van de nova
uitspraken
Van de tuchtrechter
Recente uitspraken, geselecteerd en bewerkt door de Commissie Disciplinaire Rechtspraak, bestaande uit Tjitske Cieremans, Maurice Mooibroek en Robert Sanders.
Rechtstreeks benaderen van de partner wederpartij
- RvD Arnhem-Leeuwarden 25 juli 2022, zaaknr. 20-948/AL/NM, ECLI:
NL: TADRARL: 2022: 153. - Gedragsregel 25.
- Advocaat heeft door op de dag voor kerst de partner van de wederpartij rechtstreeks te benaderen een onfatsoenlijke en klachtwaardige wijze druk proberen uit te oefenen op de wederpartij van zijn cliënten.
De cliënten van mr. X hebben een geschil met de partner van klaagster over een te betalen geldbedrag. In dit geschil wordt klager bijgestaan door mr. Y.
Een dag voor kerst bericht mr. Y aan mr. X in een e-mail dat het onbetwiste deel van de vorderingen aan diens cliënten zal worden betaald. De volgende dag stuurt mr. X namens zijn cliënten een e-mail aan mr. Y met daarin een aansporing om diezelfde dag tot betaling over te gaan, bij gebreke waarvan cliënten hem opdracht hebben gegeven een faillissementsrekest in te dienen. In reactie op die e-mail ontvangt mr. X een afwezigheidsmelding van mr. Y met de boodschap dat deze de volgende drie dagen niet op kantoor is.
Dezelfde dag benadert mr. X klaagster per e-mail met een verwijzing naar zijn bericht aan mr. Y. Een klein uur later zendt mr. Y een e-mail aan mr. X met daarin een inhoudelijke reactie op diens ultimatum en wijst hij mr. X erop dat deze klachtwaardig heeft gehandeld door klaagster rechtstreeks te benaderen.
Klaagster dient een klacht in met onder meer het verwijt dat mr. X haar per e-mail rechtstreeks heeft benaderd en daarmee willens en wetens druk op haar heeft uitgeoefend zodat haar partner, die in het ziekenhuis lag, onder deze druk zou bezwijken.
Met betrekking tot de ontvankelijkheid van klaagster overweegt de raad dat, hoewel klaagster formeel geen partij is bij het geschil tussen klager en de cliënten van mr. X, zij een eigen rechtstreeks belang heeft bij het indienen van haar klacht omdat de klacht gaat over de e-mail die mr. X naar klaagster heeft verstuurd. De klacht van klaagster is dan ook ontvankelijk.
De raad is van oordeel dat mr. X tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door klaagster rechtstreeks per e-mail te benaderen. Na ontvangst van het afwezigheidsbericht had mr. X mr. Y op het in het bericht vermelde 06-nummer voor spoedgevallen kunnen bereiken of haar reactie op zijn e-mail kunnen afwachten, maar het stond hem niet vrij om rechtstreeks te communiceren. Mr. X heeft pas toen bleek dat de wederpartij wellicht niet onmiddellijk bereikbaar was een e-mail aan de (partner van de) wederpartij gestuurd en bovendien geen kopie van die e-mail aan de partner gezonden.
De raad gaat niet mee in het verweer dat klaagster eerder aanwezig is geweest bij een gesprek tussen een van zijn cliënten en de wederpartij en de hele periode is ‘meegenomen’ in het geschil. Het was mr. X duidelijk dat klager de wederpartij van zijn cliënten was en niet klaagster. Dat zij de partner van de wederpartij is en advocaat maakt niet dat gedragsregel 25 ten opzichte van haar niet geldt. Door het versturen van zijn e-mail naar klaagster, op de dag voor kerst en zonder deze ook in cc naar klagers advocaat te sturen, heeft mr. X op een onfatsoenlijke en klachtwaardige wijze druk proberen uit te oefenen op de wederpartij van zijn cliënten.
De raad rekent dit mr. X zwaar aan en ziet op grond van de omstandigheden in deze klachtzaak, waaronder het moment van verzending van de e-mail (op de dag voor kerst), zijn gebrek aan zelfreflectie en zijn tuchtrechtelijke verleden aanleiding om aan hem een zwaardere maatregel op te leggen dan een berisping. De raad komt daarbij uit een voorwaardelijke schorsing van zes weken. Omdat de raad dezelfde dag ook de klacht van mr. Y over hetzelfde handelen van mr. X gegrond verklaart, legt de raad hem in beide zaken een voorwaardelijke schorsing van drie weken op.
Optreden in een andere hoedanigheid?
- HvD 5 augustus 2022, zaaknr. 210252, ECLI:
NL: TAHVD: 2022: 131. - Artikel 10a Advw, gedragsregels 7 en 9.
- Advocaat die ook als curator van haar broer optreedt, is onvoldoende duidelijk geweest tegenover psychiatrische instelling over de hoedanigheid waarin zij optrad.
Mr. X is benoemd tot curator van haar broer (de curandus), die gedwongen is opgenomen in de psychiatrische instelling van klaagster. Gaandeweg is tussen mr. X en klaagster verschil van inzicht ontstaan over de opheffing van de rechterlijke machtiging en het voorwaardelijk ontslag van de curandus. Klaagster heeft de curandus voorwaardelijk ontslagen, die als gevolg daarvan in een detentiecentrum is overgeplaatst om te worden uitgezet naar zijn geboorteland.
In meerdere e-mails beschuldigt mr. X klaagster ervan haar bewust buiten de procedure te houden en zodoende de rol en de verantwoordelijkheden die zij als curator draagt te ondermijnen.
In diverse e-mails aan klaagster dreigt mr. X onder meer met het indienen van (tucht)klachten. Ook maakt zij er een punt van dat klaagster niet bereid is om desgevraagd de stukken en de voorwaarden met betrekking tot voorwaardelijk ontslag te verstrekken. Ook heeft mr. X namens de curandus een kort geding aanhangig gemaakt tegen klaagster en gevorderd het voorwaardelijk ontslag van de curandus in te trekken. Alle e-mails heeft mr. X, met vermelding onder aan de e-mails van haar hoedanigheid van advocaat, vanaf haar kantoor-e-mailadres verstuurd.
Vanwege de ontstane situatie heeft klaagster een klacht ingediend met drie verwijten, namelijk (i) dat mr. X heeft gehandeld in strijd met gedragsregel 9 door haar titel als advocaat op een onjuiste manier in te zetten, (ii) dat zij in strijd met artikel 10a Advocatenwet en gedragsregel 7 heeft gehandeld en (iii) dat zij niet heeft gereageerd op het voorstel om met klaagster een persoonlijk gesprek aan te gaan.
De raad heeft overwogen dat mr. X haar rol als zus, curator en advocaat vrijwel steeds door elkaar heeft laten lopen en haar een waarschuwing opgelegd.
Met betrekking tot de ontvankelijkheid van klaagster passeert het hof in hoger beroep het argument van mr. X dat uitsluitend individuele medewerkers last kunnen hebben gehad van eventuele verwarring over haar hoedanigheid. Ook een instantie kan hierover klagen als zij in haar belang is of kan worden getroffen. Nu mr. X klaagster op deze wijze heeft aangeschreven en daarin jegens klaagster een kort geding in het vooruitzicht heeft gesteld, is dat belang volgens het hof aanwezig.
Op de eerste twee klachtonderdelen acht het hof de maatstaf voor het handelen van een advocaat als zodanig van toepassing. Het eerste klachtonderdeel betreft immers niet het handelen van mr. X in haar hoedanigheid van curator, maar ziet erop dat zij als advocaat niet duidelijk heeft gemaakt in welke hoedanigheid zij handelde. Het tweede klachtonderdeel ziet hoofdzakelijk op de uitlatingen van mr. X in haar e-mails waarbij zij optrad als advocaat van de curandus tegenover klaagster als wederpartij. Het derde klachtonderdeel heeft betrekking op haar handelen als curator, zodat hiervoor de maatstaf voor het handelen van de advocaat in een andere hoedanigheid van toepassing is.
Uit de toelichting op gedragsregel 9 volgt dat de kernwaarden de essentie van de beroepsuitoefening van de advocatuur inkleuren. Daarom moeten nevenwerkzaamheden die niet volledig in de kernwaarden zijn in te passen, worden beschouwd als verricht in een andere hoedanigheid dan die van advocaat. Deze werkzaamheden vertonen weliswaar doorgaans verwevenheid met de rechtspraktijk, maar de kernwaarde partijdigheid is hierop niet van toepassing. Daarom is het van belang dat een advocaat duidelijkheid verschaft over de hoedanigheid waarin hij acteert.
Mr. X heeft aan klaagster desgevraagd laten weten dat zij de curandus niet als advocaat, maar als curator bijstaat. Tot dat moment was zij echter tegenover klaagster onvoldoende duidelijk over haar hoedanigheid, aldus het hof. Zij heeft aan klaagster over de curandus een aantal kritische e-mails vanuit haar kantoor-e-mailadres geschreven, waarin zij onder meer met het indienen van (tucht)klachten dreigt. Zij noemt in die e-mails enerzijds haar hoedanigheid als curator, maar vermeldt tegelijkertijd in de handtekening onderaan de e-mails dat ze advocaat is. Bovendien heeft zij op een gegeven moment – zonder melding te maken van een wijziging van de hoedanigheid waarin zij optrad – een kort geding aan klaagster aangezegd en heeft zij onder de dreiging van dat kort geding haar correspondentie met klaagster over curandus voortgezet, opnieuw vanuit haar kantoor-e-mailadres. Het eerste klachtonderdeel is dan ook gegrond.
Dat geldt niet voor de andere twee klachtonderdelen. Als advocaat van de wederpartij mocht mr. X zich volgens het hof opstellen als ‘luis in de pels’ van klaagster om de belangen van haar cliënt, de curandus, te behartigen. Dit geldt temeer nu de curandus ten tijde van de verzending van de e-mail op zeer korte termijn uitgezet dreigde te worden. Daardoor was sprake van een acute en spoedeisende situatie, met ernstige gevolgen voor de curandus indien geen juridische actie door mr. X zou worden ondernomen. Tegen deze achtergrond beoordeelt het hof de door mr. X gebruikte bewoordingen, gestelde termijnen en aankondiging van tuchtklachten indien de haar onthouden informatie niet alsnog zou worden verstrekt, niet als onnodig grievend. Anders dan de raad ziet het hof op basis van het dossier evenmin aanleiding om haar houding in dit verband als agressief te bestempelen.
Ten aanzien van het verwijt dat mr. X heeft geweigerd een persoonlijk gesprek te voeren, stelt het hof vast dat de uitnodiging daartoe van klaagster is gedaan aan mr. X in haar hoedanigheid van curator. De weigering van mr. X om op deze uitnodiging in te gaan, kan niet worden gekwalificeerd als een handelen of nalaten waardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad.
Het hof handhaaft wel de opgelegde waarschuwing.