van de nova
uitspraken
Van de tuchtrechter
Recente uitspraken, geselecteerd en bewerkt door de Commissie Disciplinaire Rechtspraak, bestaande uit Tjitske Cieremans, Maurice Mooibroek en Robert Sanders.
Verschaffen duidelijkheid bij incasso fee
- Raad van Discipline, 21 november 2022, ECLI:
NL: .TADRSHE: 2022:161 - Artikel 10a lid 1 sub d Advw., gedragsregel 16, art. 7.7, 19 VODA.
- Toezending van een link met verwijzing naar de website van het kantoor is onvoldoende om te kwalificeren als een afspraak over de bij ‘winst’ verschuldigde incasso fee.
Klacht tegen eigen advocaat. Klaagster heeft zich tot kantoor van mr. X gewend in verband met de incasso van openstaande vorderingen tegen A. In een e-mail schreef mr. X aan klaagster, onder meer: ‘Kort en zakelijk gezegd bespraken wij dat ons kantoor ingeschakeld kan worden om betaling af te dwingen door de vordering ter incasso over te dragen. We bespraken ook dat de vordering op voorhand betwist is, althans dat A stelt betaling aan (…) op te schorten c.q. te verrekenen met een gepretendeerde schade waarvoor A (…) aansprakelijk houdt. Vanwege de betwisting heeft het dossier geen puur incassokarakter. Desondanks ben ik bereid mijn (incasso)werkzaamheden te verrichten op basis van ons incassobeleid van No Win No Fee (…), maar wel met een minimum van € 195 per gewerkt uur.’ Ook verwees mr. X naar de website van zijn kantoor. Klaagster stemde in met dit voorstel. Op enig moment heeft klaagster de opdracht aan mr. X ingetrokken, waarna mr. X honorarium in rekening heeft gebracht. Hierbij heeft hij een door klaagster op zijn derdengeldrekening gestort bedrag aangewend. Klaagster heeft kenbaar gemaakt hiervoor geen toestemming te hebben gegeven. Klaagster heeft mr. X aansprakelijk gesteld vanwege vermeende wanprestatie en onrechtmatig handelen.
Tegen deze achtergrond maakt klaagster mr. X verwijten, onder meer dat hij geen duidelijke opdrachtbevestiging en geen duidelijke tariefafspraken heeft gemaakt en dat hij heeft verrekend middels verrekening met ontvangen derdengelden.
De raad oordeelt dat mr. X met zijn e-mail onvoldoende duidelijkheid verschaft over de inhoud van de financiële afspraken. Toezending van een link met verwijzing naar de website van het kantoor is onvoldoende om te kwalificeren als een afspraak over de bij ‘winst’ verschuldigde incasso fee. Het voorgaande geldt te meer nu mr. X daarnaast geen of onvoldoende duidelijkheid heeft verschaft over hoe de mededeling – dat hij hoewel de opdracht niet puur een incassozaak betrof, bereid was de zaak wel als een incassozaak te behandelen, maar dan met een minimum van € 195 per gewerkt uur (wat afwijkt van het op de website van zijn kantoor vermeld incassobeleid) – diende te worden begrepen.
Ook gegrond is dat mr. X zonder expliciete toestemming van klaagster en zelfs nog na ontvangst van het schriftelijk bericht van klaagster dat geen toestemming tot verrekening was gegeven, zijn eigen declaratie heeft verrekend met de aan klaagster toebehorende gelden op de derdengeldenrekening, door middel van overboeking daarvan op de kantoorrekening. Uit de beslissing om, na de aansprakelijkstelling, het verrekende bedrag terug te boeken op de derdengeldenrekening valt op te maken dat mr. X zich er ook van bewust was dat het derdengeld zonder toestemming van klaagster was verrekend met de openstaande declaratie.
Andere klachtonderdelen, zoals dat sprake zou zijn geweest van een verboden resultaatgerelateerd honorarium, acht de raad ongegrond. De raad berispt mr. X.
Voortzetting klacht algemeen belang
- Raad van Discipline ’s-Gravenhage, 31 oktober 2022, ECLI:
NL: .TADRSGR: 2022:183 - Artikel 10a lid 1 sub d Advw., artikel 47a Advw., gedragsregel 16, artikel 6.27, 7.5 Voda.
- Criteria voor voortzetting klacht in het algemeen belang.
Klacht tegen eigen advocaat. Klaagster is verwikkeld geweest in een echtscheidingsprocedure en heeft zich tot mr. X gewend voor bijstand. Klaagster heeft voor de bijstand een voorschotbedrag van € 7.000 in contanten betaald. Vervolgens heeft de rechtbank een beschikking gewezen, zonder een opgesteld en ingestuurd verweerschrift door mr. X. Toen klaagster een nieuwe gemachtigde in de arm nam, heeft mr. X klaagster thuis bezocht en werd afgesproken dat klaagster diezelfde dag de originele stukken alsook het betaalde voorschotbedrag en griffierecht retour zou ontvangen. Dat gebeurde niet. Mr. X stelde daarentegen verrekening voor met verrichte werkzaamheden. Klaagster betwist dat mr. X enige werkzaamheden voor haar had gevoerd.
Klaagster verwijt mr. X onder meer dat contante betalingen zijn aangenomen, hetgeen niet is toegestaan. Verder mist een opdrachtovereenkomst, is klaagster niet op de hoogte gehouden van de voortgang van haar zaak, is een beroepsfout gemaakt door geen verweerschrift in te dienen en is klaagster daarvan niet op de hoogte gesteld. Mr. X is onverwacht bij haar thuisgekomen, is een afspraak met betrekking tot restitutie niet nagekomen en heeft mr. X zonder toestemming een declaratie verrekend en überhaupt kosten in rekening gebracht.
Klaagster trekt de klacht op enig moment in omdat mr. X het geschil met haar heeft weten te beslechten. De deken zet de klacht echter door omdat er volgens hem redenen van algemeen belang zijn om de klacht voort te zetten, waarbij hij met name wijst op de financiële integriteit die een advocaat behoort te hebben.
De raad gaat mee in het verzoek van de deken tot voortzetting behandeling en houdt iedere verder beslissing aan. Voortzetting van de klacht in het algemeen belang is gebaseerd op artikel 47a Advw. en de raad haalt de criteria van het Hof van Discipline aan die worden gehanteerd bij de beoordeling van een dergelijke voortzetting. Deze criteria beschrijven kort gezegd dat i) geen algemeen belang is gemoeid met delicate bewijsbeslissingen, ii) zonder twijfel over de feitelijke grondslag van de klacht, voornamelijk de aard van de geschonden norm beslissend is om al dan niet voortzetting te gelasten, iii) bij een klacht over tekortschietende zorg het belang van de cliënt bij een minnelijke regeling prevaleert, iv) in andere gevallen bepalend is de mate waarin de gestelde normschending raakt aan andere kernwaarden dan deskundigheid en de vraag of wenselijk is dat de tuchtrechter de norm onder de aandacht brengt van de beroepsgroep en v) voortzetting in ieder geval geïndiceerd zal zijn indien de advocaat de ongeoorloofdheid van zijn (vaststaande) handelwijze betwist en een beslissing op dat verweer precedentwaarde voor de praktijk heeft. Toetsend aan deze criteria ziet de raad grond voor ambtshalve voortzetting van de klachtzaak om redenen van algemeen belang.
Nederlandse gedragsregels bij interactie met buitenlandse advocaat
- Raad van Discipline, 31 oktober 2022, ECLI:
NL: .TADRAMS: 2022:214 - Artikel 10a lid 1 sub d Advw., gedragsregel 25.
- Nederlandse Advocatenwet en gedragsregels zijn niet rechtstreeks op buitenlandse advocaat van toepassing, maar dat laat onverlet dat Nederlandse advocaat zich jegens buitenlandse advocaat ook moet houden aan eigen gedragsregels.
Klacht van advocaat tegen mr. X. Klager heeft zijn cliënt bijgestaan in diens echtscheidingsprocedure tegen de cliënte van mr. X. Klager is advocaat op Aruba en als zodanig niet ingeschreven op het Nederlandse advocatentableau, maar is ingeschreven op het tableau van het Hof van Justitie van de Voormalige Nederlandse Antillen. Op enig moment heeft klager een voorstel aan mr. X gestuurd. Dit voorstel is niet geaccepteerd en mr. X heeft klager medegedeeld dat haar cliënte haar opdracht had gegeven de procedure op te starten bij de rechtbank. Mr. X heeft de cliënt van klager ook rechtstreeks geïnformeerd over deze opdracht. Zij adviseerde hem een gespecialiseerde advocaat in de arm te nemen.
Klager verwijt dat mr. X zijn cliënt rechtstreeks heeft benaderd en dat zij zich onnodig grievend over klager heeft uitgelaten, door de suggestie te wekken dat klager geen gespecialiseerd advocaat zou zijn.
De raad gaat allereerst in op het normenkader, nu klager geen advocaat is op het Nederlandse advocatentableau. Volgens de raad zijn de Nederlandse Advocatenwet en de gedragsregels weliswaar niet direct op klager van toepassing – en omgekeerd gelden de regels van de voormalige Nederlandse Antillen niet voor mr. X – maar mr. X heeft zich ook jegens hem te houden aan haar (eigen) gedragsregels.
Toetsend hieraan acht de raad de klacht over het rechtstreeks benaderen van de cliënt van klager gegrond. Mr. X heeft aangevoerd dat bij haar onduidelijkheid bestond over de hoedanigheid van klager, nu hij jarenlang adviseur van de familie geweest is en eerder de belangen van zowel de man als de vrouw had behartigd. Mr. X heeft de rol van klager gezien als adviseur, maar niet als advocaat met bevoegdheid tot optreden in Nederland. De raad passeert dit verweer omdat mr. X e-mails heeft gestuurd aan klager waaruit op geen enkele wijze blijkt dat zij klager niet als advocaat van de man beschouwde. Voor zover sprake zou zijn van belangenverstrengeling zijdens klager, had het op de weg van mr. X gelegen zich hierover naar klager toe uit te spreken. Deze reden lag niet ten grondslag aan de beslissing om niet meer met klager te communiceren. Los van de vraag of de Nederlandse gedragsregels op de interactie tussen klager en mr. X van toepassing zijn, geldt dat mr. X door klager te passeren zoals zij heeft gedaan zich niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt. De klacht over het advies zich tot een (in Nederland ingeschreven) gespecialiseerde advocaat te wenden, acht de raad niet gegrond. De raad waarschuwt mr. X.