juridisch analyse

Rol van de advocaat in hersteloperatie toeslagen

Ruim 57.000 gedupeerden van de toeslagenaffaire hebben om compensatie gevraagd. Tien procent laat zich bijstaan door een advocaat. Wat houdt de herstelregeling in en wat kun je als advocaat betekenen voor de gedupeerden? Ilse Engwirda geeft een toelichting.

Wie meent door de Belastingdienst gedupeerd te zijn in de kinderopvangtoeslagaffaire kan om een herbeoordeling verzoeken en compensatie vragen. Waar voorheen een rits aan losse regelingen bestond, zijn deze sinds kort samengevoegd in de Wet hersteloperatie toeslagen die op 5 november 2022 is ingegaan.

Compensatie wegens vooringenomen behandelingnoot 1

Een ouder komt in aanmerking voor compensatie als er sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag. De aanleiding hiervoor is geweest dat het ‘Combiteam Aanpak Facilitators’ (CAF) onderzoeken uitvoerde die zich richtten op fraude bij bemiddelingsbureaus en kinderopvanginstellingen. De ouders die kinderopvang afnamen via deze bureaus en kinderopvanginstellingen werden meegetrokken in het onderzoek. Zonder veel onderzoek naar hun individuele betrokkenheid werd de kinderopvangtoeslag van deze ouders stopgezet. Dit vormde de aanleiding om gedupeerde ouders te compenseren. Bij nader onderzoek bleek dat ook veel ouders die geen onderdeel uitmaakten van een CAF-onderzoek gedupeerd waren door institutioneel vooringenomen gedrag van de Belastingdienst. Een aanwijzing voor institutioneel vooringenomen gedrag is een of meer van de volgende kenmerken:

  • Een collectieve stopzetting zonder een voorafgaande individuele beoordeling die dit rechtvaardigde (‘zachte stop’).
  • Het breed uitvragen van bewijsstukken over één of meerdere jaren.
  • Een zerotoleranceonderzoek naar fouten, tekortkomingen en ontbrekende bewijsstukken met (soms/veelal) een tweede check wanneer bij eerste lezing geen grond voor afwijzing was gevonden.
  • Het niet nader uitvragen van informatie bij gebleken tekortkoming in de door de ouder verstrekte bewijsstukken.
  • Het afwijzen of reduceren van de aanspraak op kinderopvangtoeslag bij de minste of geringste onregelmatigheid in de door de ouder verstrekte bewijsstukken.

De compensatie bestaat kort gezegd uit de volgende onderdelen:

  1. het bedrag aan onterecht teruggevorderde of niet-toegekende kinderopvangtoeslag, verminderd met het niet-betaalde bedrag van de terugvordering en verminderd met alsnog toegekende kinderopvangtoeslag of verhoging voor het jaar waarop de compensatie betrekking heeft;
  2. het bedrag dat aan bestuurlijke boetes is betaald;
  3. een forfaitair bedrag van 25% voor veronderstelde materiële schade. Dat wordt berekend over het bedrag aan onterecht teruggevorderde of niet-toegekende kinderopvangtoeslag;
  4. compensatie voor de veronderstelde immateriële schade, te weten € 500 per halfjaar vanaf de dagtekening van de eerste beschikking waaruit institutionele vooringenomenheid blijkt;
  5. betaalde invorderingskosten, inclusief invorderingsrente;
  6. proceskosten voor bezwaar- en beroepsprocedures die eerder zijn gevoerd;
  7. rente voor het niet uitgekeerde of verminderde bedrag.

Compensatie wegens hardheid van de toepassingnoot 2

De Belastingdienst paste de regelgeving, later ook in lijn met uitspraken van de Raad van State, naar de letter toe (‘alles-of-nietsbenadering’), zonder de gevolgen voor de ouder in ogenschouw te nemen. Hierdoor werden ouders met onevenredig hoge terugvorderingen geconfronteerd. De ouders waarvoor dit geldt, worden op dezelfde manier gecompenseerd als wanneer er sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid. Daarmee is de compensatie ruimer geworden dan in de voorgaande regeling. De grens voor mogelijke compensatie ligt bij een terugvordering of verlaging van minimaal € 1.500 aan kinderopvangtoeslag.

Compensatie wegens onterechte kwalificatie OG/Snoot 3

Deze regeling is bedoeld voor ouders die een kinderopvangtoeslagschuld hadden en daarvoor geen betalingsregeling kregen, omdat ten onrechte in het dossier was opgenomen dat deze schuld te wijten was aan opzet of grove schuld (OG/S) van de ouder. De compensatie bestaat uit dertig procent van het bedrag van de terugvordering. Deze compensatie wordt alleen toegekend als een gedupeerde ouder in een bepaalde periode geen recht had op compensatie wegens vooringenomen behandeling of hardheid, die veel ruimer is. De verschillende compensaties worden niet gestapeld.

Forfaitair bedrag, voorheen de Catshuisregelingnoot 4

Na aanmelding doet de Belastingdienst een ‘snelle’ check – de lichte toets – of de aangemelde persoon inderdaad gedupeerd is. Als dat zo lijkt te zijn, wordt een bedrag van € 30.000 uitgekeerd. Dit bedrag geldt als een voorschot, vooruitlopend op de definitieve beslissing in de herstelregeling. Als de uiteindelijke compensatie lager blijkt, mag de ouder het hele bedrag houden. Dat geldt overigens ook in het geval dat bij de later uit te voeren integrale toets blijkt dat er geen recht op compensatie bestaat. Wordt het uiteindelijke compensatiebedrag hoger dan wordt het meerdere uitbetaald. Het komt andersom ook voor dat de ouder na de lichte toets niet in aanmerking komt voor het bedrag van € 30.000 maar later op grond van de integrale herbeoordeling wel degelijk gedupeerde blijkt te zijn.

De Belastingdienst/Toeslagen kan het forfaitaire bedrag overigens wel terugvorderen als de ouder na 19 maart 2021 opzettelijk een onjuiste aanvraag voor herstel heeft ingediend of geen recht heeft op toepassing van een herstelmaatregel en hij dit wist of behoorde te weten.noot 5

Tegemoetkoming voor kindnoot 6

Als een ouder in aanmerking komt voor een herstelregeling komt ook het kind in aanmerking voor een tegemoetkoming. De voorwaarde is dat het kind op 1 januari 2005 jonger was dan 21 jaar of is geboren tussen 1 januari 2005 en 5 november 2022. De hoogte van de tegemoetkoming varieert van € 2.000 voor een kind dat op 1 juli 2023 jonger is dan zes jaar tot € 10.000 voor een kind dat op die datum tenminste achttien jaar is.

Overigenoot 7

Buiten het bestek van dit artikel valt dat er nu ook een regeling is voor een tegemoetkoming voor institutionele vooringenomenheid van de Belastingdienst bij de uitvoering van huurtoeslag, zorgtoeslag en kindgebonden budget.

Lichte toets

Na de aanmelding bij de Belastingdienst breekt voor de ouder een periode aan van wachten. De Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT)noot 8 doet eerst een lichte toets om te bepalen of de ouder op het eerste gezicht inderdaad gedupeerd is door zijn handelen, en daarmee in aanmerking komt voor het standaard compensatiebedrag van € 30.000. Deze lichte toets duurde aanvankelijk zes weken, maar inmiddels naar ervaring zes maanden. Bij afwijzing wordt zeer globaal de reden daarvoor aangegeven. In dat geval kun je als advocaat contact opnemen met het Team Informatie en contact Catshuisregeling van de UHT en aangeven waarom jouw cliënt meent dat hij of zij daar wel voor in aanmerking komt. Is er een fout gemaakt – bijvoorbeeld: bedragen zijn teruggevorderd over toeslagjaren 2008-2010 maar de UHT heeft bij de lichte toets gekeken naar 2012-2014 – dan kan dit nog hersteld worden. Anders rest slechts de mogelijkheid om bezwaar te maken. De praktijk leert echter dat behandeling van het bezwaar langer duurt dan de integrale behandeling. Tijdens de integrale behandeling wordt de zaak uitgebreid bekeken en krijgt de gedupeerde alsnog compensatie als de eerste vergoeding op basis van de lichte toets ten onrechte was afgewezen.

Integrale beoordeling

De integrale beoordeling houdt in dat het dossier van de ouder uitgebreid wordt beoordeeld. Deze fase start op het moment dat de ouder een persoonlijk zaakbehandelaar krijgt toegewezen. De persoonlijk zaakbehandelaar zoekt alle documenten in diverse systemen bij elkaar om in beeld te krijgen wat er allemaal is gebeurd en stelt een uitgebreide tijdlijn op. Van groot belang is het oudergesprek waarin de ouder haar of zijn kant van het verhaal vertelt.

Oudergesprek

Niet alle toeslag-advocaten nemen deel aan dit gesprek. Het is wel een moment waarop je als advocaat iets kunt bereiken. In het gesprek moet goed naar voren komen over welke toeslagjaren het gaat. De persoonlijk zaakbehandelaar ziet weleens over het hoofd dat de ouder mogelijk wel weet in welk jaar de terugvorderingen begonnen, maar dat die terugvorderingen gaan over de kinderopvangtoeslag van eerdere jaren. Als het onderzoek begint bij het jaar van terugvordering worden misschien jaren waarvoor de ouder mogelijk ook voor compensatie in aanmerking komt gemist. Hoewel dat zeer voor de hand ligt, heb ik diverse voorbeelden in mijn praktijk waarbij ik pas later in beeld kwam, en achteraf om uitbreiding van de beoordeling heb verzocht. Vervolgens bleek dat ouders ook in andere jaren gecompenseerd moesten worden.

Een ander punt is dat de ouder zo uitgebreid mogelijk moet aangeven welke brieven en verzoeken van de Belastingdienst zijn ontvangen en hoe daarop is gereageerd. De Belastingdienst heeft vaak niet meer alle documenten. Zo staat er soms wel een vragenbrief in het systeem genoemd, maar is de inhoud niet meer te achterhalen en staat niet vast of die brief wel is verzonden. Bij twijfel kan het verhaal van de ouder of bepaalde brieven ontvangen of beantwoord zijn de doorslag geven. Ook voor de persoonlijke omstandigheden is dat het geval. Bij een van mijn cliënten meende de Belastingdienst dat zij in een bepaald jaar niet in aanmerking kwam voor kinderopvangtoeslag omdat ze niet aan de criteria voldeed (geen ‘doelgroeper’ zegt de Belastingdienst dan). Mijn cliënte nam in dat jaar echter deel aan een inburgeringscursus, waardoor ze wel in aanmerking kwam. Stukken waren niet meer voorhanden maar op grond van haar verhaal is zij ook voor dat jaar gecompenseerd. Om ervoor te zorgen dat bij gebrek aan informatie het verhaal van de ouder voorrang krijgt moet dat verhaal wel enigszins verankerd zijn in de werkelijkheid. Daar kun je als advocaat bij ondersteunen door goed door te vragen en zo nodig mee te denken hoe bepaalde zaken aannemelijk gemaakt kunnen worden.

Het wisselt helaas nogal per persoonlijk zaakbehandelaar in hoeverre die de opgestelde tijdlijn deelt en onderliggende stukken laat zien. Als advocaat is het verstandig om een goede relatie op te bouwen en zo veel mogelijk mee te kijken. Dan kun je op punten die mogelijk niet gunstig zijn voor je cliënt doorvragen en suggesties doen wat er nog uitgezocht zou moeten worden. Vaak zijn er ingewikkelde overzichten met vele beschikkingen waar de ouder zelf geen wijs uit wordt, maar waar de advocaat wel een kritische vraag over kan stellen.

Contactpersoon

In mijn praktijk zijn er ouders die dusdanig getraumatiseerd zijn door het contact met de Belastingdienst dat zij geen enkel rechtstreeks contact meer wensen. De advocaat fungeert als contactpersoon. In die gevallen stuurt de persoonlijk zaakbehandelaar mij de vragen door en beantwoord ik die samen met cliënt schriftelijk. Deze bufferfunctie kan voor de ouder goed werken.

Termijnen voor de integrale beoordeling

De beoordelingstermijn voor de lichte toets en voor de integrale beoordeling is zes maanden. De UHT kan de termijn voor de integrale beoordeling met zes maanden verlengen en doet dat eigenlijk standaard. Helaas is ook overschrijding van die verlengde termijn standaard. Vervolgens kan een ingebrekestelling worden ingediend. Dit resulteert wel in toekenning van een dwangsom van maximaal € 1.442, maar niet tot het oppakken van het dossier.

De enige wijze om de zaak in beweging te krijgen, is het indienen van een beroep niet tijdig beslissen bij de rechtbank. Rechtbanken hanteren geen eenduidige lijn in de termijn die de UHT dan nog krijgt om een beslissing te nemen. Sommige rechtbanken geven slechts twee weken de tijd, rechtbank Amsterdam geeft over het algemeen twaalf weken de tijd vanaf het indienen van een verweerschrift. Aan de zaken waarin beroep is ingediend, wordt door de UHT voorrang gegevennoot 9. De praktijk is dat zodra de UHT het beroep niet tijdig beslissen krijgt doorgestuurd van de rechtbank een persoonlijk zaakbehandelaar wordt aangesteld. Voor de gedupeerden die geen beroep indienen bij de rechtbank wordt de wachttijd steeds langer. Volgens de UHT worden aanvragen die zijn ingediend in het tweede en derde kwartaal 2021 naar verwachting in 2024 of 2025 behandeld. Aanvragen die daarna zijn ingediend, worden in 2025 of 2026 behandeld.

Beschikking

Na afloop van de integrale beoordeling neemt de beoordelaar een besluit over de compensatie. Toegewezen compensatie, toepasselijkheid van de hardheidsregeling en/of afwijzing worden per toeslagjaar opgesomd in één beschikking. Een eventuele O/GS compensatie komt in een aparte beschikking. De meeste ouders zijn dat niet: ze hebben op dit moment in het herstelproces nog steeds geen dossier, dus weinig zicht op wat er is misgegaan. Velen vragen zich bovendien af of er financieel meer te halen is.

Bezwaar

Tegen de beschikking(en) kan binnen zes weken na dagtekening van de beschikking bezwaar gemaakt worden.noot 10 Het complete hersteldossier – het dossier dat tijdens de integrale beoordeling door de persoonlijk zaakbehandelaar is samengesteld – is op dat moment nog niet beschikbaar. Dat heeft te maken met de beperkte capaciteit bij de UHT om de stukken te anonimiseren. In de meeste gevallen maak ik na overleg met de ouder bezwaar tegen alle beschikkingen. Of dat kansrijk is, kan ik dan bij gebrek aan stukken immers nog niet vaststellen.

Bezwaar tegen toewijzing compensatie

Bij de beschikking waarin compensatie is toegekend, is de compensatieberekening het aanknopingspunt voor bezwaar. Het loont de moeite om alle bedragen te controleren aan de hand van beschikkingen. Om te controleren wat er terug is gevorderd, is een overzicht van betalingen en verrekeningen van het Landelijk Incasso Centrum (LIC) nodig. Bij terugvordering van de toeslag werd ook rente in rekening gebracht. Dat stond op de terugvorderingsbeschikkingen niet apart vermeld. Aan de hand van het LIC-overzicht kan worden berekend of de ouder ook rente heeft betaald. Bij de berekening van de compensatie wordt dit regelmatig over het hoofd gezien. Deze rente wordt in principe ook gecompenseerd.

Een ander punt van bezwaar is de lengte van de periode waarover de immateriële schadevergoeding wordt berekend. De UHT geeft een startpunt aan en neemt als einddatum de compensatiebeschikking. Voor de immateriële schade wordt € 500 per halfjaar vergoed. Wat als eerste teken van institutioneel vooringenomen gedrag moet worden gezien, kan onderwerp van discussie zijn. Volgens de Belastingdienst is het meestal de eerste nihilstelling of het eerste neerwaartse correctiebesluit, maar het kan eerder zijn, bijvoorbeeld in de vorm van een onterecht verzoek om inlichtingen. In ieder geval kan bij bezwaar met succes worden bepleit dat de einddatum van de immateriële schadevergoeding moet worden verschoven naar het einde van de bezwaarprocedure.

Over de hoogte van de immateriële schadevergoeding bestaat veel onvrede. Die hoogte is gelijk aan vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn in het bestuursrecht. Het gaat in het herstelproces echter niet om de overschrijding van een termijn maar om mensen die vaak in enorme financiële en persoonlijke problemen zijn geraakt. De vergoeding wordt door velen als (te) laag gezien. Daar komt bij dat ouders vaak in meerdere jaren institutioneel vooringenomen zijn behandeld, ook voor meerdere jaren worden gecompenseerd, maar toch maar één keer over die hele periode immateriële schadevergoeding krijgen. Zowel het punt van de hoogte van de schadevergoeding als het punt dat de schadevergoeding misschien bij meerdere jaren compensatie ook meerdere malen moet worden uitgekeerd, is tot nog toe niet gehonoreerd. Daarop is één uitzondering: als een ouder bij meerdere CAF-onderzoeken betrokken is geweest, kan wel met succes gevraagd worden om immateriële schadevergoeding per CAF-onderzoek.

Bezwaar tegen afwijzing hardheidsregeling

Hierbij gaat het erom te beargumenteren welke ernstige onbillijkheden zijn ontstaan door de strenge toepassing van de wet, en waarom het onredelijk is dat die voor rekening van de ouder komen. Een voorbeeld is een casus waarbij een ouder evident geen recht meer had op kinderopvangtoeslag. Deze werd toch uitbetaald aan het kinderdagverblijf. Het kinderdagverblijf, waar de kinderen al geruime tijd niet meer werden opgevangen, had geen seintje gegeven. Sterker nog, het kinderdagverblijf had bevestigd dat de kinderen daar bekend waren. Vervolgens werd de toeslag teruggevorderd van de ouder. Deze casus kwam voor compensatie in aanmerking.

Bezwaar tegen OG/S

Wanneer een ouder niet in aanmerking komt voor compensatie kan toch een schadeloosstelling worden gekregen. Dat doet zich voor als de ouder geen betalingsregeling kreeg omdat ten onrechte in het dossier stond dat de terugvordering te wijten was aan opzet of grove schuld (O/GS) van de ouder. Dat gebeurde bijvoorbeeld als een ouder de kinderopvang halverwege het jaar beëindigde. De toeslag was dan al voor een jaar toegekend en het deel dat zag op de periode waarvoor geen kinderopvang werd afgenomen, werd teruggevorderd. Als de ouder een O/GS-vermelding had in de systemen werd voor het teruggevorderde bedrag geen betalingsregeling aangegaan. Bezwaar is alleen zinvol als de berekening (dertig procent van het teruggevorderde bedrag waarvoor geen betalingsregeling werd toegekend) niet klopt.

Bezwaar tegen afwijzing compensatie

Voordat de UHT een verzoek om compensatie voor een bepaald jaar afwijst, vraag het advies aan de Commissie van Wijzen. Het verslag van de Commissie van Wijzen wordt verstrekt bij de afwijzing. Bij het maken van bezwaar tegen een afwijzing kan de onderbouwing komen uit het contact met de persoonlijk zaakbehandelaar, het verslag van de Commissie van Wijzen en uit de eventueel verstrekte tijdlijn. Met name op de vraag of er sprake is geweest van institutioneel vooringenomen handelen door de Belastingdienst (zo ja, dan recht op compensatie) kan serieus verweer worden gevoerd tegen het standpunt van de Belastingdienst. Het is zaak de redenering die wordt opgediend in het verslag van de Commissie van Wijzen te weerleggen. Controleer als compensatie er niet in zit of in plaats van afwijzing mogelijk wel een opzet/grove schuld (O/GS) compensatie had moeten worden toegekend (zie voorgaande alinea).

Soms is er nauwelijks informatie voorhanden en moet het bezwaar pro forma worden ingediend. Dan kan het nog worden onderbouwd (of ingetrokken) als de BAC de stukken doorstuurt.

Gang van zaken

De bezwaren worden behandeld door de bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen (verder te noemen: BAC), die een advies geeft aan de UHT. Dit advies wordt in de regel gevolgd. De BAC krijgt op enig moment het hersteldossier van de UHT en stuurt dat door aan de advocaat. Aan de hand daarvan kan het bezwaar zo nodig worden onderbouwd en aangevuld. Daarna komt er een verweerschrift van de Belastingdienst en wordt een hoorzitting ingepland. De zittingen kunnen zowel fysiek als digitaal plaatsvinden. Het verdient aanbeveling om, indien enigszins mogelijk, een fysieke zitting te houden in aanwezigheid van de gedupeerde ouder. Bij een fysieke zitting verloopt de communicatie makkelijker en bevredigender. Ook ontstaan bij digitale zittingen vaak problemen met de verbinding (vaak te wijten aan de kwaliteit van de voorzieningen bij de gedupeerde ouders). Cliënten ervaren de ruimte die ze krijgen bij de BAC om hun verhaal te vertellen als positief. Voor het advies over het bezwaar is dit niet altijd noodzakelijk, maar het gevoel serieus genomen te worden door de BAC is voor het herstel van grote waarde.

Voor de advocaat loont het de moeite om voorafgaand aan de hoorzitting contact te zoeken met de bezwaarbehandelaar bij de UHT om te voorkomen dat bepaalde zaken pas bij de zitting aan de orde komen en hij of zij het antwoord schuldig moet blijven.

Het advies van de BAC gaat naar de Belastingdienst. Die neemt een beslissing en stuurt de beschikking met het advies van de BAC aan de advocaat of ouder.

Werkelijke schade

Als er definitieve besluiten zijn genomen over de gevraagde compensatie kan de gedupeerde ouder ook een verzoek doen bij de Commissie Werkelijke Schade. In het compensatiebesluit is een forfaitaire materiële schadevergoeding opgenomen van 25% van het bedrag aan kinderopvangtoeslag dat de gedupeerde ouder terug moest betalen of niet heeft gekregen en een immateriële schadevergoeding van € 500 per halfjaar. Wie meer materiële en/of immateriële schade heeft geleden, kan zich tot de Commissie Werkelijke Schade wenden. Deze Commissie past het civielrechtelijke schadevergoedingsrecht toe. De ouder moet aannemelijk maken welke schade zij heeft geleden en dat dit het gevolg is van het institutioneel vooringenomen handelen van de Belastingdienst. Voor het begroten van de immateriële schade heeft de commissie inmiddels een beoordelingskadernoot 11 opgesteld waarin verschillende bouwstenen en factoren een rol spelen. Net als de BAC geeft de Commissie Werkelijke schade een advies aan de Belastingdienst, die dan een besluit neemt.

De Commissie Werkelijke Schade heeft pas circa tweehonderd verzoeken afgehandeld.noot 12 Zelf heb ik een aantal verzoeken lopen maar nog geen ervaring met de afhandeling daarvan. Een rondgang onder andere toeslagadvocaten levert op dat er veel onduidelijkheden leven. Hoe moet het causale verband tussen schade en vooringenomen handelen onderbouwd worden? Wie levert en betaalt een deskundige die kan adviseren over de berekening van inkomensverlies? De rol van de advocaat in deze procedure is niet geheel uitgekristalliseerd. Het verzoek bij de Commissie Werkelijke Schade kan worden gedaan met een gestandaardiseerd formuliernoot 13 dat zich richt op de ouder en daarin aangeeft welke posten eventueel voor vergoeding in aanmerking komen. Onder advocaten is er discussie in hoeverre de ouder het standaardformulier met enige begeleiding van de advocaat zelf zou kunnen opstellen, dan wel of de advocaat dit geheel zou moeten overnemen.

Na de beslissing van de Belastingdienst op het verzoek om werkelijke schade kan de gedupeerde ouder daartegen in bezwaar. Dat bezwaar komt dan terecht bij de BAC.

Verschillende procedures

Voor ouders is het bezwaarlijk dat er meerdere procedures lopen die zeer verschillend van insteek zijn. De BAC heeft in haar eerste evaluatieverslagnoot 14 voorgesteld om het advies van de Commissie Werkelijke Schade (en de beslissing van de Belastingdienst om dat advies al dan niet te volgen) naar voren te halen en dat tegelijkertijd met de definitieve compensatiebeschikking te verstrekken. Dat geeft voor de ouder een compleet beeld. Voor zover de ouder bezwaar wil indienen, kan de BAC dan ook beide componenten in haar advies meenemen.

Verdere stappen

Nadat de bezwaarprocedures voor de compensatieregeling en/of de vergoeding van de werkelijke schade zijn afgerond, staat ook de weg naar de rechter nog open. Gezien de lange doorlooptijd bij de integrale herbeoordeling en de bezwaarfase zijn er nog geen procedures bij de rechter afgerond over de toepassing van de herstelregelingen. Tot nog toe zijn er bij 17.386 afgeronde beoordelingen (nog ruim 40.000 te gaan) 3.188 bezwaarschriften ingediend.noot 15 Naar verwachting zullen er nog vele bezwaarschriften en beroepsprocedures volgen.

Vergoedingen

Voor de integrale beoordeling vergoedt de Raad voor Rechtsbijstand 4 of 10 punten, afhankelijk van de vraag of er minder of meer dan zes uur is besteed. Per afgehandeld bezwaar vergoedt de Raad voor Rechtsbijstand 9 punten à € 119,40. Voor een verzoek bij de Commissie Werkelijke Schade vergoedt de Raad eveneens 4 of 10 punten, afhankelijk van de vraag of er minder of meer dan zes uur is besteed. Het betreft meestal intensieve procedures waarbij met name het contact met de gedupeerde ouder er vaak toe leidt dat de tijdsbesteding van de advocaat het aantal vergoede uren te boven gaat.

Bij een gewonnen bezwaarprocedure wordt op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht 1 punt toegekend voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het bijwonen van de hoorzitting. Er wordt gerekend met wegingsfactor 2 (vanwege het gewicht van de zaak). In de praktijk betekent dat 2 punten x wegingsfactor 2 x € 748 per procespunt = € 2.996.

Inlevingsvermogen

De rol van de advocaat in de hersteloperatie is divers. Aan de ene kant is deze vrij technisch van aard en toetst de advocaat de beslissingen aan de wet en de diverse compensatieregelingen en controleert hij of zij de berekeningen. Aan de andere kant begeleidt de advocaat een vaak getraumatiseerde ouder in een lange en gecompliceerde procedure. Dat vergt veel inlevingsvermogen, tijd en geduld. Deze zaken zijn niet altijd gemakkelijk, wel vaak interessant en zinvol.

Noten

  1. Artikelen 2.1, 2.3 en 2.3 Wet hersteloperatie toeslagen.

  2. Wet hersteloperatie toeslagen artikel 2.1 onder 1b, voorheen artikel 49 Awir.

  3. Wet hersteloperatie toeslagen artikel 2.6, voorheen artikel 49c Awir.

  4. Wet hersteloperatie toeslagen artikel 2.7, voorheen de Catshuisregeling.

  5. Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling (Stcrt. 2021, 14691).

  6. Wet hersteloperatie toeslagen artikel 2.10 tot en met 2.13.

  7. Wet hersteloperatie toeslagen artikel 2.16 tot en met 2.19.

  8. De UHT is onderdeel van Toeslagen van de Belastingdienst en speciaal opgericht voor het uitvoeren van de herstelregelingen. Momenteel werken er circa 1.200 fte.

  9. 12e Voortgangsrapportage Herstel Toeslagen, 21 oktober 2022, p. 20.

  10. Overigens is de bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen (verder te noemen: BAC) die de bezwaren behandelt vrij coulant en adviseert om ook te laat ingediende bezwaren toch in behandeling te nemen.

  11. CWS beleidskader begroting immateriële schadevergoeding, via rijksoverheid.nl

  12. 12e Voortgangsrapportage Herstel Toeslagen, 21 oktober 2022, p. 16.

  13. https://www.werkelijkeschade.nl/aanmelden/documenten/formulieren/2022/11/03/verzoekformulier.

  14. Eerste evaluatieverslag Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen, 31 maart 2022.

  15. 12e Voortgangsrapportage Herstel Toeslagen, 21 oktober 2022, p. 12.