actueel
De algemene raad van de NOvA pleit voor een nieuw omslagstelsel om het toezicht op de advocatuur te bekostigen. Ook over de LTA heeft de AR zijn positie bepaald. Algemeen deken Crince le Roy licht toe.
De balie betaalt zelf het toezicht op de beroepsgroep. Voor dit jaar zijn de kosten geraamd op 2,3 miljoen euro. De tuchtrechtspraak vergt nog eens ruim 4,5 miljoen euro.
Nu het toezicht op de schop gaat, grijpt de algemene raad dat moment aan om een ander omslagstelsel te bepleiten. Met de komst van een nieuwe landelijke toezichthouder dient de hoofdelijke omslag plaats te maken voor differentiatie, meent de algemene raad.
‘De rekening van het toezicht komt uiteindelijk bij de balie terecht. Binnen de balie zie je grote verschillen tussen de Zuidas-advocatuur en de sociale advocatuur,’ constateert algemeen deken Robert Crince le Roy. ‘De algemene raad heeft nu als uitgangspunt genomen dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen.’
Met de komst van de landelijke toezichtautoriteit advocatuur nemen de kosten van het toezicht toe. Met hoeveel weet nog niemand, maar zowel Europese als nationale regelgeving gaat tot extra toezichtstaken leiden, is de verwachting. Crince le Roy: ‘Zowel vanuit de commerciële advocatuur als vanuit de sociale advocatuur is aandacht gevraagd voor de kostenontwikkeling. De LTA dient in staat te worden gesteld goed toezicht uit te oefenen, maar het moet wel betaalbaar blijven. Dat is een balans die we moeten bewaken.’
De zorg om de betaalbaarheid is niet zozeer ingegeven door het belang van de advocaat, tekent de algemeen deken aan. ‘Veel meer vanuit de rechtzoekende die uiteindelijk de rekening krijgt gepresenteerd van zijn advocaat. Maar toch ook om het sociale domein waar sociaal advocaten met een niet geïndexeerde vergoeding kosten hebben vanwege dat toezicht.’
De hoofdelijke omslag wordt ingeruild voor ‘differentiatie’, maar hoe dat in de praktijk gaat uitpakken, is nog niet duidelijk. Evenmin of de bijdrage straks per hoofd of per kantoor wordt toegerekend. ‘Als de balie het uitgangspunt over een rechtvaardiger verdeling van de kosten omarmt, moeten we over de uitwerking verder in gesprek. Financiële kengetallen zijn daarbij het voornaamste criterium. Binnen de balie bestaan er grote verschillen in aard en omvang van kantoren en daarmee ook van het benodigde toezicht. Ook dat rechtvaardigt een verdere differentiatie.’
Orgaan van de NOvA
Het voorstel voor differentiatie van de financiële bijdrage maakt deel uit van een breder advies, dat de algemene raad half maart uitbracht aan minister Weerwind voor Rechtsbescherming. In dat advies handhaaft de algemene raad het standpunt dat de nieuwe toezichthouder op de advocatuur (LTA) een orgaan van de NOvA dient te worden. Dat was altijd al de bedoeling van Weerwind, maar in de Tweede Kamer bestaat daar twijfel over. Die twijfel wordt nog eens gevoed door een brief die 25 criticasters vorig najaar opstelden waarin ze ‘echte onafhankelijkheid’ van zowel de Staat als de advocatuur bepleitten.

Met het jongste advies aan Weerwind neemt de algemene raad definitief stelling in. Daar is uitvoerig overleg aan vooraf gegaan, zegt Crince le Roy. ‘We hebben intensief van gedachten gewisseld met de grote kantoren, de sociale advocatuur, het college van afgevaardigden, de raad van advies en het college van toezicht. We hebben daarnaast juridisch advies ingewonnen bij hoogleraar staats- en bestuursrecht Tom Barkhuysen van Stibbe. Uiteindelijk hebben we als algemene raad ons standpunt bepaald en kenbaar gemaakt aan de minister.’
De bal ligt nu bij Weerwind, die binnenkort met een besluit komt. Daarna is de Tweede Kamer aan zet. Crince le Roy benadrukt nog maar eens dat er binnen de balie consensus heerst over de komst van een landelijke toezichtautoriteit advocatuur. ‘Wat ook breed wordt gedragen, is dat de LTA wordt gepositioneerd bínnen de publiekrechtelijke beroepsorganisatie NOvA, onafhankelijk van de Staat. Daarmee kunnen we de kwaliteit van het toezicht garanderen én de vertrouwelijkheid van de beroepsgroep. Ook dat is een belangrijk uitgangspunt, gelet op de bijzondere positie van de advocatuur in de rechtsstaat. Omdat een advocaat een vertrouwenspersoon is en een cliënt alles met zijn advocaat moet kunnen delen. Staatsinvloed past daar niet bij.’
Bij de bijzondere positie horen ook bijzondere voorwaarden, stelt de algemeen deken. ‘Maatschappelijke legitimiteit,’ noemt hij dat. ‘Daar gaat het uiteindelijk om. Je krijgt een bijzondere positie, maar dan moet je ook kunnen laten zien wat je daarmee doet. De maatschappij moet daarop kunnen vertrouwen.’
In de Advocatenwet komt straks te staan dat de LTA juridische onafhankelijkheid geniet om het toezicht te kunnen uitoefenen. Om die reden mag de toezichthouder de eigen begroting opstellen en zelf de medewerkers aanstellen en ontslaan. Als het aan de algemene raad ligt, stelt de LTA zijn eigen begroting op, die vervolgens onderdeel wordt van de NOvA-begroting. De personeelskosten worden uit de LTA-begroting door de NOvA betaald. De huisvesting is idealiter apart van het Haagse bureau van de NOvA.
De algemene raad komt in zijn advies aan Weerwind ook iets tegemoet aan de wens van de Tweede Kamer en de 25 briefschrijvers. Anders dan tot dusver beoogd, wordt er in het LTA-bestuur plek ingeruimd voor niet-advocaten. Bij een driekoppig bestuur is dat één niet-advocaat. Als de politiek meer buitenstaanders wil, dan wordt het LTA-bestuur uitgebreid naar vijf. In dat geval passen er twee niet-advocaten in. Zolang de advocaten maar de meerderheid behouden en het verschoningsrecht voor het totale bestuur geldt.
Crince le Roy: ‘Met een breder samengesteld bestuur kan worden gezorgd voor meer expertise op verschillende terreinen, bijvoorbeeld op financieel-economisch terrein naast expertise op gebieden van toezicht en handhaving. Het hangt ook samen met de maatschappelijke legitimiteit. Iedereen ziet dat er ook niet-advocaten betrokken zijn bij het toezicht op de advocatuur.’
Als profiel voor de niet-advocaat denkt Crince le Roy aan mensen zoals de bestuursvoorzitter van een consument of financiële organisatie of een vergelijkbare autoriteit. ‘Het moet wel een zwaargewicht zijn. Hoe zwaarder, hoe beter. Omdat het toezicht, gelet op de positie die de advocatuur in de samenleving heeft, een gezaghebbende toezichthouder rechtvaardigt. Advocaten willen ook ter verantwoording kunnen worden geroepen voor de wijze waarop zij hun werkzaamheden uitoefenen. Ze willen ook laten zien dat ze dat goed kunnen doen. Vergeet niet dat het merendeel zijn werk goed doet.’
Barkhuysen
De algemene raad heeft zich laten adviseren door Stibbe-advocaat Tom Barkhuysen, eveneens hoogleraar bestuursrecht. Barkhuysen had onder meer voorgesteld het LTA-bestuur te laten benoemen door een onafhankelijke commissie, bestaande uit leden van de Hoge Raad, van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State of van de Algemene Rekenkamer. Dat voorkomt volgens hem dat de indruk ontstaat dat de advocatuur kiest voor een toezichthouder die de teugels te ver laat vieren.
De algemene raad gaat daar ten dele in mee. Hij vindt het prima dat LTA-bestuurders worden voorgedragen door anderen, maar wil wel zelf het recht op benoeming en ontslag (via de tuchtrechter) houden.
Ook dat is een iets ander standpunt dan weleer. Zowel minister als algemene raad wilde het LTA-bestuur laten benoemen door het college van afgevaardigden, op voordracht van de algemene raad. In het jongste voorstel hoeft het CvA slechts gehoord te worden.
‘De LTA dient in staat te worden gesteld goed toezicht uit te oefenen, maar het moet wel betaalbaar blijven’
Crince le Roy wil er niet te veel woorden aan wijden. ‘De algemene raad benoemt, dat is belangrijk en dat kan op voordracht zijn van de blik van buiten of een benoemingsadviescommissie. Het college van afgevaardigden wordt geconsulteerd. Dat is nu de visie van de algemene raad. We hebben keuzes moeten maken en zullen die ook toelichten in het college van afgevaardigden.’
Klachtbehandeling
Groot geschilpunt in de discussie tot dusver vormt de taakomschrijving van de LTA en daarmee van de lokale deken. Op dit moment is de lokale deken wettelijk toezichthouder, die (bestuursrechtelijke) taak gaat straks naar de LTA. Een aantal dekens vindt dat dan ook klachtbehandeling (tuchtrecht) naar de landelijk toezichthouder moet gaan, omdat die zaken niet los van elkaar gezien kunnen worden.
Niettemin kiest de algemene raad toch voor die knip, waarbij de klachtbehandeling bij de deken blijft. Ook minister Weerwind zit op die lijn. Crince le Roy: ‘Als je het op afstand bekijkt, beoogt de wetgever datgene wat in 2015 aan de deken is toegekend, die bestuursrechtelijke toezichthoudende rol, weer terug te nemen en onder te brengen bij de LTA. Dat is wat er gebeurt. De deken wordt weer de deken zoals hij was vóór 2015. Met een gezaghebbende en heldere positie, waar we zeer aan hechten.’
Ook Barkhuysen vindt dat toezicht en klachtbehandeling van elkaar gescheiden moeten worden. Volgens hem moet de onderlinge verwevenheid niet overschat worden, omdat verreweg de meeste klachten niets van doen hebben met toezicht. Van de 2.258 ingediende klachten in 2021 leidden slechts 78 klachten tot nader toezichtonderzoek. Bovendien denkt hij dat de LTA al die klachten niet eens op behoorlijke wijze kan verwerken.
Voor nu is er geen reden om de klachtbehandeling weg te halen bij de deken, stelt Crince le Roy. ‘De klachtbehandeling functioneert goed. De rechtzoekende die een vraag heeft over het functioneren van een advocaat kan bij de lokale orde terecht en zijn verhaal doen aan de deken. Die kan op zijn beurt bemiddelen, zodat de rechtzoekende weet waar hij aan toe is, met de mogelijkheid van tuchtrechtelijk optreden. Dat willen we graag zo houden.’
De algemeen deken wijst erop dat het overhevelen van de klachtbehandeling formeel om een stelselwijziging vraagt. ‘Dat kan niet zonder meer tijd te nemen en fundamenteler na te denken over de organisatie van de landelijke en lokale orden. Na de vorming van de LTA gaat algemene raad hierover met onder meer de dekens in gesprek.’
De LTA en lokale dekens dienen over en weer wel goed te communiceren, vindt de algemene raad. Daartoe dient een wettelijke verplichting te komen, die partijen verplicht relevante informatie met elkaar te delen. Een wettelijke basis biedt iedereen helderheid, meent Crince le Roy. ‘Er moet een goede balans worden gevonden tussen de rol van de een en de verantwoordelijkheid van de ander. Als er een wettelijke basis komt, is het helder dat die informatie-uitwisseling móét plaatsvinden. Dan dwing je af dat er geen informatie over de rand valt, zodat de een of de ander kan acteren.’
Lokale inbedding
Om een extra brug te slaan tussen de landelijk toezichthouder en de regio dient er sprake te zijn van ‘lokale inbedding van de LTA’. Hoe dat vorm moet krijgen is aan de LTA zelf, zegt de algemeen deken. ‘De LTA bepaalt langs welke lijnen het toezicht wordt opgetuigd. De algemene raad kan zich voorstellen dat je bijvoorbeeld een toezichthouder “grote kantoren” krijgt. Of een toezichthouder die alles weet van de Wwft. En dus ook lokaal, bij een groot arrondissement. Maar we zien niet de noodzaak voor elf toezichthouders op elf arrondissementen. Uiteindelijk is dat aan de LTA.’
Het zal nog wel een paar jaar duren voordat de LTA werkelijkheid is geworden, verwacht Crince le Roy. ‘We hebben meerdere wetswijzigingen nodig. Ook voor de geheimhoudingsplicht en het verschoningsrecht voor de niet-advocaat-bestuurder. Dat is belangrijk, want op het moment dat daar geen wettelijke basis is, heb je weer hetzelfde probleem wat het CvT nu ook heeft. Uiteindelijk is het de minister die als stelselverantwoordelijke dat wetgevingsproces in gang gaat zetten, resulterend in de behandeling in de Tweede en de Eerste Kamer. Als we dat in twee jaar tijd voor elkaar hebben, zou dat mooi zijn denk ik.’