actueel

‘Rolrechters, doe niet zuinig over wat extra leestijd’

De Hoge Raad besloot dit voorjaar dat gerechtshoven beperkingen mogen stellen aan de omvang van civiele processtukken. Een gemiste kans, vinden advocaten en deskundigen.

Met de uitspraak is het adagium ‘zo kort als mogelijk, zo lang als nodig’ nog meer ingepeperd. Dat is volgens Tom Barkhuysen, hoogleraar staats- en bestuursrecht aan de Universiteit Leiden en advocaat bij Stibbe, het enige positieve effect van de prejudiciële beslissing van de Hoge Raad. Verder noemt hij de uitspraak teleurstellend.

Tom Barkhuysen

Sinds 1 april 2021 hebben de gerechtshoven in het Landelijk Procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven en in het Procesreglement verzoekschriftprocedures handels- en insolventiezaken gerechtshoven opgenomen dat processtukken in hoger beroep niet langer mogen zijn dan 25 bladzijden, tenzij de rechter toestemming heeft gegeven voor een langer processtuk. De hoven willen daarmee paal en perk stellen aan de tijd die een rechter aan een zaak dient te besteden.

Vanuit de advocatuur is fel geprotesteerd tegen de limiet, omdat die een belemmering vormt bij het procederen en daarmee in het nadeel zou zijn van partijen. Een groep van 69 advocaten eiste in juni vorig jaar in een spoedprocedure bij de Haagse rechtbank dat de maatregel ongedaan zou worden gemaakt in afwachting van een bodemprocedure. De rechter wees die eis af, maar stelde wel prejudiciële vragen aan de Hoge Raad.

Met de prejudiciële beslissing maakte de Hoge Raad in juni een einde aan het geschil. Volgens de Hoge Raad is de rechter niet alleen bevoegd om in het procesreglement de omvang van de stukken te reguleren, maar is een landelijke richtlijn zelfs wenselijk omdat de rechterlijke capaciteit beperkt is. Invoering van de limiet dient een legitiem doel en is niet disproportioneel, aldus de uitspraak. ‘In de overgrote meerderheid van de zaken volstaan 25 pagina’s zodat het recht op toegang tot de rechter en op hoor en wederhoor niet in het gedrang komt. Bovendien bestaat steeds de gelegenheid om de zaak mondeling toe te lichten en kan er als het nodig is toestemming worden gevraagd een langer processtuk in te dienen.’

Wettelijke basis

Volgens Barkhuysen gaat De Hoge Raad te gemakkelijk voorbij aan de vraag of er wel een wettelijke basis is voor het verbinden van een sanctie aan het overschrijden van de limiet en daarmee aan de eisen van toegang tot de rechter en alles wat daar mee samenhangt. ‘Zo’n belangrijke beperking, dat die alleen in het reglement van het hof kan worden geregeld. Daar heb ik heel veel vraagtekens bij.’

Limitering van processtukken vergt volgens Barkhuysen een principiële afweging van de wetgever. Die moet tegelijkertijd ook nadenken over de condities: hoe bepaal je die omvang dan en wat zijn nou goede redenen om een uitzondering te krijgen? ‘Daar moet je echt goed over nadenken voordat je überhaupt een regeling kan invoeren. Dat hoort bij een zorgvuldig wetgevingsproces, net zoals het voeren van een open overleg met andere betrokken partijen, bijvoorbeeld de advocatuur. Dat is hier allemaal niet gebeurd.’

Fred Hammerstein, oud-raadsheer bij de Hoge Raad, beaamt dat. ‘Anders dan de Hoge Raad in afwijking van de conclusie procureur-generaal heeft geoordeeld, is voor limitering van processtukken een wettelijke basis nodig in verband met beperking van de vrije toegang tot de rechter. Het getuigt niet van wijs beleid een capaciteitsprobleem van de gerechtshoven zonder behoorlijk overleg bij partijen neer te leggen. Limitering van processtukken lost het probleem niet op en vergroot alleen maar de werklast van de hoven. In plaats van de botte bijl te hanteren zouden een scherpe analyse van de problemen en een constructief overleg tussen rechtspraak en balie tot een veel beter resultaat kunnen leiden. Een gemiste kans.’

Nadine Groeneveld-Tijssens

Barkhuysen is er ook niet zeker van dat de limitering ervoor zorgt dat het capaciteitsprobleem wordt opgelost. In de praktijk zal er vaak om een uitzondering worden gevraagd, denkt hij, en beslissingen op uitzonderingsverzoeken leveren een hoop werk op. Daarnaast verwacht de advocaat dat stukken minder zelfstandig leesbaar worden. ‘Er zal in hoger beroep veel meer worden terugverwezen naar stukken in eerste aanleg. Ik schrijf mijn stukken liefst zo dat je het zelfstandig kan lezen, zonder dat je het hele dossier moet doornemen. Dat lukt met deze limiet niet meer. Ik stel me zo voor dat de rechter nu elke keer moet terugbladeren in dossiers en dat het er daarmee juist niet makkelijker op wordt.’

Rob Meijer, cassatieadvocaat bij Houthoff, stelt dat er ‘ongetwijfeld te vaak repetitieve, warrige en onnodig dikke memories’ worden ingediend. Maar er bestaat volgens hem ‘geen enkel bewijs dat de te lange behandeltijden en de onaanvaardbare achterstanden bij de hoven voornamelijk door memories van meer dan 25 pagina’s zijn veroorzaakt’.

Evaluatie

Volgens Nadine Groeneveld-Tijssens, cassatieadvocaat bij AKD Benelux Lawyers en bijzonder hoogleraar appelrechtspraak aan Tilburg University, verdient de wijze waarop het besluit over de limieten is genomen misschien niet de schoonheidsprijs. ‘Maar het daarmee afgegeven signaal dat advocaten kritisch moeten zijn op hun eigen werk en op hun verantwoordelijkheid voor een efficiënte en toegankelijke rechtsgang, moet serieus genomen worden. Het is de vraag of maximering nu de meest efficiënte maatregel is, maar ik zie het vooral als een mooie aanleiding om als rechterlijke macht en advocatuur op termijn samen te komen tot voorwaarden en maatregelen waarmee een efficiënte en kwalitatief hoogstaande rechtsgang kan worden gewaarborgd.’

Fred Hammerstein

Groeneveld-Tijssens pleit daarbij voor meer aandacht voor de kwaliteit van processtukken en arresten. Wat haar betreft, moeten (andere) randvoorwaarden voor het schrijven van goede stukken en arresten, zoals de daarvoor benodigde termijn, ook eens kritisch tegen het licht worden gehouden.

Barkhuysen is voor nu vooral nieuwsgierig naar een goede evaluatie. ‘Of het echt tijdwinst oplevert en of advocaten het idee hebben dat ze de zaak voor hun cliënt op een goede manier kunnen presenteren of niet. Ook ben ik heel benieuwd in hoeverre die kortere stukken nu leiden tot meer uitspraken en arresten die onderuitgaan in een hogere instantie. Dat zijn allemaal dingen die we eigenlijk van tevoren via een experiment hadden moeten uitzoeken, voordat het werd ingevoerd.’

Meijer is benieuwd naar het individuele beleid van de verschillende rolrechters die op de uitzonderingsverzoeken met spoed moeten beslissen. ‘Wat zullen zij een “complexe” zaak vinden en hoeveel pagina’s extra vinden zij door die complexiteit gerechtvaardigd?’

Zijn hoop is gevestigd op een wijs en vooral tolerant beleid van de rolrechters. ‘In de “paar” zaken waarin een partij gemotiveerd om meer pagina’s verzoekt, moet niet zuinig worden gedaan over wat extra leestijd. Ik zie in de praktijk namelijk geen nuttige ruimte voor de door de Hoge Raad in zijn arrest voorbehouden cassatietoetsing van afwijzingen van verzoeken om meer pagina’s.’