vak & mens cover

Meesterlijke senatoren

Mirjam de Blécourt (VVD) neemt dit voorjaar afscheid van de Eerste Kamer. Sander Janssen (D66) doet juist een gooi naar het senatorschap.

De instemming met de wet voor burgerschapsonderwijs op scholen, de debatten over de staat van de rechtsstaat en de vriendschappen die over de partijen heen zijn gesloten. Het zijn enkele hoogtepunten die arbeidsrechtadvocaat De Blécourt (partner bij Baker McKenzie) bereikte tijdens haar termijn in de Eerste Kamer. Maar de kroon op haar werk was de invoering van de quotumwet. De voorvechter van meer vrouwen in de top van het bedrijfsleven glundert van trots als ze erover begint. ‘Ik ben daar al sinds 2006 mee bezig en het was geweldig om dat erdoorheen te krijgen. Je kunt je voorstellen dat het destijds een groot feest was hier op kantoor.’

Met nog enkele dagen te gaan tot de Provinciale Statenverkiezingen komt ook de Eerste Kamerverkiezing in zicht. Op 30 mei kiezen de leden van de Provinciale Staten een nieuwe senaat. De Blécourt zal daar niet meer bij zijn. Zij gaat zich na vier jaar senatorschap voor de liberalen weer volledig op haar arbeidsrechtpraktijk richten.

‘Als ik iets onverstandig vind, zal ik dat laten weten ook’

Bij haar aan tafel in het Amsterdamse pand van Baker McKenzie zit de Rotterdamse strafpleiter Janssen (partner bij Cleerdin & Hamer). Het kandidaat-Kamerlid is net als De Blécourt vier jaar geleden politiek nog een groentje. Of hij net zulke successen gaat behalen als De Blécourt valt nog te bezien, want als tiende op de lijst van D66 is het de vraag of hij een plek bemachtigt. Toch gaat hij ter voorbereiding graag in gesprek met ervaringsdeskundige De Blécourt. Wat blijkt, de beweegredenen van beide advocaten om te kiezen voor de senaat liggen dicht bij elkaar.

Wat drijft jullie?

De Blécourt: ‘Ik was 25 jaar advocaat toen het idee kwam. Ik had al best veel maatschappe­lijke dingen gedaan, maar wilde nog iets fundamenteels bijdragen. Met mijn kennis van wetten leek de Eerste Kamer mij geschikt. Daar zou ik én kunnen bijdragen én kunnen leren, want van politiek wist ik weinig. Een win-win dus.

Janssen: ‘Ik zoek net als jij die verbreding na twintig jaar advocatuur. Daarnaast maak ik me zorgen over de ontwikkeling van de samenleving en rechtsstaat en hoe we met elkaar omgaan, ook in de politiek. Ik heb het gevoel dat het vanuit de politiek niet altijd lukt om mensen te bereiken. Als advocaat kun je daar een rol in spelen.’

De Blécourt: ‘Dat is zeker zo. De eigenschappen van advocaten komen goed van pas in de senaat. Advocaten kunnen goed luisteren, een mening vormen, debatteren, stukken schrijven, in oplossingen denken, ingewikkelde dingen simpel verwoorden en compromissen sluiten. In de board van Baker McKenzie heb ik geleerd een groep mee te krijgen. Dat heeft me geholpen.’

Mirjam de Blécourt (58)
  • Sinds 1999 partner arbeidsrecht bij Baker McKenzie in Amsterdam.
  • Van 2003 tot 2007 en van 2011 tot 2013 was zij lid van de raad van bestuur van Baker McKenzie.
  • Ze is naamgever en grondlegger van een collectief ontslagsysteem; de ‘Methode De Blécourt’ (stoelendansmethode).
  • De Blécourt zet zich in voor diversiteit en gelijke behandeling van vrouwen.
  • Ze is sinds juni 2019 lid van de VVD-fractie in de Eerste Kamer en van het Benelux Parlement.

Janssen: ‘Voor mij specifiek speelt ook dat er een groot wetgevings­traject op het gebied van strafvordering aankomt. Er zitten maar weinig mensen in de Eerste en de Tweede Kamer met ervaring op het gebied van strafrecht. Die mensen moeten wel belangrijke beslissingen nemen voor de komende decennia. Daar wil ik bij helpen.’

Dubbele pet

Je hebt daarbij mogelijk een tegenstrijdig belang. Is dat niet een valkuil?

De Blécourt: ‘Daar moet je zeker alert op zijn. Ik heb er daarom bewust voor gekozen om me te verdiepen in Justitie & Veiligheid en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en niet in Sociale Zaken & Werkgelegenheid. Binnen arbeidsrechtelijke thema’s zou ik het woord kunnen voeren, maar ik vond het geen sterke opening om te beginnen met: ik ben arbeidsrechtadvocaat, maar ik heb geen tegenstrijdig belang hoor. Neem als voorbeeld de wet Verhoging wettelijk strafmaximum doodslag. Als jij daarbij het woord voert, kunnen mensen denken dat je er belang bij hebt dat de straf zo laag mogelijk is, omdat jij wilt dat je cliënten een zo laag mogelijke straf krijgen. Daar moet je voor oppassen. Het moderniseren van het Wetboek van Strafvordering is anders. Dat zit op het proces en daarbij kun je je deskundigheid goed gebruiken.’

Janssen: ‘Dat zie ik ook zo. Ik ben me bewust van die dubbele pet. Ik ben in het verleden gepromoveerd op de kroongetuigenregeling wat ook echt een strafvorderlijk en theoretisch thema is. Dat heeft me gesterkt in de gedachte dat ik wel de advocatenpet af kan zetten en zaken wat meer van een afstand kan bekijken. Maar ik zal er zeker alert op moeten zijn. Helemaal nu populistische partijen hoog staan in de peilingen. Vanuit die hoek wordt snel de jij-bak van stal gehaald. Dat weerhoudt me niet. Er zijn de laatste tien jaar in mijn ogen te veel onverstandige wetten aangenomen, zoals de Wet straffen en beschermen. Die wet kwam er snel door omdat het gevoel heerst dat de boeven aangepakt moeten worden en de slachtoffers beschermd. In de praktijk ligt dat genuanceerder.’

De Blécourt: ‘Grappig dat je net die wet aanhaalt. Die heb ik behandeld. Wat ik juist heel goed vond aan die wet is dat er vanaf dag een met resocialiseren wordt begonnen.’

Janssen: ‘In de praktijk gebeurt dat niet.’

De Blécourt: ‘Dan moet je daar wat aan doen. Dat ziet op de uitvoeringskant. Dat geldt voor veel meer gebieden. We moeten veel strakker op de uitvoerbaarheid zitten.’

Janssen: ‘Je zou ook meer kunnen luisteren naar de praktijk. Ten tijde van de Wet straffen en beschermen heeft letterlijk elke ketenpartner aangegeven dat het er niet beter op zou worden na invoering. Hoe kan het dan dat er in de Tweede en Eerste Kamer wordt ingestemd? Ik was daar echt boos over. Ik zal in de senaat dus zeker niet zomaar de D66-fractie volgen omdat iets nu eenmaal in het coalitieakkoord staat. Als ik iets onverstandig vind, zal ik dat laten weten ook.’

‘We moeten veel strakker op de uitvoerbaarheid zitten’

Is het dan, wat invloed betreft, niet logischer om de Tweede Kamer in te gaan in plaats van de Eerste Kamer?

Janssen: ‘Dan zou ik moeten stoppen met mijn advocatenpraktijk en dat wil ik niet. Wat me juist aantrekt aan de senaat is dat het meer inhoudelijk en minder politiek is. Je kijkt meer naar de uitvoerbaarheid en de kwaliteit van wetgeving. Op onderdelen lijkt de Tweede Kamer me leuk, maar ik zou de waan van de dag die daar meer de boventoon voert moeilijk vinden.’

De Blécourt: ‘Ook vanuit de Eerste Kamer heb je invloed. Je kunt al in een vroeg stadium contact zoeken met de Tweede Kamer. De lijnen zijn kort. Dat is ook goed, want als er eenmaal een wet in de Eerste Kamer komt, kun je alleen maar instemmen of tegen­stemmen. Je moet er dus voor zorgen dat je al aan de voorkant betrokken bent.’

Er is dus zeker wel sprake van samenwerking tussen de verschillende instituten?

De Blécourt: ‘Zeker. Ik heb daarin een positieve verschuiving gezien de afgelopen jaren, vooral als je naar de trias politica kijkt. Vroeger waren dat drie kolommen met weinig samenwerking. In mijn termijn heeft Dineke de Groot, president van de Hoge Raad, ervoor gezorgd dat de Eerste Kamer meetings heeft met de Hoge Raad en de Raad van State. Dat is een goede ontwikkeling. Het wordt daardoor minder rigide.’

Hoe kijken jullie tegen het tweekamerstelsel aan. Moet het blijven zoals het nu is?

Janssen: ‘Ik vind van wel. De meerwaarde van de Eerste Kamer zit in de kwaliteitstoets op afstand. We moeten ervoor waken dat de Eerste Kamer een verlengstuk wordt van de Tweede Kamer, want dan verliest het legitimiteit. Met de politieke verschuivingen die gaande zijn ben ik wel benieuwd hoe dat de komende jaren gaat. Het vraagt ook wat van senatoren. Kunnen ze het opbrengen om vooral inhoudelijk en juridisch te kijken om zo de kwaliteit te blijven bewaken of zitten ze daar om zieltjes te winnen en zichzelf te profileren?’

De Blécourt: ‘Ik ben het met je eens. De positie van de senaat is naar aanleiding van de toeslagenaffaire onder druk komen te staan. Maar we hebben in de spiegel gekeken en gezegd: “Die toets op uitvoerbaarheid moet beter.” Dat kan ook. Ik ben daarom ook geen voorstander van constitutionele toetsing of een constitutioneel hof. Als we de kwaliteits­toets nu bij de rechter zouden neerleggen, zeggen we eigenlijk: wij kunnen het niet, doen jullie het maar. Je moet leren van je fouten en dat hebben we gedaan. Iedereen is wakker geschud.’

Sander Janssen (46)
  • Sinds 2009 partner strafrecht en sinds 2015 managing partner bij Cleerdin & Hamer in Rotterdam.
  • Hij trad als advocaat op in onder meer de zaak rond de dood van de Almeerse grensrechter Richard Nieuwenhuizen en de zaak van klokkenluider Ad Bos.
  • Hij stond hoofdverdachte Jesse R. in het liquidatieproces ‘Passage’ bij, en ook verdachten als Benaouf A., Omar L. en Willem Holleeder.
  • In 2013 promoveerde hij aan de Universiteit Leiden op het gebied van kroongetuigen.
  • Janssen is kandidaat-Eerste Kamerlid voor D66 en staat op de tiende plek.

Afrekencultuur

Mede door die eerdere fouten daalt het vertrouwen in de politiek, de overheid en de rechtsstaat. Wat kun je als senator doen om dit vertrouwen te verbeteren?

De Blécourt: ‘Begin met het spreken van simpelere taal. Mensen begrijpen de politiek niet. Denk je dat iemand snapt wat een constitutioneel hof is? Ga gewone taal spreken met elkaar, dan betrek je mensen. Ten tweede, toets altijd op doe-vermogen. Kunnen mensen het wel wat wij hier bedenken? Kom hierachter door naar de bedrijven en de burgers toe te gaan en te luisteren naar waar mensen tegenaan lopen. En ten derde, zeg het eerlijk als je iets verkeerds hebt gedaan. We doen allemaal weleens iets waarvan we later denken dat het niet zo slim was.’

Janssen: ‘Dan moeten we wel af van de afrekencultuur. Daardoor durft niemand meer iets te zeggen, je kop wordt er direct afgehakt.’

De Blécourt: ‘Klopt, de omgangsvormen moeten beter. In de Eerste Kamer gaat het beter dan in de Tweede Kamer, maar ook daar verhardt het langzaam. De voorzitter heeft laatst ook gewoon de praatknop uitgedrukt. Een zorgwekkende ontwikkeling.’

Janssen: ‘Je ziet het overal. Er is een toenemende groep die zich losweekt van de realiteit en van de wetenschap. Die staat niet open voor een andere kijk op dingen en is overtuigd van het eigen gelijk. Die groep druppelt nu ook het parlement in en dat vind ik heel verontrustend. Binnen dat democratische systeem moet een land worden bestuurd en moeten heel ingewikkelde wetten worden gemaakt. Als er dan mensen zitten die niet geïnteresseerd zijn in wetenschappelijk bewijs of ratio dan hebben we als land wel echt een serieus probleem.’

Is het daarom extra belangrijk dat mensen naar de stembus gaan?

Janssen: ‘Zeker. Vroeger gingen de mensen die boos waren niet stemmen en de redelijke mensen wel, maar het lijkt nu omgedraaid. Nu gaan juist de boze mensen stemmen op boze partijen. Dat zet de bestuurbaarheid van het land op het spel. Als de provincies straks bevolkt worden door stikstofontkenners hebben we een groot probleem. Dus stem!’

De Blécourt: ‘Daar heb je helemaal gelijk in. Dan hebben we straks geen aarde meer. Ik roep daarom ook iedereen op om te stemmen.’

Mirjam, heb je nog tips voor Sander voor als hij gekozen wordt?

De Blécourt: ‘Wees toegankelijk en zorg dat je ook persoonlijk groeit. Dat gaat gaandeweg. Toen ik de eerste keer het debat over de staat van de rechtsstaat deed, wist ik niet waar te beginnen. Ik zat er nog niet lang genoeg in om dat makkelijk en snel te kunnen leiden. De tweede keer ging het me goed af. Het is iets waar je ervaring in opdoet. En ik vond het interessant te ervaren dat iedereen iets van je werk vindt. Omdat de politiek voor mij een nieuwe werkomgeving was, had ik veel aan de open dialoog binnen de fractie. Die feedback houdt je scherp en deed me denken aan het begin van mijn carrière in de advocatuur. Daardoor denk ik dat ik mijn team weer beter kan leiden. Ik ben blij dat mijn collega’s me dit gegund hebben. De combinatie met een advocatenpraktijk is een uitdaging. Mijn team en thuis hebben er best eens onder geleden. Mijn kinderen zijn het huis al uit, maar met kleinere kinderen lijkt het me lastig.’

Janssen: ‘Ik heb drie jonge kinderen, dus dat is zeker een punt van zorg. Ik laat het op me afkomen en zal een deel van mijn praktijk moeten afschalen als het zover komt.’

De Blécourt: ‘Je bent ook gepromoveerd, dus het gaat je zeker lukken. Het lukte bij mij ook, maar na vier jaar wil je het niet meer van je team, van thuis en van jezelf vragen. Dan wil je niet meer schipperen. Je mag me altijd bellen!’