juridisch even opfrissen
De behandelingsovereenkomst: niet-aangaan en opzegging
Wanneer mag een hulpverlener besluiten om een behandelingsovereenkomst niet aan te gaan of op te zeggen?
De ‘overeenkomst inzake geneeskundige behandeling’ is geregeld in afdeling 5 van titel 7 van Boek 7 BW (‘Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst’, ofwel ‘WGBO’). De behandelingsovereenkomst is een bijzondere vorm van de overeenkomst van opdracht die strekt tot het verrichten van geneeskundige handelingen door een hulpverlener in de uitoefening van een geneeskundig beroep of bedrijf.noot 1
Ook voor een behandelingsovereenkomst gelden de algemene voorschriften voor rechtshandelingen en overeenkomsten van Boek 3 en 6 BW. Het aangaan van een behandelingsovereenkomst is vormvrij.noot 2 In de praktijk komt er veelal ook geen schriftelijk contract aan te pas. Het rechtsbeginsel van contractsvrijheid geldt voor behandelingsovereenkomsten echter niet onverkort. Het niet-aangaan en het opzeggen van een behandelingsovereenkomst door een hulpverlener zijn beperkt mogelijk en onderworpen aan zorgvuldigheidsnormen. Slechts in enkele gevallen mag een hulpverlener eenzijdig besluiten om geen behandelrelatie aan te gaan, ingegeven door de afhankelijke positie van de patiënt die zorg nodig heeft en de algemene zorgplicht van een hulpverlener. Gronden voor het niet-aangaan van een behandelingsovereenkomst zijn niet in de WGBO geregeld. Wel biedt de (op jurisprudentie gebaseerde) richtlijn van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst ‘Niet-aangaan of beëindiging van de geneeskundige behandelingsovereenkomst (2021)’ (‘de KNMG-richtlijn’) een leidraad. Volgens deze richtlijn bestaan de drie belangrijkste redenen om een behandelrelatie niet aan te gaan eruit dat a) de aard of omvang van de hulpvraag de expertise of mogelijkheden van de arts te buiten gaat, b) door eerdere ervaringen met de patiënt het bij voorbaat ontbreekt aan een vertrouwensbasis en c) de arts een aanzienlijk belang heeft, meestal organisatorisch, om de behandelingsovereenkomst niet aan te gaan (zoals een te grote reisafstand).noot 3
Naast het bestaan van een gewichtige reden dient de hulpverlener bij het niet-aangaan zorgvuldig te werk te gaan. Ingevolge de KNMG-richtlijn dient de arts a) zijn besluit met de patiënt te bespreken, b) noodzakelijke hulp te verlenen totdat de patiënt een nieuwe behandelaar heeft en c) met toestemming van de patiënt, eventuele gegevens aan de nieuwe behandelaar te verstrekken.noot 4
Een hulpverlener mag een behandelingsovereenkomst ook niet zonder ‘gewichtige redenen’ opzeggen.noot 5 De ratio hiervoor is gelegen in het gezondheidsbelang van de patiënt en zijn afhankelijkheid van de betreffende hulpverlener. Wat gewichtige redenen kunnen zijn, is niet in de WGBO bepaald. Als vijf meest voorkomende gewichtige redenen worden in de KNMG-richtlijn genoemd: a) de aard en/of omvang van de hulpvraag wijzigt wezenlijk en gaat de expertise of de mogelijkheid van de arts te buiten, b) de patiënt vertoont zeer onheus of agressief gedrag, c) de arts heeft een ernstig conflict met de patiënt en/of de patiënt wil niet meewerken aan de behandeling, d) de patiënt weigert voortdurend de rekening te betalen en e) de arts heeft een aanzienlijk belang bij het beëindigen van de behandelingsovereenkomst (zoals arbeidsongeschiktheid of pensionering).noot 6
Ook bij opzegging is het enkele bestaan van een gewichtige reden onvoldoende. Ingevolge de KNMG-richtlijn moet zorgvuldig worden gehandeld, bestaande uit: a) de patiënt herhaaldelijk waarschuwen en onderzoeken of herstel van de relatie mogelijk is, b) de patiënt tijdig mondeling informeren over zijn besluit en dit besluit schriftelijk bevestigen, c) een redelijke termijn aanhouden voordat hij de overeenkomst daadwerkelijk beëindigt, d) noodzakelijke hulp blijven verlenen of laten verlenen, tot de patiënt een andere behandelaar heeft gevonden en e) medewerking verlenen om na de beëindiging elders zorg te ontvangen.noot 7
Het (vermeend) in strijd handelen met de hiervoor omschreven restricties en waarborgen is regelmatig onderwerp van tuchtprocedures en kort gedingen, die kunnen resulteren in bijvoorbeeld een waarschuwingnoot 8 respectievelijk een gebod tot voortzetting van de zorgverlening.noot 9 Per geval moet worden bekeken of er bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat een behandelrelatie niet wordt aangegaan of wordt beëindigd. Terughoudendheid en zorgvuldigheid zijn geboden. Dat betekent niet dat de hulpverlener immer moet toegeven. Klachten en vorderingen van patiënten worden ook met regelmaat (terecht) afgewezen.noot 10
Noten
-
Artikel 7:446 lid 2 t/m 4 BW. Zie ook de schakelbepaling van art. 7:464 BW.
-
Artikel 3:37 BW.
-
KNMG-richtlijn, p. 8 e.v.
-
KNMG-richtlijn, p. 11 en 12.
-
Vgl. artikel 7:460 BW en artikel 7:408 lid 2 BW.
-
KNMG-richtlijn, p. 13 e.v.
-
KNMG-richtlijn, p. 18 e.v.
-
RGT Zwolle 14 januari 2020, TvGR 2020/06.
-
Vgl. Rb. Oost-Brabant 9 maart 2018, GJ 2018/78.
-
Vgl. RGT Amsterdam 28 oktober 2021, ECLI:NL:TGZRAMS:2021:99; Rb. Limburg 23 maart 2021, ECLI:NL:RBLIM:2021:2542 en Rb. Overijssel 6 april 2022, ECLI:NL:RBOVE:2022:985.