursrecht
Beschermingsomvang
Via het auteursrecht kan een maker van een werk eigen creaties beschermen tegen onrechtmatige exploitatie door anderen. Een werk dient een eigen oorspronkelijk karakter te hebben en het persoonlijke stempel van de maker te dragen. Ofwel, de maker brengt een werk op creatieve wijze tot stand waarbij diens persoonlijkheid in het werk weerspiegeld wordt.noot 19 In beginsel komt het auteursrecht automatisch toe aan de maker van een werk.noot 20 De auteursrechthebbende heeft het exclusieve recht om anderen te verbieden het werk openbaar te maken of te verveelvoudigen.noot 21 Het auteursrecht kent echter geen registers, waardoor het in de praktijk lastig kan zijn voor een maker om aan te tonen dat hij of zij de auteursrechthebbende op het werk is.
Die kwestie kwam aan de orde voor het HvJ EU (ECLI:
Er is sprake van inbreuk op een auteursrecht wanneer een derde, zonder toestemming van de auteursrechthebbende, het auteursrechtelijk beschermde werk openbaar maakt of verveelvoudigt.noot 25 De vraag of sprake is van inbreuk moet worden getoetst aan het totaalindrukkencriterium. Daartoe moet worden beoordeeld of het beweerdelijk inbreukmakende werk in zodanige mate de auteursrechtelijk beschermde elementen van het eerdere werk vertoont dat de totaalindrukken overeenkomen.noot 26 Bij de bepaling van de totaalindruk spelen onbeschermde elementen van het eerdere slechts een rol als deze onderdeel zijn van oorspronkelijke combinaties.noot 27
In Snurk/Faro (ECLI:
Een belangrijke ontwikkeling die zich sinds de vorige Kroniek heeft voorgedaan in de Philips/LIDL-jurisprudentie (ECLI:
Bij internationale auteursrechtgeschillen in Berner Conventie-lidstatennoot 31 kunnen makers in elke lidstaat een beroep doen op de aldaar geldende auteursrechtbescherming.noot 32 Er dient echter wel te worden voldaan aan de materiële-reciprociteitstoets: om in aanmerking te komen voor auteursrechtbescherming in een andere lidstaat, moet het werk die bescherming ook toekomen in de lidstaat van oorsprong.noot 33 Dit kan ertoe leiden dat een bepaald werk dat in Nederland geen auteursrechtelijke bescherming toekomt maar in het land van oorsprong wel (zoals een werk van toegepaste kunst)noot 34 in Nederland toch aanspraak maakt op auteursrechtelijke bescherming.
In JLR/Ineos (ECLI:
In Vitra/Kwantum (ECLI:
Thuiskopievergoeding aangepast
In de vorige Kroniek werd de zaak-HP/SONT besproken, waarin het Hof Den Haag concludeerde dat een offline streaming kopie (‘tethered download’) geen thuiskopie is in de zin van artikel 16c Aw.noot 40 Als gevolg van deze uitspraak zijn de tarieven voor de thuiskopievergoeding tijdelijk aangepast, in afwachting van de cassatieprocedure.noot 41
Modelrecht
Beschermingsomvang
De uiterlijke verschijningsvorm van een product, of ‘voortbrengsel’ wordt beschermd door het modelrecht.noot 42 Elk op industriële of ambachtelijke wijze vervaardigd voorwerp is een voortbrengsel, inclusief de onderdelen die bestemd zijn om tot een ‘samengesteld voortbrengsel’ te worden samengevoegd.noot 43 Om voor bescherming in aanmerking te komen, gelden in beginsel de voorwaarden nieuwheid en eigen karakter.noot 44 Voor de bescherming van onderdelen die zijn bestemd om tot een samengesteld voortbrengsel te worden samengevoegd, gelden echter aanvullende voorwaarden.
Een samengesteld voortbrengsel is een (de)monteerbaar voortbrengsel dat bestaat uit meerdere onderdelen die nodig zijn om het samengestelde voortbrengsel normaal te gebruiken.noot 45 Een onderdeel dat in het samengestelde voortbrengsel is verwerkt, komt slechts voor modelbescherming in aanmerking als het (i) voldoet aan het zichtbaarheidsvereiste en (ii) de zichtbare kenmerken van het onderdeel als zodanig aan de voorwaarden van nieuwheid en eigen karakter voldoen.noot 46 Het zichtbaarheidsvereiste bepaalt dat alleen de kenmerken die bij normaal gebruik zichtbaar blijven, kunnen bijdragen aan de nieuwheid en het eigen karakter van een model.noot 47 Om het genoemde ‘normaal gebruik’ vast te stellen, dient er te worden gekeken naar hoe een eindgebruiker het voortbrengsel zou gebruiken, met uitzondering van onderhouds- en reparatiehandelingen.noot 48 Dit is een op het eerste oog duidelijk criterium, wat echter in de praktijk minder eenduidig (b)lijkt te zijn.
In Monz/Büchel (ECLI:
Niet alle voortbrengselen genieten modelbescherming. Een voortbrengsel waarvan de uiterlijke kenmerken uitsluitend worden bepaald door de technische functie geniet geen bescherming uit hoofde van de techniekrestrictie.noot 50 Modelbescherming mag immers niet leiden tot monopolisering van techniek. Bij de beoordeling of de uiterlijke kenmerken uitsluitend worden bepaald door de technische functie dient de rechter rekening te houden met alle relevante objectieve omstandigheden van het specifieke geval.noot 51 Dit is wederom bevestigd door het HvJ EU in Papierfabriek/Sprick (ECLI:

In Digital Revolution/Samsung (ECLI:
Procesrechtelijke ontwikkelingen
Het geschil in Multimox/Sanyang (ECLI:
Modernisering van het uniemodelrecht
De Europese Commissie heeft onlangs voorstellen gepubliceerd om de Europese regelgeving inzake modellen te moderniseren op Europees en nationaal niveau.noot 62 Met de opmars van het digitale tijdperk is het welkom – en nodig! – dat het twintig jaar oude juridische modelrechtkader wordt gemoderniseerd. Het voorstel betreft een aanzienlijke lijst met voorgestelde wijzigingennoot 63 die variëren van inhoudelijke wijzigingen (zoals het toevoegen van parodie als toegestaan gebruik van een model) tot tekstuele wijzigingen (zoals vervanging van de term ‘Gemeenschapsmodel’ met ‘Uniemodel’). De wijzigingen zien zowel op de Gemeenschapsmodellenverordeningnoot 64 als op de Modellenrichtlijn.noot 65 Het zal wel nog even duren voordat de wijzigingen ook daadwerkelijk zijn doorgevoerd. De twee voorstellen zijn eerst voor goedkeuring aan het Europees Parlement en de Raad toegezonden. Wanneer de voorstellen worden aangenomen, hebben de EU-lidstaten twee jaar de tijd om de nieuwe richtlijn om te zetten in nationaal recht.
Merkenrecht
Uitzonderingen op inbreuk
De houder van een ouder merk kan zich in beginsel verzetten tegen inschrijving en gebruik van een jonger merk. De houder van het oudere recht moet echter wel binnen een bepaalde termijn actie ondernemen. Verzet is niet meer mogelijk tegen het gebruik van een jonger merk indien de merkhouder zich geruime tijd bewust was van de inbreuk en de inbreuk heeft gedoogd.noot 66 De termijn van rechtsverwerking wegens bewust gedogen is in beginsel vijf jaar.
In Heitec/Heitech (ECLI:
Het merkenrecht geeft de merkhouder een uitsluitend recht dat hem onder meer toestaat derden te verbieden waren die van dat merk zijn voorzien in te voeren, aan te bieden enzovoort. Het concept ‘uitputting’ is een uitzondering op deze regel.noot 69 Het merkenrecht van de houder is ‘uitgeput’ wanneer de waren door de merkhouder of met diens toestemming in de EER in de handel zijn gebracht.noot 70
In SodaStream/MySoda (ECLI:
Een andere uitzondering op het exclusieve recht van de merkhouder bestaat wanneer een derde een merk niet gebruikt als onderscheidingsteken voor een waar, maar het merk slechts onderdeel van de waar zelf is. Dit was volgens het Hof Amsterdam bijvoorbeeld het geval bij het gebruik van het woord ‘Jiskefet’ in de titel van een boek over Jiskefet.noot 73 In de zaak-Noblesse/Jiskefet (ECLI:
Kwade trouw
Het HvJ EU heeft in de afgelopen jaren handvatten gegeven voor de beoordeling van het begrip ‘kwade trouw’, dat niet is gedefinieerd in de Uniemerkenverordening.noot 74 Zo is een merkinschrijving te kwader trouw wanneer de aanvrager de bedoeling heeft om afbreuk te doen aan de belangen van derden op een manier die niet strookt met de eerlijke handelsgebruiken, dan wel om zonder oog op bepaalde derden een uitsluitend recht te verkrijgen waarbij het normaal gebruik van een onderscheidingsteken niet het doel is. In Nehera (ECLI:
Beschermde oorsprongsbenamingen
De bescherming van oorsprongsbenamingen (BOB) dient primair om bij de consument misleiding omtrent de herkomst van een product tegen te gaan, maar beschermt ook de reputatie van de BOB tegen onrechtmatige uitbuiting daarvan. Uit vaste rechtspraak is bekend dat de beschermingsomvang van BOB’s ruim moet worden uitgelegd.noot 76 In de Feta-zaak (ECLI:

Een dergelijke oorsprongsbenaming kan er ook aan in de weg staan dat een bepaald woordmerk kan worden gedeponeerd. In de Emmentaler-zaak (ECLI:
Bewijslast normaal merkgebruik
Het merkenrecht is (in principe)noot 79 een eeuwigdurend recht, mits het merk ‘normaal’ gebruikt wordt.noot 80 Als een merk gedurende vijf jaar zonder geldige reden niet normaal is gebruikt, kan het vervallen worden verklaard.noot 81
In Maxxus/Globus (ECLI:
Noten
-
Artikel 2-4 Rijksoctrooiwet.
-
Rb. Den Haag 23 november 2022, ECLI:
NL: (Sandoz/Astellas), r.o. 4.10.6.RBDHA: 2022: 12463 -
Zie bijvoorbeeld Hof Den Haag 29 juni 2021, ECLI:
NL: (Nutrition/Kuminda).GHDHA: 2021: 2055 -
R.o. 56.
-
R.o. 94.
-
Artikel 69 Europees Octrooiverdrag.
-
Kort begrip van het intellectueel eigendomsrecht 2022/91.
-
Rb. Den Haag 19 juli 2022, ECLI:
NL: (Novartis/Pharmathen), r.o. 4.18-4.20.RBDHA: 2022: 7186 -
Hof Den Haag 15 november 2022, ECLI:
NL: (Pharmathen/Novartis), r.o. 5.17.GHDHA: 2022: 2327 -
Idem, r.o. 5.70.
-
Rb. Den Haag 7 september 2022, ECLI:
NL: (Orope/Nokia), r.o. 3.5.3.RBDHA: 2022: 9193 -
Idem, r.o. 4.21.3.
-
HR 7 januari 2011, ECLI:
NL: (Yukos Int. c.s./Promneftstroy en Rosneft).HR: 2011:BP0015 -
HR 21 april 1995, ECLI:
NL: (Boehringer/Kirin Amgen), r.o. 3.4.HR: 1995:ZC1705 -
Rb. Den Haag 26 juni 2022, ECLI:
NL: (Novartis/Mylan), r.o. 4.4.RBDHA: 2022: 5898 -
Rb. Amsterdam 6 januari 2023, ECLI:
NL: (DivX/Netflix), r.o. 4.7-4.8.RBAMS: 2023:49 -
Idem, r.o. 4.10.
-
Hof Den Haag 15 november 2022, ECLI:
NL: (Pharmathen/Novartis), r.o. 5.10-5.11.GHDHA: 2022: 2327 -
HvJ EU 1 december 2011, C-145/10, ECLI:
EU: C: 2011:798 (Painer/Standard), punt 94. -
Artikel 1 Aw; Uitzondering hier op is het fictief makerschap. In plaats van de daadwerkelijke maker, wordt de werkgever (artikel 7 Aw) of een rechtspersoon (artikel 8 Aw) als maker – en dus rechthebbende – aangemerkt.
-
Artikel 1 Aw; zie ook artikel 12 Aw (openbaarmaking) en artikel 13 (verveelvoudiging).
-
HvJ EU 27 april 2023, C-628/21, ECLI:
EU: C: 2023:342 (Castorama Polska en Knor). -
Artikel 8 Handhavingsrichtlijn staat een rechthebbende toe om op verzoek bepaalde informatie (zowel via getuigenverhoor als in schriftelijke vorm) te verkrijgen van de inbreukmaker en bepaalde betrokken derden. Het gaat daarbij om gegevens omtrent de herkomst van inbreukmakende zaken of diensten, dan wel om die omtrent de distributiekanalen.
-
HvJ EU 27 april 2023, C-628/21, ECLI:
EU: C: 2023:342 (Castorama Polska en Knor), punt 55. -
Artikel 1 Aw; zie ook artikel 12 Aw (openbaarmaking) en artikel 13 (verveelvoudiging).
-
HR 29 december 1995, NJ 1996/546 m.nt. D.W.F. Verkade (Decaux/Mediamax); HR 29 november 2002, NJ 2003/17 (Una Voce Particolare); HR 12 april 2013, NJ 2013/503 m.nt. P.B. Hugenholtz (Stokke/Fikszo).
-
HR 12 april 2013, NJ 2013/503 m.nt. P.B. Hugenholtz (Stokke/Fikszo), r.o. 5.1.1.
-
Rb. Rotterdam 21 juni 2023, ECLI:
NL: (Snurk/Faro), r.o. 4.11.RBROT: 2023:5334 -
R.o. 4.17.
-
Hoge Raad 7 juli 2023, ECLI:
NL: (Philips/LIDL).HR: 2023:1070 -
De Berner Conventie (‘BC’) is tot stand gekomen in 1886 en wordt gezien als het belangrijkste internationale auteursrechtverdrag.
-
Artikel 5(1) BC.
-
Artikel 2(7) BC; Zie ook HR 28 oktober 2011, ECLI:
NL: (MAG/Edco); en Conclusie A-G Drijber 15 oktober 2021, ECLI:HR: 2011:BR3059 NL: (Vitra/Kwantum).PHR: 2021:983 -
Werken van toegepaste kunst betreffen de esthetische vormgeving van functionele voorwerpen (voertuigen, meubels, kleding enzovoort en van omgevingen (bijvoorbeeld gebouwen).
-
Hof Arnhem-Leeuwarden 6 september 2022, ECLI:
NL: (JLR/Ineos), r.o. 5.24.GHARL: 2022:8162 -
HR 31 maart 2023, ECLI:
NL: (Vitra/Kwantum).HR: 2023:508 -
Hof Den Haag 14 juli 2020, ECLI:
NL: (Vitra/Kwantum), r.o. 153 ev.GHDHA: 2020:1218 -
HvJ EU 8 september 2020, zaak C-265/19, ECLI:
EU: C: 2020:677 (RAAP/Phonographic Performance). -
HR 31 maart 2023, ECLI:
NL: (Vitra/Kwantum), r.o. 3.11 ev.HR: 2023:508 -
Hof Den Haag 22 maart 2022, ECLI:
NL: (HP/SONT), r.o. 4.84.10.GHDHA: 2022: 2289 -
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2022-30241.html.
-
Artikel 1(a) Modellenrichtlijn; artikel 3.1(2) BVIE en artikel 3(a) GMoV.
-
Artikel 1(b) Modellenrichtlijn; artikel 3.1(4) BVIE en artikel 3(b) GMoV.
-
Artikel 3(2) Modellenrichtlijn; artikel 3.1(1) BVIE en artikel 4(1) GMoV; Hierbij dient te worden opgemerkt dat ondanks deze termen lijken te refereren aan respectievelijk het octrooirecht en het auteursrecht, deze vereisten een zelfstandige betekenis hebben binnen het modelrecht.
-
Artikel 1(c) Modellenrichtlijn; artikel 3.1(4) BVIE en artikel 3(c) GMoV.
-
Artikel 3(3) Modellenrichtlijn; artikel 3.4(1) BVIE en artikel 4(2) GMoV.
-
21 september 2017, EU:C:2017:720 (Easy Sanitary Solutions en EUIPO/Group Nivelles), punten 62 en 63; en 28 oktober 2021 EU:C:2021:889 (Ferrari), punt 30.
-
Artikel 3(4) Modellenrichtlijn; artikel 3.4(3) BVIE en artikel 4(3) GMoV.
-
HvJ EU 16 februari 2023, ECLI:
EU: C: 2023:105 (Monz/Büchel) -
Artikel 3.2(1)(a) BVIE en artikel 8(1) GMoV (de techniekrestrictie).
-
HvJ EU 8 maart 2018, ECLI:
EU: C: 2018:172 (Doceram), punt 36-38. -
HvJ EU 2 maart 2023, ECLI:
EU: C: 2023:141 (Papierfabriek/Sprick). -
HvJ EU 8 maart 2018, ECLI:
EU: C: 2018:172 (Doceram), punt 26 en 31. -
Hof Den Haag, ECLI:
NL: (Digital Revolution/Samsung), r.o. 4.4.6.GHDHA: 2020: 1624 -
Idem., r.o. 4.4.2.
-
HR 23 december 2022, ECLI:
NL: (Digital Revolution/Samsung), r.o. 4.1.HR: 2022:1943 -
Conclusie P-G Van Peursem 29 april 2022, ECLI:
NL: (Digital Revolution/Samsung), r.o. 4.46.PHR: 2022:402 -
HR 23 december 2022, ECLI:
NL: (Digital Revolution/Samsung), r.o. 4.4.HR: 2022:1943 -
Hof Den Haag 2 mei 2023, ECLI:
NL: (Multimox/Sanyang).GHDHA: 2023: 1126 -
R.o. 6.12.
-
R.o. 23.
-
Persbericht Europese Commissie van 29 november 2022, ‘Intellectuele eigendom: nieuwe regels zullen tekeningen en modellen van nijverheid goedkoper, sneller en voorspelbaarder maken’, https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/nl/ip_22_7216.
-
Voor een diepgaande analyse verwijs ik graag naar de Brands Update van 22 maart 2023 van Louise Popple en Fabio Lo Iacono ‘Major changes to designs law in the EU: proposals for a new Designs Regulation and Directive’ ophttps://www.taylorwessing.com/en/insights-and-events/insights.
-
https://single-market-economy.ec.europa.eu/publications/proposal-regulation-community-designs_nl.
-
Overweging 12 van de Merkenrichtlijn. De houder van het oudere merk kan zich overigens wel verzetten tegen een jonger merk dat hij geruime tijd bewust heeft gedoogd, indien het jongere merk te kwader trouw is aangevraagd.
-
HvJ EU 19 mei 2022, C-466/20, ECLI:
EU: C: 2022:400 (Heitec/Heitech), punt 57. -
R.o. 68.
-
Artikel 2.23(3) BVIE en artikel 15(2) UMVo.
-
HvJ EU 20 november 2001, ECLI:
EU: C: 2001:617 (Zino Davidoff; en Levi Strauss), r.o. 40; en HvJ EU 8 april 2003, ECLI: EU: C: 2003:204 (Van Doren/Lifestyle), r.o. 33. -
HvJ EU 27 oktober 2022, C-197/21, ECLI:
EU: C: 2022:834 (Soda-Club/SodaStream), punt 54. -
R.o. 44.
-
Hof Amsterdam 28 juni 2022, ECLI:
NL: (Noblesse/Jiskefet).GHAMS: 2022:1851 -
HvJ EU 27 juni 2013, ECLI:
EU: C: 2013:435 (Malaysia Dairy Industries); HvJ EU 11 juni 2009, EU:C:2009:361 (Lindt & Sprüngli); HvJ EU 12 september 2019, ECLI: EU: C: 2019:724 (Koton); en HvJ EU, 29 januari 2020, ECLI: EU: C: 2020:45 (Sky/Skykick). -
Gerecht EU 6 juli 2022, T-250/21, ECLI:
EU: T: 2022:430 (Nehera). -
HvJ EU 9 september 2021, ECLI:
EU: C: 2021:713 (Champanillo); HvJ EU 14 juli 2011, ECLI: EU: C: 2011:484 (Cognac); HvJ EG 26 februari 2008, ECLI: EU: C: 2008:117 (Parmigiano Reggiano); HvJEG 4 maart 1999, ECLI: EU: C: 1999:115 (Gorgonzola). -
HvJ EU 14 juli 2022, C-159/20, ECLI:
EU: C: 2022:561 (Feta), punt 80. -
Gerecht EU 24 mei 2023, T-2/21, ECLI:
EU: T: 2023:278 (Emmentaler Switzerland). -
Artikel 2.9(3) BVIE: Het merkenrecht moet elke tien jaar worden verlengd worden.
-
HvJ EU 11 maart 2003, ECLI:
EU: C: 2003:145 (Ansul/Ajax) en HR 8 oktober 2004, ECLI: NL: (Ansul/Ajax); zie ook HvJ EU 27 januari 2004, NJ 2007/280 m.nt. J.H. Spoor (La Mer/Goemar); HR 23 december 2005, NJ 2007/281 m.nt. J.H. Spoor, IER 2006/25 (Sidoste/Bonnie Doon); HvB Brussel 22 dec. 2005, Ing.-Cons. 2005, p. 401 (Oenobiol/Menobiol) en Hof ’s-Gravenhage 13 april 2006, IER 2006/58 (Ipko/Marie Claire); Hof ’s-Hertogenbosch 2 november 2021, ECLI:HR: 2004:AP0432 NL: (Wendy’s)GHSHE: 2021:3295 -
Artikel 19(1) Merkenrichtlijn, artikel 2.27(2) BVIE en artikel 58(1)(a) UMVo.
-
HvJ EU 10 maart 2022, C-183/21, ECLI:
EU: C: 2022:174 (Maxxus Group). -
HvJ EU 22 oktober 2020, C-720/18 en C-721/18, EU:C:2020:854 (Ferrari), punt 82.
-
HvJ EU 10 maart 2022, C-183/21, ECLI:
EU: C: 2022:174 (Maxxus Group), punt 33. -
R.o. 36 en 46.