juridisch analyse

Nieuwe berekening partneralimentatie

Met ingang van 2023 geldt een nieuwe methode voor de berekening van partneralimentatie. Familierechtadvocaten Monfrance en Verfuurden geven een toelichting.

Voor kinderalimentatie wordt sinds 1 april 2013 bij het bepalen van de draagkracht gerekend met een forfaitaire woonlast (30% van het netto besteedbaar inkomen). Binnen de familierechtspraak leefde al langer de wens om dat systeem ook voor partneralimentatie toe te passen. Nadat uit het WODC-rapport ‘Alimentatie van nu’ (begin 2021) naar voren kwam dat het in de praktijk breed wordt gedragen om, waar dat kan, ook de draagkracht voor partneralimentatie forfaitair te bepalen, is de ontwikkeling van een dergelijke rekenmethode in een stroomversnelling gekomen. Per 1 januari 2023 zijn de berekeningswijze voor de vaststelling van de draagkracht voor kinder- en partneralimentatie zo veel mogelijk gelijkgetrokken. Het Rapport Alimentatienormen versie 2023-1, waarin de nieuwe rekenmethode is uitgewerkt, kan worden geraadpleegd op www.rechtspraak.nl.

Alvorens in te gaan op de nieuwe systematiek, zal eerst worden stilgestaan bij de beweegredenen van de Expertgroep Alimentatie voor de invoering hiervan.

Achtergrond

De Expertgroep Alimentatie heeft hiervoor enkele beweegredenen naar voren gebracht.noot 1 Allereerst is er de wens om zo veel mogelijk te komen tot één systeem voor het bepalen van de draagkracht, zowel bij kinderalimentatie als bij partneralimentatie. Dat moet zorgen voor meer eenvoud en een meer voorspelbare uitkomst, en minder geschillen. Daarnaast wordt voorkomen dat er door toepassing van verschillende systemen op basis van een forfaitaire woonlast enerzijds een tekort zou zijn aan draagkracht voor het betalen van kinderalimentatie, terwijl anderzijds door de andere rekenwijze bij de onderhoudsplichtige ex-partner wel draagkracht is voor partneralimentatie, bijvoorbeeld omdat de werkelijke woonlast lager is en/of deze met een nieuwe partner kan worden gedeeld. De verwachting is dat de nieuwe manier van rekenen het zwaartepunt van het debat tussen partijen zal doen verschuiven. Het bespreken en toetsen van individuele lasten (keuzes binnen het budget) verdwijnen naar de achtergrond.noot 2

Forfaitair systeem

Uitgangspunt voor de berekening van draagkracht voor partneralimentatie blijft het netto besteedbaar inkomen van de onderhoudsplichtige. Dit is het bruto-inkomen verminderd met de daarover verschuldigde of ingehouden premies en belastingen. Op dit netto besteedbaar inkomen worden in mindering gebracht de redelijke kosten van levensonderhoud van de onderhoudsplichtige. Deze kosten worden dus per 1 januari 2023 forfaitair berekend, te weten:

  • een woonbudget van 30% van het netto besteedbaar inkomen
  • en een bedrag van € 1.175 (januari 2023) voor de kosten van levensonderhoud, dat als volgt is opgebouwd:
    • bijstandsnorm € 1.196;
    • wooncomponent -/- € 223;
    • ziektekosten € 157;
    • ziektekostencomponent -/- € 3;
    • en onvoorziene kosten aan € 50.

De onderhoudsplichtige wordt geacht vanuit het woonbudget alle redelijke lasten voor een woning passend bij zijn/haar inkomen te kunnen voldoen. Daaronder worden onder meer verstaan:

  • voor een huurwoning: de huur (verminderd met eventuele huurtoeslag), verplichte servicekosten en lokale belastingen;
  • voor een koopwoning: de rente over de eigenwoningschuld verminderd met het fiscaal voordeel in verband met de eigen woning, gangbare aflossingen op die schuld, inleg voor spaar- of beleggingspolissen die aan de hypotheek zijn gekoppeld, premie voor de opstalverzekering, lokale belastingen en polder- of waterschapslasten en onderhoudskosten.

Redelijke lasten voor gas, water en licht, voor zowel huur- als koopwoningen, die meer bedragen dan het bedrag dat vanuit de bijstandsnorm kan worden voldaan, worden geacht ook uit het woonbudget voldaan te kunnen worden.

Maatwerk blijft mogelijk

Net zoals bij kinderalimentatie kan ook in de nieuwe berekeningssystematiek voor partneralimentatie afgeweken worden van de forfaitaire lasten. Als de werkelijke woonlasten hoger zijn dan de forfaitaire lasten kan er met de werkelijke woonlasten gerekend worden als er sprake is van duurzaam aanmerkelijk hogere woonlasten, die bovendien niet vermijdbaar en ook niet verwijtbaar zijn.

Als sprake is van een tekort aan draagkracht om in de behoefte te voorzien en de onderhoudsgerechtigde voldoende onderbouwd stelt dat de werkelijke woonlasten van een onderhoudsplichtige duurzaam aanmerkelijk lager zijn dan het woonbudget, bijvoorbeeld omdat de onderhoudsplichtig samenwoont, ligt het op de weg van de onderhoudsplichtige om inzicht te geven in de eigen werkelijke woonlasten. Er kan dan reden zijn om met een lager bedrag dan het woonbudget te rekenen. Als de onderhoudsplichtige samenwoont met een nieuwe partner is bij de beoordeling van de vraag of bij de onderhoudsplichtige sprake is van een duurzaam aanmerkelijk lagere werkelijke woonlast het uitgangspunt dat de partner de helft van de gezamenlijke woonlasten kan dragen.

Voor andere extra lasten die niet vermijdbaar en verwijtbaar zijn, kan, net zoals bij kinderalimentatie, een beroep worden gedaan op paragraaf 7.2 van het Rapport Alimentatienormen om te komen tot een aanpassing van de forfaitaire berekening.

Jusvergelijking wordt inkomensvergelijking

Uitgangspunt blijft dat ervoor moet worden gewaakt dat de onderhoudsgerechtigde, al dan niet in combinatie met eigen inkomen naast de partneralimentatie, meer te besteden heeft dan de onderhoudsplichtige. Als een van partijen stelt dat het vrij te besteden inkomen na de betaling van de partneralimentatie niet gelijk is, dan volgt een inkomensvergelijking waarin wordt berekend bij welk bedrag aan partneralimentatie het besteedbaar inkomen van partijen gelijk is. In deze vergelijking wordt geen rekening meer gehouden met de woonlasten van de alimentatieplichtige en de alimentatiegerechtigde. Er wordt wel rekening gehouden met bijzondere niet-verwijtbare en niet-vermijdbare lasten aan beide zijden.

Ingangsdatum

De nieuwe rekenmethode is van toepassing op zaken die na 1 januari 2023 op zitting worden behandeld en waarbij de ingangsdatum van de (gewijzigde) partneralimentatie op of na 1 januari 2023 ligt.

Obstakels

Het nieuwe systeem heeft zoals gezegd voordelen, maar er is ook veel kritiek geweest op de introductie van de forfaitaire woonlast voor partneralimentatieberekeningen. Zo bestaat er het gevaar dat onderhoudsbijdragen (kinderalimentatie en partneralimentatie) worden vastgesteld die niet aansluiten bij wat, als zou worden uitgegaan van de werkelijke lasten, reëel en betaalbaar is. Ook is het de vraag hoe om te gaan met de situatie waarin de alimentatiegerechtigde vermoedt dat de werkelijke woonlast van de alimentatieplichtige lager is dan de forfaitaire, maar laatstgenoemde daarin geen inzage wil verschaffen. Verwezen wordt verder naar het artikel Woonlasten bij alimentatie; zo moeilijk is het toch niet? van mr. A.R. van Wieren en mr. R.A.M. Verlijsdonk-Gerards, dat is verschenen in het EB 2022/61 en waarin een groot aantal bezwaren behandeld wordt.

Noten

  1. Mr. A.R. van Wieren & mr. R.A.M. Verlijsdonk-Gerards, ‘Woonlasten bij alimentatie; zo moeilijk is het toch niet?’, EB 2022/61.

  2. Mr. J.B. de Groot, ‘Forfaitaire berekening van de draagkracht bij partneralimentatie’, EB 2022/62.