vak & mens

Wat te doen met het toezicht?

Minister Weerwind voor Rechtsbescherming stuurt aan op landelijk toezicht op de advocatuur, een plan dat breed wordt gedragen. Over twee aspecten lopen de meningen echter uiteen. Moet de landelijk toezichthouder (LTA) een orgaan van de NOvA worden of toch liever een zelfstandig bestuursorgaan (zbo)? En hoe zit het met de klachtbehandeling: bij de lokale dekens laten of ook overhevelen naar de LTA? Om de discussie enigszins overzichtelijk te houden, zetten we verschillende meningen op een rij.

– Roelie van Wijk, kroonlid en fungerend voorzitter van het college van toezicht (CvT) van de NOvA.

‘Vooropstaat dat de LTA zo onafhankelijk mogelijk moet kunnen opereren. Onafhankelijk betekent voor het CvT ook en bovenal onafhankelijk van de staat. Het college denkt dat die onafhankelijkheid binnen de beroepsgroep te organiseren is, mits er duidelijke wettelijke schotten komen en bevoegdheden en verantwoordelijkheden goed gescheiden zijn. In het bestuur van de LTA en de toezichthouders eronder moet nadrukkelijk plaats zijn voor niet-advocaten. Het college vindt diversiteit en specifieke expertise belangrijk, ook gezien de complexiteit van de casussen. Denk bijvoorbeeld aan grote financiële fraudezaken. Er moet een duidelijke scheiding komen tussen de taken van de LTA en de verantwoordelijkheden van de lokale dekens. De huidige dekens gaan zich met de lokale klachtenbehandeling bezighouden. De lokale toezichthouders, die onder de LTA gaan vallen, met toezicht. Informatie-uitwisseling wordt erg belangrijk en dit moet goed in de wet geborgd worden. Klachten kunnen immers belangrijke signalen opleveren voor het toezicht. In de voorstellen van de minister blijft een groot deel van het huidige werk bij de lokale dekens. Bij voldoende duidelijkheid over onderlinge rollen, verantwoordelijkheden en samenwerking zal dit tot een slagvaardig en deskundig LTA op landelijk niveau kunnen leiden.’


– Jeroen Kremers, voormalig kroonlid van het college van toezicht van de NOvA.

‘De LTA moet onafhankelijk zijn van zowel de staat als de onder toezicht gestelde advocaten en advocatenkantoren. Hieraan kan alleen worden voldaan als de LTA als zbo buiten de NOvA wordt gepositioneerd. Binnen de NOvA zou de landelijk toezichthouder niet onafhankelijk zijn van de onder toezicht gestelden.

De raad van commissarissen (RvC) van de LTA moet beslissen over de benoeming van bestuurders, hun salaris en de begroting. Leden van de RvC worden benoemd door een bij wet ingestelde commissie bestaande uit enkele leden vanuit hoge colleges van staat. Beleidsregels voor het toezicht stelt de LTA zelf op.

De inrichting van deze nieuwe toezichthouder moet in detail bij wet worden vastgelegd. Alleen dan zal de LTA kunnen functioneren zoals beoogd: als een onafhankelijke, professionele, effectieve toezichthouder. Dat lukt niet met een artikeltje in de Advocatenwet. Volgens een brief van 28 oktober van een twintigtal advocaten en overige deskundigen aan minister Weerwind en de Tweede Kamer, waar ook mijn naam onder staat, dient de zbo in opdracht van de minister door een extern deskundige te worden uitgewerkt. Niet in de achterkamertjes.

De LTA moet eindverantwoordelijk worden voor het lokale toezicht inclusief de klachtbehandeling, uitgevoerd door lokale toezichthouders, waardoor de kracht van de huidige lokale inbedding behouden blijft.’


– Songül Mutluer, Tweede Kamerlid PvdA.

Wat mij betreft, moet de landelijk toezichthouder advocatuur helemaal buiten de NOvA worden georganiseerd. Omdat alleen dan de onafhankelijkheid is gewaarborgd of in ieder geval de schijn van afhankelijkheid vermeden kan worden. Hoe die LTA precies wordt ingericht, is een tweede vraag. Voor mij gaat het vooral over de positionering buiten de advocatuur en buiten de staat. Een zelfstandig bestuursorgaan is een mogelijkheid. Daarin kan de inrichting verder worden geregeld. Het lokaal toezicht kan eventueel wel binnen de advocatuur worden geregeld, mits het landelijke maar buiten is georganiseerd.’


– Eef van de Wiel, deken van Noord-Nederland en voorzitter dekenberaad & Maaike Bomers, deken van Gelderland en vicevoorzitter dekenberaad.

‘H uitgangspunt van alle dekens is dat de LTA onafhankelijk moet zijn van de staat en onafhankelijk van de advocaten die onder het toezicht zijn gesteld. Die onafhankelijkheid dient zowel te gelden voor de positionering als de uitvoering van de toezichttaken. De juridische varianten die één en ander kunnen waarborgen, moeten grondig worden onderzocht en hierover moet een goede inhoudelijke discussie worden gevoerd. Een optie is de instelling van een aparte publiekrechtelijke rechtspersoon die, evenals de lokale orden, nevengeschikt is aan de NOvA, maar wel binnen de advocatuur is gepositioneerd.

Wij vinden het vanuit oogpunt van governance ook van belang dat de bestuursleden van de LTA (mede) worden benoemd en ontslagen door een onafhankelijk orgaan of onafhankelijke functionarissen. Essentieel vinden wij daarnaast dat binnen het toekomstige bestel zowel centraal als lokaal toezicht wordt ondergebracht. Het centraal toezicht dient zich voornamelijk te richten op onderwerpen als grote kantoren, ondermijning en Wwft. Het lokaal toezicht is er voor het lokale maatwerk. Daarvoor zijn lokale toezichthouders nodig die onderdeel zijn van de fijnmazige arrondissementale inbedding, met alle benodigde voelsprieten maar ook om met het toezichtinstrumentarium op grond van de Awb informatie van partijen te kunnen vorderen. Uit de klachtbehandeling komt relevante informatie voor het houden van toezicht voort. Daarom is het onmisbaar dat één en ander bij elkaar blijft.’


– Fred Hammerstein, oud-raadsheer van de Hoge Raad.

De minister had er naar mijn opvatting beter aan gedaan de uitkomsten van de evaluatie door Pro Facto te volgen. De positie van de dekens zou in een dekenberaad kunnen worden versterkt. Een geheel van de NOVA onafhankelijk college van toezicht zou het stelseltoezicht kunnen uitoefenen.

Nu die koers niet is gevolgd, en gekozen is voor een landelijk toezichthouder, moet deze losgekoppeld worden van de NOvA. Dat is uiteindelijk de beste manier om de onafhankelijkheid te waarborgen. In de brief van 28 oktober aan de minister en de Tweede Kamer, van een twintigtal advocaten en overige deskundigen, waarvan ik één van de ondergetekenden ben, is gepleit voor een op maat gemaakte zbo. Daarin kan een toezichthoudend orgaan worden ondergebracht dat de benoeming en andere zaken in handen krijgt. De lokale dekens moeten toezicht blijven houden en klachten behandelen omdat ze daartoe het best zijn uitgerust, ook vanwege de plaatselijke bekendheid. In plaats van gekozen te worden, moeten zij na een zorgvuldige selectieprocedure worden benoemd.’


– Michel Moeijes, deken van Noord-Holland.

‘Het is vreemd dat er advocaten zijn die pleiten voor het onderbrengen van de LTA in een zbo. De Kaderwet zelfstandige bestuursorganen spreekt over “openbaar gezag”. De staat heeft bij een zbo naar zijn aard altijd de mogelijkheid om in te grijpen. Ik zie geen enkel bezwaar dat de LTA een orgaan wordt van de Nederlandse orde van advocaten (NOvA). De LTA moet wel volstrekt zelfstandig van andere organen van de NOvA functioneren, gelijk als bijvoorbeeld ook het college van toezicht en de raad van advies organen van de NOvA zijn die geheel zelfstandig functioneren.

Toezicht moet efficiënt en doelmatig worden uitgevoerd. Er komt één landelijke toezichthouder die daar invulling aan gaat geven. Naar mijn mening moet het aan deze nieuwe LTA worden gelaten op welke wijze de lokale inbedding wordt ingevuld. Wettelijke vastlegging daarvan kan de nieuwe LTA onnodig gaan beperken, dat is niet wenselijk.

De lokale klachtbehandeling kan bij de huidige deken blijven. Als de LTA de ruim 2.400 klachten moet gaan behandelen die jaarlijks worden ingediend, zal dat deze nieuwe toezichthouder enorm gaan belasten. In 2021 hebben 2.435 klachten geleid tot 75 dekenonderzoeken. In de gevallen dat de deken bij de klachtbehandeling misstanden constateert, kan een eenvoudige meldplicht maken dat de LTA hierover geïnformeerd wordt.’


– Dirk Giltay Veth, lid van het college van afgevaardigden, arrondissement Noord-Holland.

‘Naar mijn idee is het essentieel dat de LTA een plek krijgt binnen de NOvA. Maar wel op een dusdanige wijze dat de onafhankelijkheid zo goed mogelijk is geborgd. De NOvA is uiteraard een bijzonder publiekrechtelijk bestuursorgaan want onafhankelijk van ieder toezicht vanuit de staat. En laten we dat graag zo houden. Het opzetten van een LTA buiten de NOvA als zelfstandig bestuursorgaan (zbo) betekent daarentegen het introduceren van staatstoezicht op de advocatuur. Immers over een zbo heeft de minister juist wel enige zeggenschap. En de minister is bij een zbo verantwoordelijk voor het beleid dat dit orgaan uitvoert en voor het toezicht daarop. Dat lijkt mij onwenselijk bij de LTA.

Ik zie absoluut het belang van de lokale inbedding van het toezicht. Echter de wijze waarop dit moet worden ingericht, is iets waarover alle betrokkenen goed moeten nadenken.’


– Jo-Anne Nijland, lid van het college van afgevaardigden, arrondissement Amsterdam.

‘Ik denk dat we als advocatuur goed moeten nadenken over de positionering van de LTA en de onafhankelijkheid van ons toezicht. Voor mijn gevoel gaat dat (besluitvormings)proces nu te snel. Ik zou graag willen pleiten voor meer tijd en ruimte, voor het delen van standpunten en het voeren van discussie binnen de balie. Als voorbeeld verwijs ik graag naar het symposium “Versterking toezicht op de advocatuur: hoe dan?” op 24 november, georganiseerd door de Praktizijns-Sociëteit in Amsterdam. Daar gingen een oud-deken, de voorzitter van het dekenberaad en een oud-CvT-lid met advocaten in discussie. De discussie was niet alleen verhelderend, maar toonde ook de eensgezindheid over het belang van een onafhankelijk en sterk LTA.

Het tuchtrecht is naar mijn mening belangrijk en zou daarom een belangrijke rol moeten blijven spelen in het toezicht. Welke rol de dekens daarin moeten en kunnen vervullen, zal uitkomst moeten zijn van de verdere discussie die wij nog moeten voeren.’


– Acht grote kantoren in een brief van 25 augustus aan minister Weerwind.

Acht grote kantoren (Allen & Overy, Baker & McKenzie, De Brauw Blackstone Westbroek, Van Doorne, Houthoff, Loyens & Loeff, NautaDutilh en Stibbe) zetten afgelopen zomer hun visie uiteen in een brief aan de minister. Centraal toezicht door een LTA is prima zolang het gaat om zaken als ondermijning en Wwft, stelden ze. Maar het toezicht op andere zaken, zoals de begeleiding van stagiairs, kan in hun ogen beter lokaal worden georganiseerd.

Een knip waarbij het toezicht bij de LTA belandt en de klachtbehandeling bij de dekens vinden de acht kantoren onwenselijk. ‘Indien een cliënt of derde bijvoorbeeld een klacht bij de lokale deken indient over betrokkenheid van een advocaat bij een criminele transactie, zal er parallel een onderzoek door de deken naar die klacht plaatsvinden en een onderzoek door de LTA. Dat kan nodeloos complicerend werken.’

De dekens zijn lokaal goed ingevoerd en vangen tal van signalen op. Om die reden is het beter de rol van de lokale deken te splitsen in een ‘pastorale deken’ (vertrouwenspersoon, bemiddeling) en een ‘toezicht-deken’ (onderdeel van de LTA), aldus de briefschrijvers. ‘Wij realiseren ons dat de splitsing van de dekenfunctie ook weer uitdagingen met zich brengt, omdat in plaats van één deken feitelijk twee dekens zullen functioneren (en daarvoor geschikte kandidaten moeten worden gevonden). De “toezicht-deken” wordt op deze manier echter wel geïntegreerd in de LTA. Onder meer de in de praktijk belangrijke klachtbehandeling, het tuchtrecht en de signalen die daaruit voortvloeien, worden dan binnen het kader en de regie van de LTA gebracht.’


– algemene raad van de NOvA.

De algemene raad van de Nederlandse orde van advocaten verklaarde begin december op de eigen website het plan van de minister te steunen ‘waarbij het toezicht landelijk wordt uitgeoefend en binnen de beroepsgroep, de Nederlandse orde van advocaten, georganiseerd blijft. Toezicht binnen de beroepsgroep is van belang voor de onafhankelijke positie van advocaten en daarmee voor rechtzoekenden.’

De algemene raad onderstreept het belang om schijn van beïnvloeding van de LTA door de NOvA te voorkomen. ‘Leden van de LTA mogen geen lid zijn van andere organen binnen de NOvA en lokale orden en zij worden vrijgesteld van advocaten-werkzaamheden.’ Een ‘blik van buiten’ moet onafhankelijkheid garanderen bij de benoeming van de leden van de LTA. De LTA op zijn beurt benoemt zijn eigen personeel dat uitsluitend verantwoording schuldig is aan de LTA. Financiële onafhankelijkheid is gewaarborgd doordat de LTA in overleg met de algemene raad en de ‘blik van buiten’ zijn eigen begroting vaststelt en zelfstandig kan beschikken over het budget.

De NOvA wijst verder op het belang van goede informatie-uitwisseling tussen de lokale dekens en de LTA, zodat er geen zaken aan het blikveld van de toezichthouder onttrokken worden.